Goede Vrijdag
Laat mij maar naar de vogels kijken
musjes wippen in de witte roos.
Laat mij maar zitten op het pleintje
onder de luifel met een koffie en
de mensen die voorbij gaan. Wa-
ter spettert in de zon. Laat me
naar die berk daar kijken, stille
molen zonder baan, met ook dit jaar
weer een nestje tortelduiven.
Kijk hoe het landschap weg wiekt,
laat mij maar achter in de trein
met een prinses die vraagt Hoelang nog
en ik hoop dat ze hoort wat ik zie,
een dag vliegt voorbij. Bijna thuis.
Categorie: Verhalend
Z00 Palescue #28: De Topwolf
Voorpublicatie: een nieuw dier in exact 300 woorden voor het decembernummer van Veren & Vachten
Tijdens de Lockdown zag ik op YouTube een wolf door Soest lopen. Nu zag en hoorde je wel meer rare dingen tijdens de Coronacrisis, maar ook dit jaar zijn er serieuze meldingen van de Wolf in onze omgeving.
Anderhalve eeuw nadat hij in Nederland was uitgeroeid kwam de eerste in 2015 Drenthe weer binnenwandelen. Niet dat er nu hele roedels op de Utrechtse Heuvelrug wonen, in heel Nederland wonen er 35. Het blijven bedreigde dieren, al staan ze bovenaan een voedselketen.
De Wolf spreekt tot de verbeelding maar werkt ook in op de werkelijkheid. Waar hij woont, verandert het ecosysteem. Het steentje dat aan de top van de piramide gaat rollen, veroorzaakt een lawine aan effecten in de natuur. In het Amerikaanse Yellowstone Park (negen keer de Veluwe) wordt dat onderzocht, al zal de Wolf hier moeilijk zoveel ruimte krijgen.
Natuurbeschermers heetten de wederkomst welkom; schapenhouders en boerengezinde politici schoten in de aanval. Maar een doodgeschoten Wolf betekent nog geen vrijlopend schaap. Voordat ze sowieso slachtvee worden, bezwijken er nu vooral veel aan het Blauwtongvirus.
Schapen zijn ook goed te beschermen tegen de Wolf. Daar heeft de mens potige herdershonden voor gefokt en getraind. En ’s nachts kunnen ze achter een elektrische omheining. Bestaande hekken hoeven vaak alleen te worden aangepast. Wat niet helpt, is dat Nederlandse veehouders altijd een bedrag krijgen voor een door de Wolf gedood dier, of er een goed hek stond of niet. Sommige dierenhouders vinden een wolfwerende omheining te veel werk en/of te duur wegens onvoldoende subsidie.
De Wolf is onderwerp van oeroude verhalen en is ook nu nog een krachtig symbool. Talloos zijn de logo’s met de wolf als embleem voor zowel vrijheid en zelfstandigheid als voor familie en groepsgevoel, voor zowel kracht en macht, als voor wijsheid en intelligentie. Zowel moordenaar als leraar.
Illustratie: aquarel, marker, vulpen en crayons
En zo verscheen het in december 2023 in nr.4 van de 18e jaargang. De blauwe lijntjes voor links werken op papier natuurlijk niet. Mede door de typografie vallen ook wat stilistische slordigheden op. En de tekening is wat donker uitgevallen. In bovenstaande versie trouwens ook. In het echt is het rood feller.
Z00 Palescue #26: De Parkparkiet
Een nieuw dier in driehonderd woorden voor de volgende Veren & Vachten:
Het is niet vaak dat mijn ritme gelijk loopt met de natuur, maar eerder dit jaar kwam ik een paar dagen gelijk met de zon op in Den Haag. Bij het wachten voor een stoplicht hoorde ik luid gekwetter in de bomen. Daar bleek zich een bende protesterende halsbandparkieten te verzamelen om over te steken naar het Malieveld. Nog geen week kruisten zich onze wegen, daarna was het te vroeg licht en waren ze al langs geweest.
Ze stammen af van volièrevogels die oorspronkelijk uit Afrika en Zuidoost Azië komen. Al sinds 1968 broeden ze in Nederland. Ze koloniseerden vanuit Den Haag de parken in de Randstad en zijn met inmiddels 22.000 exemplaren luid en duidelijk aanwezig. Het lijken kleine papegaaien met knalgroene veren en vuurrode snavel. De zwart-roze halsband is alleen voor mannetjes. Ze zijn met 40 centimeter best lang, al zit dat vooral in de staart.
Door de milde winters is het goed toeven in de Europese steden en het is leuk zo’n nieuw dier te zien, want vele sterven uit. Met de hogere temperatuur wordt het bos steeds stiller, het water leger, de aarde dor. Klimaatverandering en natuurverlies zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Maar we zien dus ook nieuwe soorten. Het worden exoten genoemd, en kunnen een plaag worden, denk aan de Japanse Duizendknoop of Amerikaanse rivierkreeft: invasieve exoten. De halsbandparkiet valt daar ook onder. In hun oorspronkelijke leefomgeving maken ze zich niet populair door vandalistisch gedrag in boomgaarden. Dat kan wat worden, als ze de fruitbomen in de Betuwe ontdekken.
Het Wereld Natuur Fonds publiceert elke twee jaar het Living Planet Report. Directeur Kirsten Schuijt: “We hebben de natuur inmiddels zo diep uitgehold dat ons welzijn en onze welvaart in het geding komen. Rijke, diverse natuur is nodig voor schoon water, bestuiving van gewassen en natuurlijke plaagbestrijding.”
En zo kwam het in de bus op pagina 25 van Veren & Vachten (jg.18, nr.2), het lijfblad van de Stichting Dierenzorg Eemland:
Z00 Palescue #25: De grote dode specht
Als je het roffelen van de specht hoort, is het altijd leuk hem ook in het oog te krijgen. Je gaat van het pad af en sluipt tussen de bomen, wijst fluisterend: “Kijk daar, bijna bovenin. Nee, nu hupt ‘ie naar de achterkant.”
Deze grote bonte specht maakte maar één klap, tegen de glazen achtergevel. De kinderen schoten in de verzorgingsstand, en gaven het vogeltje water. Het hielp niet. Een paar minuten later blies de specht zijn laatste adem uit in de hand van mijn vrouw. “Het was zo licht, hij woog niet meer dan de lucht in zijn lijfje.” Het fraaie vogeltje werd met gepaste plechtigheid begraven in de tuin en al snel vergeten.
De dood is herkenbaar, ook voor de kleine kinderen was het direct duidelijk dat de vogel was gestorven. De komst van het leven is mysterieuzer. Wanneer wordt de druppel water, een molecuul H2O, onderdeel van je lichaam? Hoe wordt een zonnestraal opgenomen door een boom? Dat is de magie van biochemie. En dan: hoe en wanneer is het leven ontstaan?
Men schat dat hier bijna 4 miljard jaar geleden leven kwam, kort nadat de Aarde was gevormd. Dit is gebaseerd op studies naar meteorieten en aardse rotsen, die het bestaan van eenvoudige cellen uit die tijd bewijzen. Maar hoe? Misschien ontstond in zee ‘automatisch’ de perfecte voedingsbodem, misschien sloeg het in met een meteoriet, we weten het niet. Het hoe blijft, waar dan ook, verborgen.
De mens is goed in het doodmaken, en het maken van dode dingen. We kennen oneindig veel mogelijkheden om vrijwel alle levensvormen uit te schakelen. Maar het ontstaan van leven blijft een mysterie. In het laboratorium kunnen we een beetje vlees opkweken. Daar zijn nog altijd bestaande stamcellen voor nodig. Om uit het niets iets levends te scheppen lukt niet.
ChatGPT voor al uw tekst, of: Computer Zegt Nee?
De wekelijkse rubriek ‘Raadgever’ in de Soester Courant is deze week voor een fractielid van Gemeentebelangen Groen Soest (GGS). Met deze rubriek geeft de krant telkens een raadslid de kans een persoonlijke bijdrage te geven. Deze keer Cees Paul.
Mijn teksten ontstaan handgeschreven, inkt op papier. Deze wilde ik maken met ChatGPT. De chatbot zou een revolutie zijn voor de manier hoe we omgaan met kennis en teksten. De site was overbelast dus moest ik het zelf doen: wat heb ik zoal gelezen, gezien en gehoord en hoe verwerk ik dat in 2.550 tekens? De processor in mijn hoofd ging aan het werk. Ook die verbindt met kleine elektrische stroompjes informatie uit verschillende netwerken, alleen is mijn hoofd geen datacentrum. Het heeft wandelingen nodig en heel veel koffie. Uiteindelijk kreeg ik toegang tot ChatGPT en vroeg: “een persoonlijke tekst als gemeenteraadslid van Soest. Betrokkenheid.” De cursor knipperde even en schreef:
“Als gemeenteraadslid van Soest voel ik mij nauw betrokken bij de inwoners en ondernemers van onze gemeente. Mijn doel is om mij in te zetten voor de belangen van de inwoners en om mee te werken aan een gemeente waar het goed wonen, werken en leven is. Een van mijn belangrijkste prioriteiten is het verbeteren van de leefbaarheid in Soest. Dit kan door bijvoorbeeld het versterken van de lokale economie, het bevorderen van de participatie van inwoners in de gemeentelijke besluitvorming en het creëren van meer groen en openbare ruimtes in onze gemeente.”
Al zou bijna elk gemeenteraadslid het als bio kunnen gebruiken, ChatGPT is echt iets nieuws. Het ‘verzint’ zelf teksten, zoals toen ik verder vroeg om “een leuke gebeurtenis uit mijn leven:”
“Een leuke gebeurtenis uit mijn leven die mij heeft geïnspireerd om mij in te zetten voor onze gemeente is toen ik deelnam aan een community project in een achterstandswijk. Samen met een groep vrijwilligers hebben we een buurtpark opgeknapt en ingericht. Het was geweldig om te zien hoeveel impact zo’n kleine verandering kon hebben op de leefomgeving en hoe dit bijdroeg aan een beter gemeenschapsgevoel.”
Zo schrijf ik niet, en het is ook niet gebeurd. Mijn betrokkenheid bij de publieke zaak is gecompliceerder. Onderdeel is de kennismaking met Harry Witte, oprichter van GGS (Gemeentebelangen Groen Soest). Hij is afgelopen november overleden en eind januari werd hij herdacht in Artishock, waar ik hem ook leerde kennen. Met de nodige humor bespraken we van alles. Toen hij op een avond belde en vroeg of ik op de lijst wilde voor de verkiezingen van 2010 zei ik “Jahoor, zet mij maar op 1.” Hij was opeens serieus: “Nee, dat zal niet gaan. Daar sta ik al.” Ik werd fractie-assistent, en in 2014 gemeenteraadslid. Mijn omgeving, en Soest, zien er anders uit door hem.
Foto: Duygu Mun
Meer geluk in 2023
Z00 Palescue #24: Salamandervuur
Een tuin is niet compleet zonder vijver, een vijver niet zonder salamanders. Prachtige minidraken, en een teken van gezond water. Je kan ze elk voorjaar zien verschijnen en elk najaar weer verdwijnen in winterslaap.
Salamander, sah-lá-man-dèr – het woord alleen al klinkt als een toverspreuk, als iets dat zowel prehistorisch oud als buitenaards nieuw is. De naam komt van het Perzische ‘sām–andarūn’ wat vrij vertaald ‘vuur van binnen’ betekent.
Lang dacht men dat salamanders in het vuur leefden. De salamander was manifestatie van het element Vuur, zoals de zeemeermin een elementaire geest van Water was, de kabouter van Aarde en elfen van Lucht. Volgens de Middeleeuwers was de hele schepping uit deze elementen opgebouwd. Van die vier wezens bestaat alleen de salamander nog echt.
De Salamander blijft een sterk symbool dat overal staat afgebeeld en als vuurspuwende draak doorleeft in sprookjes. In Nederland kennen we vijf soorten waarvan de vuursalamander met 20 centimeter de grootste is. Alleen in Zuid Limburg zijn er nog een paar over. De soort is vrijwel uitgeroeid door een schimmel die ook andere salamandersoorten letterlijk opvreet. In de rest van Nederland zien we vooral de kleine watersalamander van circa 10 centimeter.
Rond 1800 werd er een fossiel skelet gevonden dat werd aangezien voor een mens en ‘Getuige van de Zondvloed’ genoemd. Later bleek het een reuzensalamander van 180 centimeter. De nieuwe soort werd Andrias (‘mensbeeld’) genoemd en leeft nog in Azië.
O, en het verschil met een hagedis is dit: als je dichtbij komt schiet de Hagedis weg, zo snel als een Haas. Een Salamander waggelt weg, die is Sloom. De geschubde hagedis is een reptiel dat in de zon op droge stenen zit, de salamander een amfibie dat ademt door zijn natte, gladde huid. Dier van twee werelden: land en water.
Schubben & slijm – de salamander, een nieuw oud dier in 300 woorden. Voor Harry, die salamanders in zijn tuin heeft, en het blad Veren & Vachten.
En zo viel het in druk vandaag in de bus: Veren & Vachten, 17e jaargang, nr.4. December 2022
Jeroen Kuypers “Nu ik je nooit meer zie” (roman): Rotterdam, voordat de bom viel.
De titel “Nu ik je nooit meer zie” klinkt als een romantisch verhaal en dat is het, óók. Het is meer, en voor mij een dermate mooi boek, dat ik meteen twee andere boeken van deze schrijver heb besteld bij uitgeverij Marmer in Baarn, tegen een bijzonder schappelijk prijsje, overigens. Moet ik nog meer zeggen?
Jeroen Kuypers woont in België maar is opgegroeid in Soest, Nederland (er is ook een Soest in Duitsland) waar zijn vader leraar was op een middelbare school. Het was de favoriete leraar van mijn broer. Wij woonden drie huizen verderop, maar zelf leerde ik Jeroen en zijn ouders pas kennen toen we samen geschiedenis studeerden in Utrecht. Hij las en schreef toen ook al science fiction, naast de politieke geschiedenis die we bestudeerden. Zijn moeder schreef detectives en speelde in de laatste jaren van haar leven wekelijks scrabble met mijn moeder. Beide moeders zijn geboren in het Rotterdam van vóór het bombardement in mei 1940, de plaats en tijd waar ook dit boek zich grotendeels afspeelt.
De mengeling van feitelijke geschiedenis en speurwerk naar wat daarnaast kon, of later kan gebeuren, lijkt een rode draad in het werk van Jeroen Kuypers. En dat werk is omvangrijk. Zijn productie aan verhalen, interviews, recensies, artikelen en boeken is enorm. Zoveel, dat hij zijn productie blijkbaar geloofwaardig moet maken door het te verdelen over verschillende personen.
Het pseudoniem Roel Thijssen is vooral verbonden aan zijn Graham Marquand-reeks over spionage in Zuidoost Azië. Deze boeken werden opgenomen in de jaarlijkse VN Detective & Thrillergids. Daarnaast heeft hij ook geschreven onder de namen Max Moragie en Peter Marx.
Tot een paar jaar geleden had het pseudoniem ook een praktische reden, om zijn werk als zelfstandig journalist apart van de fictie te zetten : “Als potentiële opdrachtgevers Kuypers googelen, moet in een oogopslag duidelijk zijn dat de verslaggever zich aan de feiten houdt. De boekenschrijver Thijssen is een afgesplitste persoonlijkheid” (interview, nzg-journalisten.nl, 2019).
Inmiddels ‘mag’ Jeroen Kuypers blijkbaar ook fictie schrijven, getuige de publicatie van dit nieuwste boek onder zijn genealogische naam. Desalniettemin is het verhaal gebaseerd op grondige kennis van historische feiten. Het leuke van dit boek is daarbij hoe hij, tegen de achtergrond van de ‘grote’ geschiedenis, ook de ‘kleine’ geschiedenis tot leven wekt.
Antifascistisch
Heel fraai vind ik hoe de schrijver Jan Greshoff sprekend in hedendaags Nederlands is opgevoerd, ook in interactie met het publiek, als activist voor het Comité van Waakzaamheid. In het boek vindt dat plaats in het Rotterdamse Kralingen van 1938. Reken er maar op dat de strekking van zijn woorden klopt, evenals de locatie, en alle andere namen van bedrijven en uitgaansgelegenheden die voorkomen in het boek inclusief de muziek daar werd gespeeld.
In een dialoog op Facebook noemt Kuypers zijn boek “een roman met een historisch kader en een antifascistische inslag [die] begint tijdens het gewapend verzet van de socialisten tegen Dolfuss, de Austrofascist.” Dat is in Wenen, juli 1934. Hoofdrolspeler Leon Teitelbaum neemt deel aan de ‘Juliputsch’ en belandt enige tijd in de gevangenis.
In “Nu ik je nooit meer zie” lees ik vooral het verhaal van broer Leon en zus Vera Teitelbaum, en met hen het verhaal over een seculier joods gezin dat op de vlucht voor het nazisme via Tsjechoslowakije terecht komt in Rotterdam. Vader Teitelbaum heeft een serviezenfabriek waar de dochter ook voor werkt. De zoon probeert als kunstschilder zijn geld te verdienen.
Er vindt ook nog een uitstapje plaats naar Amsterdam en er is een terugblik, waarin Vera in 1946 met een zoontje De Puin van Rotterdam weer bezoekt.
Het is dus ook een romantisch boek wat betreft de liefdesgeschiedenis van Vera en de Engelsman Hugo Barton. Via hem, en zijn verschrikkelijke moeder, klinkt de echo uit ‘Brideshead Revisited’ over de neergang van de adel in het afbrokkelende Britse Imperium. Barton blijkt ook een spion voor Engeland. Aardig detail: Vera wordt hierover ingelicht tijdens een bijeenkomst in Kralingen, op Avenue Concordia nummer 6. (Op zich al apart dat dit huisnummer specifiek wordt genoemd. Ik neem aan dat hier een historische grond voor is.) In dat deel van de straat staan nu woningen uit 1982. Verderop staan nog wel huizen in vooroorlogse glorie en op nummer 66 ben ik later geboren in het huis van mijn grootouders.
Spannende geschiedenis
Met de verhaallijn over spionage, maar vooral ook met de beschrijving van het bombardement van Rotterdam en de impact die dit heeft op de verschillende verhaallijnen, scoort ‘Nu ik je nooit meer zie’ goed in de categorie van het spannende boek. Lezers die louter op de liefdesgeschiedenis afkomen zullen teleurgesteld worden. De meeste romantiek zit in een herhaalde scène waarin de geliefden de branding inlopen. Het vervolg vindt plaats buiten het verhaal, al komt er wel een kind van.
Het belichten van de zogenaamde kleine geschiedenis is in dit boek vooral zo interessant omdat het laat zien hoe precair het verzet tegen het opkomende nazisme was. Het bestond wel, maar ondergronds, en is in de beeldvorming ondergesneeuwd door het narratief waarin Nederland is ‘verrast’ door de agressie van het bevriende staatshoofd A. Hitler.
Zo vind ik ‘Nu ik je nooit meer zie’ al met al een geslaagde, spannende historische roman over de jaren dertig. In de roman is ook een fraaie plotlijn aanwezig over een bijzonder aannemelijke kunstzwendel. In het verhaal wordt een verzameling foto’s ontdekt die G.H. Breitner gemaakt zou hebben in Rotterdam. Dat Breitner ook fotografeerde werd pas ruim na de oorlog bekend. In de roman verwerkt Leon Teitelbaum de foto’s tot stadsgezichten in de stijl van de beroemde schilder, in opdracht van zijn galerist. Leon maakt de werken niet van harte en de zwendel wordt nooit helemaal uitgevoerd. Na het bombardement blijft er maar één werk over, en dat is ondertekend met zijn eigen naam.
Jeroen Kuypers: Nu ik je nooit meer zie, roman. Uitgeverij Marmer (Baarn, 2020), ISBN 978 94 6068 448 7.
Z00 Palescue #21: Ganzentrek.
Driehonderd woorden voor het 21e dier in deze gaarde:
Zoals één zwaluw nog geen zomer maakt, betekent één vlucht gakkende ganzen nog geen winter. Ze vliegen in het voorjaar net zo hard – tot 45 km/u – de andere kant op, maar ik verbind zo’n overvliegende V-formatie toch meer met een naderend koufront in de getijdewisseling van seizoenen.
Mens en gans hokken al heel lang samen. Eén van de oudste data uit de Europese geschiedenis is 18 juli 387 v.C.. Die nacht werd Rome gered door de ganzen in de tempel van Juno op het Capitool. Ze sloegen alarm toen de Galliërs de stad beslopen om die te plunderen.
Ganzen worden dus vanouds gehouden als waakhond en leverancier van schrijfgerei. (Tip: neem een veer uit de rechtervleugel als je linkshandig schrijft.) Met de donsveren worden ook de dekbedden van Vrouw Holle gevuld en in gebraden vorm poogt Holle Bolle Gijs zich te vullen.
De gans lijkt eigenlijk op een versie van het Lelijke Eendje die geen zwaan kan worden, en daar nog altijd boos om is. Ze zijn niet echt gevaarlijk maar zo’n koppel sissende ganzen met tanden op de tong is wel bedreigend. Die tanden zijn zacht en alleen bedoeld om vredig te grazen. En wat kan je uiteindelijk overkomen? Ben je op het Oudhollandsch Ganzenbord met 58 dood, dan begin je gewoon opnieuw.
En zo zag het eruit in de Veren & Vachten van Maart 2022 – 17e jaargang, nr.1, p.25:
Z00 Palescue #20: Felis Silvestris – gelukkig oudjaar
Voorpublikatie: in de volgende editie van Veren & Vachten staat de twintigste aflevering van Z00 Palescue. Het dier voor dit winternummer is de wilde kat, gekenschetst in precies driehonderd woorden:
Met de Romeinen kwamen, onder meer, de centrale verwarming en de huiskat (felis catus) naar Nederland, te beginnen in Limburg. In de eeuwen daarna werd veel bos omgehakt waarmee ook de wilde kat (felis silvestris) verdween.
Tijdens de Middeleeuwen werden katten in verband gebracht met hekserij. Vermeende heksen werden vermoord, hun huiskatten ook. Er wordt wel gedacht dat dit bijdroeg aan een toename van ratten, en zo aan de verspreiding van de Zwarte Dood.
In de vorige eeuw werd de cv opnieuw ingevoerd en deze eeuw ziet de terugkeer van de wilde kat, die ook in Limburg ons land weer binnenkwam. De wilde kat lijkt op een cyperse huiskat, maar is zwaarder, en heeft een dikke staart met zwarte ringen en een stompe punt.
De huiskat bestaat sinds mensen in het Midden-Oosten landbouw gingen bedrijven, maar wie nu wie heeft getemd blijft onderwerp van discussie. Het verband met verwarming is nog onvoldoende onderzocht.
Helaas zijn er ook veel dakloze, verwilderde katten. In Nederland raken er jaarlijks ruim 38.000 zoek. Het aantal verwilderde katten is lastig te bepalen, ergens tussen de 136.000 en 1,2 miljoen. Er zijn ongeveer 4 miljoen huiskatten. Beide doden gemiddeld 2,5 andere dieren, per kat, per week…
Ik ben opgegroeid met katten en spreek de buurkatten geregeld, maar houd ook van vogeltjes. Dat vinden katten moeilijk te begrijpen. Op de site van de Dierenbescherming staan tips om de schade door je kat te beperken. Zoals: bind je kat de bel aan en voer de avondklok in.
Onlangs werd ook de lynx weer in de Ardennen en Duitsland gesignaleerd. Misschien loopt ook deze katachtige door naar Limburg. De lynx is zo groot als een herdershond, kan zelfs een wolf aan en is dus niet voor de poes.
Op oudejaarsdag herdenken we Sint Silvester. Proost, op de Nieuwe Wildernis.
En zo verscheen het in druk, december 2021 in de 16e jaargang, nr.4 van Veren & Vachten:
Welkom
menu
Deze site is vooral één lange lijst van blogs, van nieuwst naar ouder. Op deze pagina zie je rechts bovenaan een menu. Wat je onder die keuzes aantreft staat hier:
- Verhalend – hieronder vallen eigenlijk alle prozastukjes.
- Z00 Palescue – een serie columns die loopt sinds 2017. Elk kwartaal een nieuw dier in precies 300 woorden.
- Nette Nul – een selectie van 15 columns uit de jaren 1990-1993. Your local loser from Utrecht, bij Lunetten.
- Interview – meer dan 25 interviews met kunstenaars die exposeerden in Artishock te Soest (NL).
- Kunst – met nog meer kunst
- Taal – hier vindt je vooral poëzie van Palescue.
- Beeld – bedoeld voor beeldend werk, maar bij (vrijwel) alle teksen staat ook Beeld van eigen hand.
- MousePaint – plaatjes die zijn gemaakt in een mengvorm van digitaal en analoog.
- Nieuws – met los werk wat ook voor andere kanalen is gemaakt, en een boekje wat ik uit heb gegeven.
- Over – een aparte pagina met een levensloop van Palescue
Z00 Palescue #18 – Das mooi
Voor- en napublicatie van mijn driemaandelijkse column voor Veren & Vachten: 300 woorden over een dier, ditmaal de das.
Sinds de Middeleeuwen kennen we de vos Reinaerde. In dat verhaal is de das een oom van de vos. Een hoofdrol lijkt voor hem niet weggelegd. En terwijl de stropdas tegenwoordig alleen nog op tv bestaat, is de das als dier van de lijst bedreigde diersoorten afgevoerd. Toch ken ik hem zelf ook alleen van tv. Elk jaar worden honderden dassen doodgereden, maar ze worden niet meer beschouwd als plaagdier of actief vervolgd en gemarteld. Dat was, ook in Nederland, volksvermaak.
De dierenbeschermers van Stichting Das & Boom verklaren de hekel van de mens aan de das uit rivaliteit. Beide wonen op halfopen plekken die niet overstromen. En ja, de das maakt wel eens een snuitputje in het gazon om wormen uit te graven, en eet ook graan en zelfs wel eens een kip. Maar anders dan de vos zal hij niet een hele ren uitmoorden.
Bij leven is de das een propere kasteelbewoner. Hun burcht is een heuvel met een stelsel kamers en gangen tot vier meter diep. Zo’n burcht kan tot een hectare groot worden en duizenden jaren bewoond blijven door generaties Das. Soms woont er een vossengezin bij in. De kamers worden regelmatig voorzien van vers nestmateriaal. De wc is buiten in de vorm van latrines.
De das is een slechte jager. Hij heeft een prima neus, maar slechte ogen. Met zijn korte pootjes en lompe lijf kan hij ook niet echt rennen. Hij eet waar hij tegenaan stommelt, in nachtelijke tochten tot dertig kilometer. Ze blijven in de buurt en volgen de bekende weg. Zo vormen zich ‘wissels’ in het bos waar het overig dierverkeer dankbaar gebruik van maakt.
Toch mag de das er zijn, qua design, met zijn donkergrijze jas en zwart-witte masker. In baardkringen vormen de lange nekharen met donkere uiteinden de ultieme scheerkwast.
Z00 Palescue #17: Vogeltelling
Meeuwen verzamelen zich in de lucht die nachtpaars ondergaat in daglicht achter grijze wolken – tientallen, meer dan verwacht, zo ver van zee. Later zie ik vijf meeuwen zwerkbal spelen in een luchtgevecht over voer. Ze komen niet beneden en tellen dus niet mee voor de Nationale Tuinvogeltelling in januari. Ik heb ook geen tuin, maar er is groen rond het gebouw en we wonen beneden. Ik acht me telgerechtigd.
Nog voor de meeuwen worden ’s zomers merels zingend wakker. Nu zie ik er drie rondscharrelen in de achtertuin. Volgens mij altijd dezelfde, net als het stelletje Turkse tortels, opererend vanuit de grote berkenboom op de hoek. Het jaarlijks nestelen leidt maar niet tot meer blijvertjes. Soms koeren ze vanaf de afvoerbuis over ons balkon. Die tellen dus mee. Soms vliegt er ook een houtduif langs en regelmatig doet een zwermpje postduiven een rondje. Alleen de tortels dalen neer.
Dan is er het koppeltje koolmezen, bij de vetbollen in de rozenstruik voor het keukenraam. Met een beetje geluk komt ook de pimpelmees en neemt z’n maatje mee. Deze pluisjes met hun blauwe petjes en zwarte brilletjes zijn favoriet. Ook zien we soms een roodborstje opvlammen in het struweel, als vaste gast met eigen regelmaat.
En dan zijn er nog drie huismussen. Het gekwetter is drastisch afgenomen, voorheen waren er een stuk of tien. Ik gun ze dubbele nestjes en hoop dat de katten zich tot brokjes en blikvoer beperken.
Over het gras aan de voorkant loopt ’s middags de club kauwtjes, ze komen nooit achter. Zeven zijn vandaag aanwezig. In de avondschemering verzamelen alle kauwtjes uit de buurt zich in luid krassende kringen. Honderden zoeken een plek voor de nacht.
In het donker hoor ik nog een treintje ganzen gakkend overkomen. Ze weten niet meer waar ze heen moeten.
Mijn gevederde vrienden uit de buurt geteld in – exact- driehonderd woorden voor het eerste nummer uit 2021 van Veren en Vachten, het blad van Dierenzorg Eemland.
En zo plofte het op de mat in het maartnummer van de 18e jaargang, nr.1:
NETTE NUL #9; #11: LUNETTEN (slot)
Lunetten: vier brillen
Wij wonen aan de grens van de Hollandse Waterlinie, een verdedigingsmiddel uit de tijd dat we de Koning van Hispanje nog moesten bewijzen dat de Lage Landen zelfstandig konden zijn. “Als de vijand komt”, dachten de soldaten, “zetten we alles onder water als één grote slotgracht rond het rijke westen, Vesting Holland.” Dit idee had een lang leven, om precies te zijn tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw.
Op landkaarten die niet eens zo oud zijn heet het hier Vlakte Lunetten of de Houtense Vlakte. De Vlakte ligt hoger dan de omgeving en kon dus niet goed onder water gezet worden. Om deze zwakke schakel in de linie toch te verdedigen, zijn de 4 Lunetten op korte afstand van elkaar gebouwd.
We zien het Houtensepad en de Oude Liesbosweg als enige wegen. de Koppeldijk is nog naamloos. Rond de forten staan cirkels die het schootsveld van de kanonnen aangeven – daar moest het leeg en vlak blijven om goed te kunnen mikken. Een deel van de Houtensche weg, nu de Waterlinieweg, was een militaire weg die bovenlangs de Utrechtse lunetten liep. Aan de andere kant van het schootsveld volgt de huidige Rijksweg A12 grofweg de Limes, de verdedigingslinie die de Romeinen achttien eeuwen eerder hadden aangelegd.
Tussen Naarden en de Biesbosch liggen in totaal 27 bolwerken die zijn aangelegd tussen 1815 en 1885. Twee jaar nadat de Franse bezetter Utrecht via ’t Ledig Erf had verlaten, gaf Koning Willem I namelijk opdracht tot modernisering van de Waterlinie. Tegen de tijd dat het nieuwe harnas voor het westen des lands gesmeed was, waren de forten al nutteloos.
De Duitsers hadden een brisantgranaat ontwikkeld die ze zó aan flarden zou schieten. En in 1940 vlogen diezelfde Duitsers er gewoon overheen in hun Stuka’s en Messerschmidts. Toch duurde het dus nog meer dan dertig jaar voordat het strategisch belang van Vlakte Lunetten werd opgegeven en Lunetten BV er huizen mocht gaan bouwen.
Achter de voorhoede van de Forten ’t Hemeltje, Vechten en Rhijnauwen liggen de lunetten als twee brillen tegen de rondweg. ‘Des lunettes’ wordt in Frankrijk immers tegen een bril gezegd. En de vorm is er wel naar, vooral als je zo’n halve leesbril in gedachten neemt die mensen wel eens om de nek laten bungelen of in het haar steken.
Ook het Franse woord voor de maan, ‘la lune’, zien we terug in het woord Lunet. En inderdaad is Lunet een benaming voor de halve maan. Links bovenaan deze pagina zie je er drie terug in het logo. Van de lunet-vorm wordt verder dankbaar gebruik gemaakt door de Groengroep, die er vier verwerkt tot een boom en door de Mavo/Leao in de wijk. Het was Koningin Beatrix die vorig jaar aan het Wijkgezondheidscentrum een beeldmerk ontstak, dat op fraaie wijze drie lunetten een vierde laat vormen.
Tenslotte doet de hoekige beschoeiing van het kanaal bij het winkelcentrum sterk denken aan de verdedigingswerken die de wijk haar naam gaven. Iets vergeten? Ja: een lunet is ook nog een halve cirkel van een guillotine waar het hoofd van de veroordeelde in ligt, voordat het wordt afgesneden van het lichaam door de suizende valbijl.
Nette Nul: Lunetter.
In de maand september verscheen het boekje ‘De bevolking van Utrecht per I januari 1991’ . Daarin staan 43 tabellen die elk jaar worden bijgewerkt door de afdeling Bestuurskunde van de gemeente. Nu weet ik eindelijk dat Utrecht in 1970 278.000 inwoners had.
Sinds 1984 schommelt dat aantal rond de 230.000. Op I januari woonden 11.059 mensen in Lunetten. Omdat onze wijk binnenkort min of meer fuseert met Tolsteeg/Hoograven vermeld ik er meteen bij dat daar 4.000 mensen meer wonen op een kleiner gebied: 193 hectare. Lunetten meet 274 hectare en is dus dunner bevolkt. Hier wonen 40 mensen per hectare, in Tolsteeg/ Hoograven 78.
In Lunetten wonen grofweg 3.500 mannen en 3.300 vrouwen die tussen de 25 en 65 jaar oud zijn (slechts 6,7% van de wijkbewoners is bejaard). Mensen in de werkzame leeftijd krijgen van de cijferaar een ‘sociale groep en positie in het beroep’ mee. Meer dan twee-derde, 4.320 personen van deze categorie, heeft geen of een onbekend beroep. De rest is overdag vooral bezig met ‘ingewikkelde arbeid’. 326 Mannen en 190 vrouwen hebben zeer ingewikkeld’ werk of een baan op wetenschappelijk niveau.
Ter vergelijking: in Tolsteeg/Hoograven zijn 400 mannen minder zonder werk. De verhoudingen liggen daar heel anders: er zijn veel meer mensen die eenvoudig werk doen, 792 tegen 266 in Lunetten. Het aantal mensen dat zeer ingewikkeld tot wetenschappelijk bezig is, bedraagt echter de helft (285) van dat in Lunetten (516).
De Lunetters zijn gehuisvest in 4.575 woningen. De computer nam een kijkje in de slaapkamers en telde 1.012 echtparen mét kinderen, 717 echtparen zonder en 398 alleenstaande ouders. Dat betekent een totaal van 2.127 gezinnen. Daarnaast kent Lunetten 4.778 alleenstaanden, of alleengaanden zoals alleenstaanden zich noemen.
De volksteller heeft wat moeite met het aantal kinderen. Als gezinslid zijn er 4.307 kinderen in Lunetten. Volgens een andere tabel zijn er maar 2.425 kinderen en stiefkinderen in onze gezinsverhoudingen. Kijken we naar het aantal mensen tussen 0 en 14 jaar oud, dan vinden we het getal 1.607. Maar leeftijd zegt niet alles. Ik zag ook drie kinderen vermeld staan die tussen de 70 en 74 jaar oud zijn.
Van alle lezers krijgt naar schatting 75% een Nette punt Nul hoofd van deze column. Zoveel is echter zeker: Nette Nul.
Dit was NETTE NUL #9 jaargang 9 nummer 6, oorspronkelijk verschenen op 15 augustus 1991 en #11, jaargang 9 nummer 8 uit de Lunet van 31 oktober 1991.
Dit was het. De niet opnieuw gepubliceerde afleveringen vind ik niet leuk (meer).
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
NETTE NUL #3: December
December, laat me slapen. Mijn droom is nog niet af, hoe raakte ik nu weer verzeild in regen en tegenwind?
Ik ben jaloers op de bomen langs de weg. Zij kregen een dekbed van verse boomschors en korstmos, zij mogen slapen tot het voorjaar.
Ik trap me door de vroege ochtend, met kans op gladheid bij op- en afritten van bruggen en viaducten. Vooruit, richting stad. Het is nu half negen en ik ben pas bij de poorten. Zo noem ik de populieren die links en rechts in stellen langs mijn route staan, langs het fietspad door de veldjes, trots tot Beatrixpark gedoopt.
Links staat een viertal populieren fier bij het pad naar Lunet numero vier. Op zomeravonden klinkt hier luidkeels gekwaak van onzichtbare kikkers.
Rechts staat de andere poort, gebouwd van twee populieren.
Ik zie het weer, even na half negen, de rietkraag, de twee paarden, het fort met bomen, de spoordijk op de horizon. Ik kan het uitzicht dromen.
Landschap `De Vier Jaargetijden’. Nu zijn de poorten niet meer dan kale pilaren, maar mooi in het blad zijn het wuivende penselen bij hun schilderij. Altijd staan ze klaar voor bijvoorbeeld een beetje extra geel in het riet bij zonsondergang, wat lichtgroen voor een graspol of een streek voor de trein die langskomt. De lucht met wolken komt nooit af.
Door die hoge lijst van populierenhout kijk ik telkens even hoe het seizoen vordert en of het leven daar gelijk loopt met de kalender. Het klopt: de laatste bladeren worden afgescheurd. Het is december en de populieren wachten op de ware vorst. Dan etsen ze met rijp en ijspegels een wit winterlandschap op het park. Nu krabt de schilder de verf weg van het afgelopen jaar.
De bomen dromen van een piek en engelenhaar. Nette Nul wordt pas weer wakker als de sneeuwklokjes luiden.
Dit was NETTE NUL #3; jaargang 8 Nummer 9, oorspronkelijk verschenen op 20 december 1996. We naderen het slot van de Nette Nul cyclus. Hierna nog twee waarin duidelijk wordt waar het over gaat en dat was het. De niet opnieuw gepubliceerde afleveringen vind ik niet leuk (meer).
Ilustratie: Merel de Groot
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
NETTE NUL #17 Zomer
Met gesloten ogen lig je in de zon. Je bent vrijwel bloot maar zonder lust of schaamte. Want je ligt in de zon als een slapende zee, sowieso zonder veel gevoelens. Waarom zou je?
Maak je niet druk. Waarom zou iemand zich ooit druk maken als de zon zo schijnt…. Je hoort vogels zingen, een leeuwerik misschien. Zo’n kwinkelerend speldenknopje op weg naar de zon. Kijken is niet nodig, er is genoeg zo…
Rivierwater gaat voorbij aan de boot en de roeispanen plenzen… Een krekel lijkt mee te reizen langs de oever. En elke haal het knarsen van die riemen.
Je zegt: “Vermoei je niet zo met roeien.”
Je hoort: “Anders gaan we niet vooruit,”
Je zegt: “Dan varen we mee, met de wind, of de stroom, of zo. “
Teveel gepraat. Te warm. Je gooit fris water over je heen uit de kom van je handen. Druppels kruipen langs je huid: eerst bol en met een blinkend kopje, dan steeds platter en langzaamaan verdwijnt de ster uit de drup… Wat wordt het stil.., een vis springt even op en nog stiller wordt het.
Kabbelend langs een rietzoom… Je denkt aan de mand voorin. De bordjes en broodjes, aardbeien, jasmijnthee in de thermos en de fles witte wijn die buitenboord mee hobbelt, watergekoeld. Je proeft nu alles met gesloten ogen… waarom zou iemand nog eten en drinken als het zo in de zon, zonder ook maar iets te bewegen al zo lekker is?
Je denkt: “Ik ga niet denken, het wordt veel rustiger zonder te denken…”
En je voelt een warm lichaam maar niet meer het jouwe, het is van de zon geworden. Je hoort jezelf zoiets willen zeggen, maar loom… en veel te dichtbij klinkt daar uit het diepst van haar magen, het langgerekt en klaaglijk loeien van een koe.
We schommelen nog na alsof we hebben gelachen.
Je hoort: “Die koe sprak uit wat je net niet kon zeggen.”
Rustig dobberen we terug met het slome schuitje over het stille water. Pas vlakbij de steiger citeer je Hans Lodeizen:
“de moeheid in een bootje
roeit langs geweldige steden
die drijven ieder een eiland
langs de kust van het
gefantazeerde intellect.”
Dit was NETTE NUL #17; jaargang 10 Nummer 6, oorspronkelijk verschenen op 13 augustus 1992.
Ilustratie: Merel de Groot
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
NETTE NUL #15 – Muur
Betreft: Plaatsing Elastieken Muur in Werkveld.
Tijdens de laatste vergadering van de Commissie Elastieken Muur in oprichting is besloten tot het opstarten van een brede plannings- en voorbereidingsprocedure. Om de daartoe benodigde activiteiten te coördineren is een subcommissie benoemd die de plenaire commissie zal gebruiken als steunpunt en klankbord bij eventuele knelpunten in haar werkzaamheden. Daarnaast is zij verplicht tot periodieke evaluatie en rapportage naar de gecombineerde vergadering toe.
Alvorens tot plaatsing te besluiten wordt een nulpunt onderzoek ingesteld om te komen tot een inventarisatie van het veld op zich, zodat de muur optimaal kan aansluiten bij de omgevingsfactoren(*). Vooral de verschillende invalshoeken van betrokken dienstverleners en instellingen zullen worden meegenomen.
Daarnaast heeft een onafhankelijk onderzoeksbureau opdracht gekregen de uitgangsposities van extern bij het veld betrokkenen in kaart te brengen. De kans bestaat dat u reeds in deze fase zal worden verzocht om uw inbreng bij exploitatie of beheer van de muur nader te motiveren. Wij raden dan ook aan om u tijdig te oriënteren op recente ontwikkelingen rond uw werkveld.
Naast een globaal tijdpad is door de Raad een stelsel randvoorwaarden vastgesteld dat bindend is voor alle partijen.
In de bijlage staat beschreven hoe deze randvoorwaarden voldoen aan de landelijk geldende norm inzake vergelijkbare projecten.
Aangezien onderhavige muur valt onder het speerpuntenbeleid zoals geformuleerd in de jongste Kadernotitie, valt een ruime subsidie te verwachten voor zowel de voorbereidingsfase als de uitvoering.
Na afsluiting van de inventarisatie zullen de resultaten, gevoegd bij de uitkomst van het onderzoek, ter parafering en amendering worden voorgelegd aan de betrokken afdelingshoofden. Deze bundel ondergaat vervolgens de verplichte informatie- en inspraakprocedure. De uitspraken die hieruit voortvloeien zullen worden opgenomen in de uiteindelijke voorbereidingsrapportage. Vervolgens kan, na goedkeuring van het concept door de subsidieverstrekkende instanties, het uitvoerend comité zich bezinnen op de eerste fase van plaatsing.
Dan kan tevens worden overwogen of (gedeeltelijke) opheffing van de muur op termijn niet meer in overeenstemming is met de bezuinigingstaakstelling en het streven naar bestuurlijke- en sociale vernieuwing in het algemeen. In geval van onderbesteding zal het saldo overigens ten goede komen van het projectbudget van de Commissie Elastieken Muur in oprichting.
In het vertrouwen u voldoende geïnformeerd te hebben, teken ik, namens deze,
N.N.
Dit was NETTE NUL #15 Muur; jaargang 10 Nummer 3, oorspronkelijk verschenen op 26 maart 1992.
Naschrift 2020:
(*) Een van de belangrijkste omgevingsfactoren is het KAST-je, het Klassiek Ambtelijk Structureel Retourbeleid. De inrichting van dit beleid maakt nadrukkelijk geen deel uit van het onderhavige project. Conform de laatste bestuurlijke inzichten hanteert de Commissie zogeheten Chinese Walls tussen de beoogde Muur en het Kastje. Vanuit de beginselen van governance en behoorlijk bestuur dient elke (schijn van) van samenhang te worden vermeden, dan wel ontkend.
Van oudsher ziet men een zekere samenhang tussen het zogeheten Kastje aan de voorkant en de praktijk van de beoogde bovenbeschreven ‘Muur’ aan de achterkant. Deze beleidssporen zijn geworteld in een lange traditie die terug gaat tot het Babylonische Rijk. Thans wordt beoogd het construct te moderniseren naar de eisen van het huidig tijdsgewricht waarbij elke verbondenheid nadrukkelijk wordt vermeden teneinde een volledig onafhankelijk functioneren te bevorderen.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
NETTENUL #19 en #20 – Ochtend
Cita
“…uwsdienst verzorg door het ANP. Afgelopen nacht is het in het voormalig Oostduitse Joegoslavië opnieuw tot een…” Die zoemer was afschuwelijk, maar van het nieuws word je ook niet lekker wakker. Cita Nul slaat het dekbed van zich af en staat op met een zucht. Waarom zo vroeg? Waar is Nette? O, ja. Werk. Ze schuift de lamellen opzij en kijkt naar buiten. Maandag. Natuurlijk regent het pijpenstelen. “… en in de loop van de dag ruimend naar noord. Waarschuwing voor de scheepvaart…”
Iets meer dan een uur geleden zal Nette de deur uit zijn gegaan, gooide z’n tas op de stoel voorin de middenklasser; de kinderen op de achterbank. “Gordeltjes vast, keinders” zal hij gezegd hebben. Nu zal hij z’n tweede handtekening hebben gezet en bezig zijn met zijn vijfde telefoontje en zesde sigaret. Voor Cita blijft het moeilijk om mee te draaien in de tredmolen van het dagelijks leven.
Vooruit maar weer, spoort ze zich aan, wees de nuttige huisvrouw die hier nodig is. Op de trap liggen alle vuile kleren die een modern vierpersoonsgezinnetje maar kan produceren in een lang weekend dat gevuld werd met geknutsel aan motoren, sporten op een blubberveld en een speurtocht door de polder. Cita probeert alles te verzamelen met de vertederde wanhoop die ze kent uit reclamefilmpjes voor wasmiddelen. Al het schoeisel belandt op een hoop op de overloop. De wasmachine krijgt z’n trommel volgepropt en wordt aan het draaien gezet.
Beneden vindt ze door de hele keuken resten van het ontbijt. Ze leest het schoolbord op de deur: “Vanavond gaan we uit XXX” belooft Nette. Geweldig, en verder? “Biep / Afspr. tand / Tuin winterklaar.” Genoeg te doen. Gelukkig. En er staat ook nog redelijk verse koffie. Cita probeert de radio nog ‘ns en zet zich aan de tafel met lege stoelen. Door de troep die in de ochtendhaast is ontstaan, is het net of het hele gezin nog rondloopt, maar dan zonder geluid.
De radio laat iemand spreken over een buitenlandse minister van buitenlandse zaken. Cita Nul eet brood met kaas. Ze staart naar een ingelijste foto aan de muur, zomervakantie zeven jaar geleden. Ze schrikt op bij een tijdsein op de radio. Tien uur alweer. De was is klaar. Ze spoelt de koude koffie door de gootsteen, kijkt naar buiten. In de tuin klatert een fonteintje in de vijver tegen de regen op.
Wat een onzin, denkt Cita. ’t Is inmiddels herfst. Het hollands regenseizoen is begonnen. Ze trekt direct de kaplaarzen aan die klaarstaan bij de keukendeur. En zo, nog in haar slaapjurk, gaat ze naar buiten en sluit maar vast de buitenkraan af.
Kan de leiding tenminste niet kapot vriezen en hebben we volgend jaar weer een fijn fonteintje. De tuin wordt winterklaar van het bord geveegd.
Maan
Het is duidelijk al ochtend maar niet licht. Nette droomt nog na maar slaapt niet. Het is tegen tienen. Moet Nette niet in pak met z’n nette auto naar z’n nette baan in het nette kantoorpark? Hij spert zijn ogen open en graait de telefoon van de ombouw. Een bekende schorre hoge stem neemt op. Nette zegt door z’ n nieuwe wekker heen te zijn geslapen.
“Goed zo”, antwoordt ze spottend, “Je bent vandaag vrij, raar jong. Dinges, je zonnetje in huis was toch jarig.”
Nette grinnikt dommig, weet nu weer dat hij slingers heeft opgehangen en vanmorgen heel vroeg aan het bed van Maan heeft staan zingen. Tien jaar is ’t kind geworden. “Groep zes, vierde klas”, rekent Nette door. Tien jaar geleden woonde hij nog niet hier, was het onbekend gebied. Hij kende zijn vrouw Cita ook nog niet, die toch hoogzwanger was van Maan. Toen zou hij op een dag een vriend gaan bezoeken die net was verhuisd:
“Hoe heet het daar? Waar is dat ergens? Hoe kom ik daar?” Op z’n fiets was hij heel wat keertjes het viaduct tussen de kerkhoven opgeklommen en schreef later
`Wat losse tegels klepperen als de zerken
onder berken, beneden je. Een vangrail en roosters
Van ijzers boven de lijnen
beletten andere voertuigen door te
laten komen – voor vleesmolens door
te laten gaan. Na weer zerken nog
meer steen in de hoge boeg van een fort.’
Als gedicht nooit afgekomen, voldeed het enige tijd aardig als routebeschrijving. Later merkte hij dat de wijk per auto maar via één weg te bereiken is. Hij bedacht dat het gébied in zijn geheel zo bijna een fort werd. Voor de noodtoestand hoef je maar één weg af te sluiten en wat fietsbruggen en tunneltjes te slopen om 11.000 mensen vast te houden.
Nette geeft zich een mentale schop onder de kont. Blij zijn. Maan is jarig, we gaan hapjes maken en vanmiddag met de hele gillende bende naar de nieuwe Disneyfilm in de stad. Met zijn beste been staat Nette op.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
Hier maken we kennis de laatste leden van de familie in NETTENUL#19: Cita Nul (jg10,nr.7 – 24 september 1992), Maan en weer Nette zelf, in NETTENUL#19 (jg11,nr.1 – 4 februari 1993).
NETTENUL#17: Verjaring
Tussen de eerste en de laatste dag wordt je elk jaar herinnerd aan je geboortedag, of je wil of niet. Vanaf de ene verjaardag mag je stemmen, vanaf de andere krijg je hoger loon of moet je met pensioen.
De eerste dag wordt niet gevierd want er valt nog niets te herdenken en de dag is lastig te plannen. Als Moeder de Vrouw is uitgeteld op 15 maart laat Moeder Natuur je rustig al 29 februari of op 1 april ter wereld komen. Daarom krijgt de eerste verjaardag pas achteraf een getal. Van die dag is alleen een foto over: een kleine dreumes in de kinderstoel kijkt naar de camera en niet naar de taart met één kaarsje.
Het aantal kaarsjes zal snel groeien. En met de schoolplichtige leeftijd beginnen de feestjes . Wil je poffertjes eten, pannenkoeken of patat? Naar de Efteling, Artis of Euro-Disney? De ouderlijke bijdrage wordt langzamerhand begrotelijk. Dan komt de verjaardag dat je zelf geld uitgeeft om je ouders een avond de deur uit te doen. Je draait eigen muziek en knoopt een doek over het enige spotje dat mag branden. Een fles drank wordt stiekem bijgevuld met water.
De taart met kaarsjes verdwijnt maar een vlam brengt soms het juiste aantal rozen voor je mee. Een aantal jaren lang groeit je feest steeds verder uit. Niets is te gek voor een party op een goeie locatie met veel mensen, decibellen en versnaperingen. Bij een echt Feest zie je zingend de zon opgaan terwijl het zachtjes begint te sneeuwen. Dan ga je naar binnen om te dweilen. De volgende verjaardag doe je niks.
De volgende verjaardag komen je vrienden en de familie samen. Net als vroeger komen ze vroeger en gaan ze vroeger weg. Er staat weer een taart op tafel, zonder kaarsjes. De volgende verjaardag moet je papieren inzien om te ,weten hoe oud je wordt. Men gaat in kruisjes tellen: vier betekent veertig. Bij vijf kruisjes zit er een pop met een baard op jouw stoel. Er wordt nog eens feest gevierd. Vervolgens vliegen verjaringen voorbij tot je bejaard genoemd mag worden.
De laatste verjaardag maak je niet meer mee. Je krijgt evenveel aandacht als bij de geboorte maar weer krijgt een ander de kaartjes en de bloemen. Ook deze datum zal een aantal jaren worden herinnerd. Dan brandt de vlam van één kaars bij je foto, zonder taart.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
Dit was de 17e column die verscheen in jaargang 10, nummer 5 op 11 juni 1992.
- Illustratie: Merel de Groot
NETTE NUL #12 – Elke Nul
Laat mij u vertellen van tante Elke die woont aan de Bierkaai. Elke Nul leidt een zinvol en nuttig leven. Zo is ze actief bij de vrijwillige brandweer waar ze meesterlijk spuit elf bedient. Bij ieder loos alarm spant ze het paard achter de wagen en rukt uit. Doorgaans draait ze haar hand niet om voor het blussen van een binnenbrand, maar ooit is het voorgekomen dat ze per ongeluk olie op het vuur gooide. Dat muisje heeft een lange staart gehad. Toch mag tante bij de meeste mensen telkens potjes breken. Ze worden blij gemaakt door Elke’s dode mus die flierefluitend heel de buurt vermaakt.
Tante werd geboren in de pruimentijd, als dertiende in een dozijn kinderen. De ouders van het arme en toch al grote gezin waren Dokter erg dankbaar: ze kon voor een dubbeltje worden geboren. Per slot was ook dit kind op rekening gehaald.
Al op zeer jonge leeftijd hield Elke vaak praatjes voor de vroedvrouw. Deze nu was wat heet gebakerd en gooide het kind weg met het badwater. Niet echt zachtzinnig, maar zo kon tante reeds als kind de was doen en leerde ze haar eigen boontjes doppen.
Welbesteed, dat is haar leven. Een blauwe maandag werkte ze bij een zaak die knollen verkocht voor citroenen. Haar chef ging op de fles en belandde in de goot; Elke wist te promoveren naar Kantoor. De verantwoordelijkheid voor het inbrengen van lege briefjes was een taak die zij volbracht als geen ander.
Ze had alleen de gewoonte om krachtig open deuren in te trappen, zodat die weer vervangen moesten worden, en dat vond de dubbele boekhouder op den duur te duur worden.
Tante besloot voor zichzelf te beginnen op de vrije markt. Elke Nul heeft sindsdien een windhandel en leeft daar goed van. ’s Nachts verplaatst ze zoveel lucht als er maar in haar kraam past en overdag verkoopt ze zoete broodjes van gebakken lucht en glaasjes water met een storm.
Het heeft haar veel windeieren gelegd. Onlangs liet ze zich een huis bouwen op het ijs en dagelijks eet ze baliekluif. Ze gaat vaak op vakantie naar de Caraïben en dan speelt ze mee met een steelband. Op de holle vaten klinkt ze boven iedereen uit.
Ja, tante ziet de zon in het water schijnen en geniet volop van de schittering. In haar kinderhand blinkt een fortuin aan klatergoud.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
Dit was de 12e column die verscheen in jaargang 9, nummer 9 in december 1991.
NETTE NUL #10: ome Edo
Zoals overal en bijna altijd is ook de familie Nul een uiteenlopend gezelschap dat het op feestjes toch samen kan vinden. We zien het zwarte schaap naast een muurbloempje zitten, de bonte hond in een kring van grijze muizen.
Daardoor ontstaat op familiefeestjes een soort gemiddelde gezelligheid. We zien elkaar toch al zo weinig en ruzie maken is dan ook niet waarschijnlijk. We herkennen ook wel iets in al die heel andere mensen. Vroeger heette dat bloedverwantschap. Nu zien we de erfelijke structuur van de genen.
Oom Edo wist daar alles van. Die vreemde oom Edo wist van alles trouwens veel. Hij had mij, zijn neefje Nette, als kind de sterren aangewezen en koppen leren snijden uit hout.
Het was onduidelijk wat hij voor beroep had. Veel verder dan ‘iets op de Uithof’ kwamen we niet. De laatste jaren mocht ik hem beter leren kennen. Want hij praatte wel veel op feestjes maar gaf zichzelf nooit bloot. Vrijwel niemand kwam ook bij hem thuis. Voor zijn verjaardag huurde hij een zaaltje.
“Laatst las ik in de krant toch iets: ze hebben ergens de genen van een vuurvliegje in een tabaksplant geschoten. En het lukte – die plant gaf licht.”
Oom Edo wist de namen van het laboratorium en van de wetenschappers. Sterker nog, hij werkte zelf op een dergelijk lab aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Ik vroeg wat hij dacht van dergelijke experimenten bij mensen. Toen had oom Edo opeens alle interesse voor de haakwerkjes van nicht Anna.
Later die dag werd hij openhartiger:
Hij gaf voorbeelden van wat allemaal mogelijk is maar zei over zijn eigen werk alleen:
“Ach ik wil daar gewoon iets aardigs nalaten.”
Afgelopen zomer is oom Edo bezweken aan een onbekende ziekte. Mij heeft ‘ie alleen een houtsnede nagelaten. Maar in Amelisweerd is me een bosje opgevallen. Manshoge boompjes waar in de lente gewone bloesem aan groeide. Nu hangen er een soort appeltjes. Vreemde appeltjes, het is net of er een slim gezichtje in zit dat me heel bekend voorkomt. Ik heb ze nog niet geproefd.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
Dit was de 10e column die verscheen in jaargang 9, nummer 7 in september 1991.
NETTE NUL #8: Jakob
Niets mooiers dan het jonge leven, niets mooier dan mei.
Het jaar wordt elke lente opnieuw geboren, en dit jaar gebeurde dat heel dichtbij. Dan bedoel ik niet alleen die jonge eendjes in de sloten, telkens achter elkaar de moeder volgend als kleine bootjes met afstandsbediening.’ Ik zat in het vers opgeschoten groen en keek ernaar. De kolonne hield halt en kwabbelde aan land. Ze kwamen op me af en de meest brutale hapte in mijn vinger: een prettig gevoel.
Maar dat bedoel ik niet.
Ik heb dit voorjaar een nieuw huis en ik heb kikkers gezien, luidkeels kwakend op klaarlichte dag. Voor het eerst in mijn leven heb ik merels van dichtbij zien paren: een zeer verfijnd wipje, heel wat anders dan eenden.
Maar dat bedoel ik ook niet. Het meest nabij kwam de lente door een mensenkind bij vrienden. De negen maanden waren al voorbij rond Koninginnedag. De ouders hadden het idee dat hun eersteling wel een jongen zou kunnen worden. Het waren miezerige weken. Maart en april gaven soms hoop op zomer maar straften dat weer af met hagel en vorst.
De moeder had voorspeld dat het kind pas zou komen als de zon weer ging schijnen. Ik kwam die dag een poppenspeler tegen in de stad. Hij zei: Wanneer ik speel gaat de zon schijnen.
Het was regenachtig weer, die achtste mei, maar toen hij begon te spelen brak de zon door. Drie uur later werd Jakob geboren.
Hij is nu al een vriend en niet alleen omdat zijn ouders vrienden zijn. Ik voel me een beetje oom geworden. Het is een lente van je eigen soort. Zijn handen zijn knopjes naast de mijne, zijn oortjes minuscuul. Het is een twijgje. Een boompje van een vent.
Hoe is het om geboren te worden? Vanuit een warme waterwereld krijg je plotseling te maken met lucht: je krijgt gewicht. Je hebt longen. Geluid dendert door je weke hoofd. En er is licht: oogverblindend! Geen wonder dat je zo’n keel opzet. Geen wonder dat je knijpt met je ogen als een kat.
Mijn verjaardag valt eind mei. Jakob was met achttien dagen de jongste bezoeker: De vrienden zeggen: “Jakob heeft het cadeau meegenomen.”
Ik heb het boek in de kinderwagen nog niet gezien. Later krijg ik ook de kleine in handen. Zijn ogen volgen de mijne als we dansen. ik kijk hem aan en denk: Ik legde mijn hand op je moeders buik en voelde je bewegen. Ik weet dat jij het was. Herken je mijn handen?
Jakob kijkt rustig en aandachtig terug en zijn pupillen worden groter. Hij zal nooit zeker weten of hij mij herkend heeft.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
Dit was de achtste column die verscheen in jaargang 9, nummer 5 op 13 juni 1991.
NETTE NUL #7: Romance
Op een maandag leerden ze elkaar kennen. Of had hij haar al eens eerder gezien, was zij hem al eens tegengekomen? Het kwam zo bekend voor. Bij het bridgen viel zij op door haar heldere alt die door de zaal klaterde. Hij was rond het biljart zo duidelijk aanwezig. Hij liep met waardige pas en verborg toch zijn emotie niet bij een gewaagde carambole. Ze praatten wat aan de bar, één droge sherry, één martini.
Meneer bleek weduwnaar, afgelopen november was het zeven jaar geleden. Hij wist zich prima te redden. Gedurende het lange ziekbed van zijn vrouw stond hij immers ook overal alleen voor. Mevrouw was al tijden gescheiden. Toen ze vijfenvijftig werd, merkte ze dat ze geen zin meer had om de schijn op te houden en huisvrouw te spelen voor haar man die zijn VUT besteedde aan het voorzitten van besturen.
Ze had gewerkt als lerares en was trots op haar onafhankelijkheid. Maar deze zware man deed haar iets. Hij had ietwat hangende oogleden zonder vermoeid te kijken. Ze kon zich voorstellen dat hij een lastig persoon was geweest, maar hij leek gerijpt als goede drank op eikenhout.
De man was dan wel weer net zo overtuigd vrijgezel als voor zijn huwelijk, maar deze vrouw had iets, de wijze uitstraling van een lieve tovenares. Alsof haar lichte ogen meer zagen dan anderen. Ze zouden zondag gaan wandelen.
Bij een theehuis met rieten dak gingen ze zitten. Een plaatje om te zien. De kleding was een aantal maten wijder dan vroeger maar in die groene jurk kwam haar postuur goed uit. Gouden sieraden leidden de aandacht af van haar oude vel. Een sieraad was ook haar zilveren haar en niemand had last van de spataderen. Hij droeg een hoed, al had kaalheid hem enkel meer karakter gegeven. Het litteken van zijn laatste operatie was onzichtbaar onder het kostuum dat bijna weer modern was. Over die buik zou een horlogeketting heel mooi staan, stelde ze voor.
Ze spraken bedachtzaam zonder dat het gesprek stokte. Tot zijn verbazing wist ze niet alleen veel van de dierenriem maar doorzag ze ook politiek Den Haag. Hij verraste haar met nieuwe recepten. Ze bleven u zeggen maar waren eigenlijk gewoon verliefd.
Ze spraken ook over oud zeer, dat de tijd had moeten helen: twee broers die elkaar haten, een oom zonder hart, een jong gestorven kind, de vrouw die gek geworden stierf. Hun tafeltje was een intieme cirkel waar de ober verlegen van werd.
Een blinkende namiddagzon rekte langzaam hun silhouetten uit. Ze stonden op, hun schaduwen liepen in elkaar over. Ze gaf hem een arm, hij gaf haar een arm. Gearmd zoals alleen zo’n paar gearmd kon lopen, liepen ze door het grind van het terras. Ze gingen samen eten. Hij zou iets Indisch maken.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.
Dit was de zevende column die verscheen in jaargang 9, nummer 4 op 10 mei 1991.
Nette Nul #6: Buiten Utreg
“Doe maar een Spa-rood”, zei ik, en hij:
“Gewoon water. Nu moet je helder water in de fles kopen. Als knaap zag je het gewoon door de Kromme Rijn stromen. Kon je ook gewoon drinken, jazeker. Je kon de bodem zien, zo helder.
En als je dook moest je oppassen dat je niet boven kwam met een krab in je nek. De hele zomer hingen we daar rond. En vissen hè. Dat leerde Jan me: je breekt zo’n rietstengel doormidden en daar kan dan een wormpje zitten. Het heeft ook een naam, kokerrups of zo. Dat doe je aan je haakje en hij hangt nog niet in het water of weg is je dompelaar.
De scholen vis zwommen langs je kuiten. Daar zaten we dan als jongens. En appels jatten… sterappeltjes, ken je die? Onderlaatst was een ouwe buurman van me de boer op gegaan en die had ze nog. Je ziet ze anders nooit meer. Maar ja, dat was toen echt helemaal buiten, Amelisweerd en zo. Voorbij de spoorlijn daar bij de Jutfaseweg begon de polder. Dan heb ik het over nog voor de oorlog. Jutfaas was toen apart, een eigen dorp. Daar komt mijn vrouw feitelijk vandaan, van Jutfaas .
Dat groeit allemaal dicht hè. Ik ging van de week ’n end fietsen en kom door dat park. Daar heb je die brug over de snelweg. Nou, ben je daar overheen, dan zit je bekant al in Jutfaas, Nieuwegein dus.
Eerst was het nog van Lunetten, nou ja, we noemden het net een vakantiekolonie.
“Woonoord Lunetten” zei ik.
“Ja, haha, waar eh…, nee, maar eerst had je daar een stuk niets en dan opeens al die nieuwbouw. Nu zit er alweer een wijk aan vastgeplakt, bijna tegen Hoograven. De berg noemen ze het. In het krantje las ik dat ze daar vinden dat het iets aparts is. Dat zie je in Amersfoort, waar m’n zoon woont, ook. Woon je op de berg, dan zit je van eigens hoger.”
We rolden van zijn zware shag.
“Nee, de grenzen die je had vervagen. Heb ik tijd van leven dan is het dadelijk één grote nieuwbouwwijk tot over de Lek heen. Zul je zien, ze gaan het hier toch ook tot Houten dichtbouwen. Nu bij Amelisweerd weer, moeten er op de sportvelden zoveel honderd huizen komen. Ach ja joh, dat is toch geen Utrecht meer.
En het gaat maar door. Dubbele spoorlijnen, stationnetje erbij en nog één, meer kantoren, meer parkeren, ze doen maar. En eerst wel trammelant maken over een stukkie snelweg. Dan zeg ik, moet je nou zien. Ik was daar laatst nog, in het bos. Maar ik rook gewoon die snelweg op honderd meter afstand. En dan denk ik bij m’n eigen: man man man…”
Naast mijn eigen verhaal zijn in dit stukje het spraakgebruik en verhalen van Piet de Rijk verwerkt. Ik was thuiszorgmedewerker bij hem, zijn vrouw met afgezet been en hun zwakbegaafde dochter Grada. Hij praatte origineel oud-Utrechts, met een zachte g. Hier schrijf ik het tamelijk ABN op, maar eigenlijk moet je bijvoorbeeld ‘maor’ lezen, ‘daolluk‘ en ‘ongderlaatst.’ “Ach ja joh, dat is toch geen Utrecht meer” klinkt dan als “àjgh jao, joh, dàs tojgh gjheun Utrejgh meer” maar dat lijkt me wat vermoeiend lezen.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten. Het dus niet om het Molukse ‘woonoord’ in Kamp Vught, alhoewel beide domicilies hun naam danken aan een zelfde militaire oorsprong (de naam van de column en zijn hoofdpersoon is een omdraaiing van het woord Lunetten).
Dit was de zesde column die verscheen in jaargang 9, nummer 3 op 4 april 1991. De illustratie is gemaakt door Merel de Groot.
NETTE NUL #4: Dood vogeltje
Er lag een dood vogeltje voor mijn voeten. Ik moest ergens wachten op iemand en staakte mijn gedrentel. Als je moet wachten valt er nu eenmaal weinig anders te doen dan drentelen, en stilstaan bij dode vogeltjes.
Het was een merel, een bruine damesmerel. Ze lag op haar zij in de goot. De doodsoorzaak was onduidelijk want ze was nog helemaal heel: van kop tot staart vol veren, twee pootjes en een snavel. Misschien had ze gewoon als hoogbejaarde zangvogel de laatste adem uitgeblazen.
Twee jongetjes kwamen aanlopen, allebei een jaar of tien. Tenminste één had een fietsje bij zich, de ander droeg een brilletje. Ze bleven doelbewust staan bij de vogel en mij. Alsof het ene jongetje wist dat het hier lag en toen zijn vriendje had gehaald.
Het was, denk ik, de jongen zonder brilletje die het praatwerk deed. Hij zei dat dat een dood vogeltje was. Wij moesten dat toegeven want het lag daar maar en bewoog niet. De oogjes waren ook, wat je noemt, gebroken: niet open en niet dicht. Dof. De kleine oogleden leken korrelig, alsof ze van grond waren.
Nee, deze merel zou nooit meer zingen en dat was jammer. Vooral als de zon moet opkomen of ondergaan zingen merels zo fraai. Dan gaan ze zitten op de punt van een dak of tak en fluiten alsof ze zelf de zon doen kleuren.
Een vriend vertelde me eens hoe hij in de ochtendschemering van een feestje kwam en luisterde naar het gezang van de merels. Het kwam hem zo bekend voor, dat geluid, die melodie, het was precies…. Charlie Parker, de beroemde jazz-saxofonist, The Bird.
“Weet u wat voor soort vogel het is?”, vroeg de jongen. Ik voelde me direct een opvoeder, een Pappa of Meneer. Ik legde dus uit: dit is een merel, een bruine en dus een vrouwtje. De mannetjes-merels zijn zwart en hebben een gele snavel. Ze kunnen heel mooi fluiten, vooral ’s morgens vroeg en ’s avonds. Het jongetje:
“Is die vogel van u?” Ha, ik zag mijn kans om dat jochie echt wat te leren. Nu ging het om zaken als Vrijheid en Bezit.
“Nee” zei ik dus. “Die merel is zo vrij als een vogel, die is van niemand. De hele wereld is van haar en zij is alleen van zichzelf.” Het antwoord was even snel als wijs:
“Nee hoor, die vogel is van God, de natuur en de dierenbescherming.”
Ik had deze mens duidelijk onderschat door af te gaan op zijn lengte en leeftijd.
Een man kwam in onze richting lopen. Ik zag direct dat hij de echte Pappa was. Hij had een stoffer en blik in handen bij wijze van lijkwagen. Stoffelijke overschotten zijn wel met minder eer afgevoerd. En ergens op de wereld speelde Charlie Parker toen die jongetjes haar begroeven in de achtertuin.
Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. Het gaat dan om de Utrechtse wijk Lunetten, niet om het Molukse ‘woonoord’ in Kamp Vught, alhoewel beide domicilies hun naam danken aan een zelfde militaire oorsprong (de naam van de column en zijn hoofdpersoon is een omdraaiing van het woord Lunetten).
Dit was de vierde column die verscheen in nummer 1 van jaargang 9, 24 januari 1991. De illustratie is gemaakt door Merel de Groot. Het is allemaal waargebeurd, zowel het verhaal van de jongetjes als de kennis die een merel Charlie Parker hoorde fluiten.
Middelbare man met witte achtergrond
Voor de rubriek Raadgever in de Soester Courant mocht ik als raadslid in 2.550 tekens een stukje schrijven met een persoonlijke invalhoek. Gepubliceerd op 17 juni 2020:
Net als de #metoo een discussie over seksisme losmaakte, is er nu discussie over racisme met #BlackLivesMatter. Als witte man van middelbare leeftijd zit ik in de verdachte hoek. Dat wordt nog erger.
Op de basisschool zat welgeteld 1 donkere jongen. Die werd daar niet blij van en ik heb dat toen niet gemerkt. In de loop der tijd heb ik heel wat witte vlekken moeten inkleuren. Zoals de Zwartepieten-discussie aantoont is het geen fijn proces om te erkennen dat je een white mans privilege bezit. Het is pijnlijk om te beseffen dat je deel bent van een dominante groep die het anderen lastig maakt, of erger.
Ik voelde me wel eens gediscrimineerd, als Nederlander in een omgeving met enkel buitenlanders, als man tussen vrouwen, als hetero in een homobar, maar de niet-aflatende stroom van speldenprikken, van insinuaties en gênante vragen – ik heb het niet zelf meegemaakt.
Toen ik net mijn rijbewijs had werd ik niet telkens aangehouden door de politie omdat ik blond ben. Niemand denkt dat ik dommer ben omdat ik geen handicap heb. Als ik over straat loop, hoor ik geen gesis of gefluit van voorbijgangers. Niemand die me neerbuigend behandelt omdat ik een pet op heb.
Het goede nieuws is dat als je weet dat het gebeurt, als je beseft dat je iemand vanuit een vooroordeel behandelt, het een kleine stap is naar de oplossing. En dat is natuurlijk: iedereen bezien zoals je zelf gezien wil worden.
Bij de raadszaal hangt een bordje met artikel 1 van de Grondwet:
‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
Daarmee is discriminatie niet uitgeroeid. Om te beginnen mag de rechter niet toetsen aan de Grondwet. Bovendien komt discriminatie vrijwel niet in de rechtbank omdat er ‘geen zaak valt te maken.’ Het is de alledaagse praktijk.
- ‘Jullie kunnen nu eenmaal beter dansen.’
- ‘Maar wat wil je, als je dat aantrekt.’
Dat zijn geen strafbare uitspraken en natuurlijk zijn er ook blanken met een strafblad die níet worden aangenomen. Er bestaan ook witte mannen die kunnen dansen en streeploos ramen lappen, alhoewel, tegelijkertijd wordt dat lastig.
Laten we zingen. Van The Scene, uit 1990: ‘Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen.’ In de natuur zijn planten en dieren van elkaar afhankelijk. Voor de menselijke samenleving is dat niet anders. Een gezond ecosysteem kan alleen bestaan in diversiteit.
Juxta – Studio Veel
Kim is kunstenaar. Kim tekent. Veel. Op een gegeven moment begon hij een verhaallijn te zien in de lijnen die hij elke dag maakte. Hij ging er een boekje van maken en vroeg mij het voorwoord te schrijven. Dat deed ik graag. Dat was bijna een jaar geleden en ik snap niet dat ik dit stuk hier nog niet eerder heb geplaatst, maar goed, hier is het. Het boek raad ik – uiteraard – van harte aan en is gelukkig nog steeds te koop bij Boekscout. Kim is ondertussen ‘alive and well and working on a more ambitious project’.
Juxta – A Fairytale of Modern Society
by Kim van Veelen
I am not very proud of being an human being; in fact, I distinctly dislike the species in many ways. I can readily conceive of beings vastly superior in every respect.
– H. P. Lovecraft
Juxta can be seen as Kim’s first graphic novel, but it’s not. We’ll get to that later.
In Juxta we enter a mythic world with ancient gods and antique landscapes combined with a dystopian view on the consumer lifecycle. Here, the gods rule and ritual is more important than science. Does that sound familiar?
Technology has become an important part of our lives, the mobile phone is indispensable. Independent entrepreneurship promises us the ultimate freedom while the youngsters in this second millennial AC are still searching for the essence of leadership.
This is the world Kim grew up in and, in his art he mixes what he sees around him with the myths of Mesopotamia. Mesopotamia, in fact the whole region known as the Middle East, now torn by a seemingly endless war, once produced multiple empires and civilizations. Mesopotamia is known as the “cradle of civilization” primarily because of two developments that occurred in the 4th millennium BC, in the region of Sumer (now Iraq): the rise of the city as we recognize that entity today and the invention of writing.
In fact writing is also known to have developed in Egypt, in the Indus Valley and in China, and, in a very different, independent and still mysterious way, in South America. In the world of today, writing is transformed into clicking on emoticons. And in the world of Juxta the city of today is mostly in ruins. The digital society has survived (including, thank some gods, Wi-Fi), but not in the shape we see today. There is no Facebook’s Marck Zuckerberg or Apple’s Steve Job. Here the High Priest and entrepreneurs are nameless, but the gods are called by name.
In the world of Juxta we see the same sense of the tiny humans living under a great, incomprehensible universe. If the Mesopotamians always had to be at the ready for the godly ruler of high priest, people nowadays are serving 24/7 the godly Client. Between the lines of Juxta we read the conception of the Consumer or the Client as an incarnation of Ego. And the gods provide them with the necessary tools: a smartphone, 4G and Wi-Fi. Basics for society. Not unlike H.P Lovecraft, Kim mixes the world we know with another dimension to tell his story.
This is not a novel
The title of this book, Juxta, is derived from the concept of juxtaposition. According to Wikipedia, this is an act or instance of placing two elements – preferably contradictive or unrelated elements – close together or side by side. This is often done in order to compare and contrast the two, to show similarities or differences. In art, juxtaposition will make both elements, and the whole of the artefact, gain weight. That’s what we see happening in Juxta, both in the technique of the drawings as the theme of the narrative. The objects here are the icons of the client and consumer and the gods. In his work, Kim aims at putting those object in their ultimate position in which they communicate under the ultimate tension. Especially in his statues, the tension of the construction is quite literally.
We, that is Kim and me, talked about this book in his studio In Space. That is less science fiction then it sounds. In fact his ‘studio’ is a garage on the grounds of a democratic school called ‘In Space’. Kim shares the garage with a marvelous old-timer reconstruction job and the only daylight he gets is when the folding door is opened. A recurring topic in our talks is how to give shape to artistic ideas, or: how to produce thought in tangible items.
When I talked about this book as a graphic novel, he shunned that term. I guess he sees it as an art-book. To Kim the story and the drawings of Juxta are just a mold in which he can pour some (actually just a tiny bit) of his artistic imagination. The book may be a fantasy, it displays some real and earnest views on contemporary society.
Kim does quite a bit of juxta positioning himself, in his art in a broader sense. For example he has made flat set pieces that act three-dimensional on stage. He also makes 3D statues out of the drawings you see on the flat pages of this book. That’s right, and although the statues are quite small they also have ‘in real life’ the sensation of greatness, probably even more so. And not only because of the juxtaposed dimensions. It is simply because Kim is a great artist.
See the website veel.org for more of Kim’s work and follow him on Instagram. Believe me – clicking is worth the effort
Palescue, April 2018
Veld Zonder Leeuwerik
300 woorden voor de veldleeuwerik als metafoor voor het grote uitsterven.
Zoo Palescue nr.7 voor het tijdschrift van Stichting Dierenzorg Eemland
Het was zonnig en droog op de grote stille heide. Je hoorde niets dan wind en een krekel. Toen ontsprong plots een klaterende bergbeek van de helderste klanken uit de zon. Ik keek omhoog, zag een donker puntje al zingend de strakblauwe hemel beklimmen. Ongelofelijk. Als je hard schreeuwt vanuit een luchtballon, horen de mensen beneden niets. Maar dat bruine vogeltje daarboven laat moeiteloos de hele vlakte volstromen met muziek.
De Veldleeuwerik was de meest verspreide vogel in de jaren ’70 en is nu gedecimeerd. Op Vliegbasis Soesterberg zijn elk jaar nog een paar honderd nesten. De mens beschermt die, maar toen kwamen de kauwtjes. Als een regiment soldaten marcheerden ze door het gras en vraten de nesten leeg. Het lijkt of het lawaai van vroeger de kauwen verjoeg en de leeuwerik juist beschermde.
De mens denkt, zeker in Nederland, de natuur te regelen maar uiteindelijk roeien we ‘per ongeluk’ dagelijks soorten uit, om zelf ongebreideld uit te kunnen breiden. Veel soorten hadden nog geen naam. Met Rode Lijsten vinken we af: vrijwel alle bekende soorten steenvliegen, afhankelijk van stromend water, zijn verdwenen uit ons land, bijna driekwart van alle soorten dagvlinders en meer dan 80% van alle reptielen.
Een deel van Dierenpark Amersfoort is voor dinosaurussen, uitgestorven voordat de mens bestond. Daar konden we niets aan doen. Bij veel nog levende soorten staat aangegeven dat ze bedreigd zijn in het wild. De biodiversiteit neemt af, heet dat: het leven sterft uit – planten en dieren, te land, ter zee en in de lucht.
Uiteindelijk overleeft het wild alleen in de Zoo. Ik loop met een buggy buiten de kooien en ook wij overleven niet in het wild. Ik vraag me af: voor hoeveel soorten blijft de aarde leefbaar en zijn er dan nog kleinkinderen over om ze te tellen?
En zo stond het in Veren en Vachten van September 2018 (13e jaargang, nr.3), inclusief de foutieve extra r.
Zoo Palescue #6: Wie is de mol
Zijn ondergrondse jaaggangen kronkelen als aders door het gras, maar onder het maaiveld graaft de mol verder voor zichzelf. Hij heeft een slechte reputatie door ondermijnende activiteiten, maar brengt het goede nieuws van een gezond en vruchtbaar land. De mol brengt ook lucht in de bodem en bestrijdt ongedierte.
De mol heeft zes vingers door teveel testosteron bij de moeder. Dat komt soms ook voor bij mensen. Zijn grote handen wijzen achterwaarts. Ook dat zie je wel bij vervelende mannen.
Met die grote handen graaft het wijfje diep in de grond een centrale ruimte met aansluitende gangen tot 200 meter lang. Dat gaat snel, zo’n 14 meter per uur. Driemaal daags draven mollen door die benauwde gangen dankzij bloedcellen waarmee ze eigen, uitgeademde lucht opnieuw kunnen inademen.
Met speciaal gif in het speeksel verlamt de mol wormen, zodat ze houdbaar en in de buurt blijven. Honderden slaat hij op in de dieper gelegen proviandkelder. Voordat hij ze eet, perst hij netjes het vuil eruit.
Bij de meeste zoogdieren zijn de haren naar achteren geplaatst, maar bij de mol kunnen ze kantelen. Zo loopt de mol in de krappe gangen net zo makkelijk vooruit als achteruit. Je kan de mol nooit tegen de haren instrijken: de pels heeft geen vleug.
Zijn vacht is zacht, fluweelzwart en soepel. Queen Alexandra van Engeland (1844-1925) kwam daar ook achter en bestelde er een jas van. Als een 19e-eeuwse Lady Di maakte ze mollenbont populair. Mollen molden toendertijd op grote schaal Schotland en de huid werd goed betaald.
Mijn opa had in zijn tuinloze bejaardenwoning nog een mollenklem die er, hoewel roestig, vervaarlijk uitzag. Maar de mol is niet blind. Hij neemt met haren, neus en oren prima waar. Geurende bloemen, muziek, maar bovenal boomwortels helpen beter. De mol is een jager, maar geen knager.
En zo ziet het eruit op papier, in Veren & Vachten:
mo’ nu-momenten-taal
onderhuids
kruipt het waar het gaan kan.
Feit – en
data zijn als klei: klei-
ne deeltjes grond, in groten getale
zwaar en taai maar moeiteloos
tot elke vorm te boetseren.
De fotograaf (Bloyd)
je kent de waarde van ogenblik
zo snel als tijd is het licht
verschoten
je moet alert zijn
om de wereld even vast te zetten, ingelijst
om de wereld even vrij te laten, uitgebeeld
het kan in een seconde gebeurd zijn
een druk op de knop
sluit je oog een vinger af.
3 augustus 1896
wat deden die soldaten daar in Soest op 3 augustus 1896?
Er zijn foto’s van die dag. Ze staan in uniform langs het Kerkepad, je ziet de Oude Kerk. Er staan ook burgers (boeren) bij met kruiwagens en verderop steken rietstengels over het pad.
fotograaf: Jacob Olie Jbz. Amsterdam (1834-1905).
Collectable Garbage & The Mod Cookiemonsters
Z00 Palescue #4: Egelslaap
Kopij voor Veren & Vachten, het tijdschrift van Dierenzorg Eemland. Onder de titel Zoo Palescue is in elk nummer een hoekje van [precies] driehonderd woorden ingeruimd voor een exemplaar uit mijn persoonlijke menagerie. Dit keer over het egeltje – zijn winterslaap en andere overeenkomsten met de mens.
De wintertijd gaat in: even wordt het eerder licht en later donker. Per saldo blijft het tot april vooral donker, koud, en nat. Ach, konden we maar slapen tot april en dan horen dat die insectensterfte een boze droom was. De winterslaap bespaart gas en licht en je valt moeiteloos af. Sommige zoogdieren zijn er mee gezegend. Zoals de egel, een tuindier met de hoogste schattigheidsfactor. Het beestje heeft een zesde zintuig: het orgaan van Jacobson. Dat is een soort extra neus. Slangen en katten hebben het ook.
Toch is het egeltje best asociaal – het is een eenling en een nachtdier. Het smakt bij het eten, snuift en snurkt hardop en zorgt ook bij het paren voor burengerucht. En net als veel mensen zet hij in een kritieke situatie zijn stekels op en keert letterlijk in zichzelf. Vaak helpt het , maar tegen auto’s niet. Met zijn bolle zwarte kraaloogjes ziet een egel namelijk slecht. Het aantal egeltjes is de afgelopen tien jaar dan ook gehalveerd. En de tien jaar daarvoor ook…
Wil je de egelpopulatie helpen – en wie wil dat niet? – gebruik dan geen gif in de tuin tegen insecten of slakken. Ook niet als er ‘biologisch’ op het etiket staat. Stekels helpen niet als wij hun voedsel vergiftigen. Als we van egeltjes houden moeten we dus ook de kriebelbeestjes en slijmerige slakken respecteren. We noemen het ongedierte, maar ondieren bestaan niet.
Wat ook helpt: dorre bladeren achterlaten in een hoek van de tuin of schuur. Daarin kan de egel overwinteren. Er zijn zelfs speciale egelhuisjes te koop. Zet er een beetje eten bij voor als hij onverhoopt wakker wordt. En ja, dan moet je dus die tegels weghalen. Dat moet sowieso als je het water en het leven een kans wil geven.
Zo zag het er uiteindelijk uit in de editie van december 2017 (12e jaargang nr.4):
One / Pay Me – 2 songs / twee teksten
One | Een |
Is it getting better | Gaat het nu wat beter |
Or do you feel the same | Of blijft het als het is |
Will it make it easier on you | Weet je wat zal helpen? |
Now you got someone to blame | Een schuldbekentenis |
You say | Jij zegt |
One love | Een liefde |
One life | Leef één |
When it’s one need | Als er een wil is |
In the night | In de nacht |
It’s one love | Het is een liefde |
We get to share it | Die we delen |
It leaves you baby | Het gaat weg lief |
If you don’t care for it | Als je niet oppast |
Did I disappoint you? | Was ik teleurstellend? |
Or leave a bad taste in your mouth? | Liet ik een rotsmaak in je mond? |
You act like you never had love | Je doet of je nooit liefhad |
And you want me to go without | Wou dat ik nooit liefde vond |
Well it’s too late | Maar het is te laat |
Tonight | Vandaag |
To drag the past out | Om de tijd van toen |
Into the light | Opnieuw te doen |
We’re one | We zijn één |
But we’re not the same | Maar zijn niet gelijk |
We get to carry each other | We helpen elkaar |
Carry each other | Dragen elkaar |
One | Eén |
Have you come here for forgiveness | Ben je gekomen voor vergeving |
Have you come to raise the dead | Voor de lijken in de kast |
Have you come here to play Jesus | Kwam je hier als Jezus |
To the lepers in your head | Voor die junkies in je kop |
Did I ask too much | Vroeg ik veel? |
More than a lot | Veel is een hoop |
You gave me nothing | Je gaf me niets en |
Now it’s all I got | Dat is nu mijn loon |
We’re one | We zijn één |
But we’re not the same | Maar zijn niet gelijk |
We hurt each other | We doen elkaar pijn |
Then we do it again | Allebei, en nog een keer |
You say | Jij zegt |
Love is a temple | Liefde is een tempel |
Love a higher law | Liefde; de hoge weg |
Love is a temple | (je zegt) Liefde is heilig |
Love the higher law | Liefde; de hoogste wet |
You ask me to enter But then you make me crawl | Je vraagt me dan binnen maar Ik moet kruipend naar je toe |
And I can’t be holding on | Ik heb geen houvast meer |
To what you got | Aan wat jij bent |
When all you got is hurt | Want wat jij bent is pijn |
One love | Eén liefde |
One blood | verwant |
One life | Leef één |
You got to do what you should | Doe wat je doen moet |
One life | Eén liefde |
With each other | Met elkaar |
Sisters | Zusters |
Brothers | Broeders |
One life | Eén leven |
But we’re not the same | Al zijn we niet gelijk |
We get to carry each other | We helpen elkaar |
Carry each other | Dragen elkaar |
One | Eén |
Achtung Baby
Het album Achtung Baby was de redding van de band U2. In een persoonlijke en creatieve crisis van de band vond de ommekeer plaats in een sessie in de Berlijnse Hansa studio’s, waar David Bowie ook zijn beroemde trilogie opnam. In die sessie werd het nummer One geboren waarin de crisis van de band wordt verbeeld.
De eerste, controversiële cover van Achtung Baby (zie hierboven) vertoont een volledig naakte drummer, Adam, van de band.
One kwam uit in 1992, was een groot succes en wordt nog steeds in elk concert opgenomen. Er valt nog veel meer over te zeggen maar ik laat het bij de woorden van Bono. In een interview met Los Angeles Times in 1993 zei hij:
“Het is een nummer over samenkomen, maar niet het oude hippie-idee van “Let’s all live together”. Eigenlijk is het juist het tegenovergestelde. We zijn één, maar niet hetzelfde. Het zegt niet dat we bij elkaar willen komen, maar dat we dat moeten, om te overleven. Het herinnert ons er aan dat we geen keuze hebben.”
Johnny Cash
bracht in 2000 op zijn cover-album Solitary Man (American III) een eigen interpretatie uit van het nummer. Na het beluisteren van deze versie meldde Bono van U2 dat het een eer was dat een groot artiest als Johnny Cash hun nummer gebruikte en er een eigen interpretatie aangaf. Mary J. Blige zong het later samen met U2 en bracht het ook uit in haar versie. In mijn oren is de versie van Johnny Cash de mooiste.
Uitdaging
Wie durft dit nummer en/of het volgende te zingen als Eén, dan wel Mijn Loon? in welke interpretatie dan ook? Laat het weten, en vooral: laat het horen. Philip Westera heeft het ook gezongen, en mijn vertaling verbeterd. Als hij het met zijn stem alleen maar voorleest is het al mooi en wordt het een heel eigen versie.
En nu iets geheel anders:
Pay me – Tom waits (CD: Bad as me, 2011) Lyrics © Tom Waits; vertaling Mijn Loon © Palescue, 2011
Pay Me | Mijn Loon |
They pay me not to come home | Mijn loon om niet terug te gaan |
Keeping me stoned | Ze houden me stoned |
I won’t run away | Zo ren ik niet weg |
They say it’s easy to get | ’t Schijnt je krijgt ’t maar zo |
Stuck in this town | Vast in de stad |
Just like Joan | Net als Jet |
You know I gave it all up for the stage | Je weet ik gaf alles op voor toneel |
They fill my cup up in a cage | Ze maken m’n kop vol in een kooi |
It’s nobody’s business but mine when I’m low | ’t Gaat geen ander wat aan als ik niet meer wil |
To hold yourself up is not a crime here you know | Rechtop blijven staan is geen misdaad hier, hoor |
At the end of the world | Aan het eind van de weg |
And I kick my foot at the lights | En ik schop met m’n voet naar het licht |
I breathe it in all night | Ik adem het ‘s nachts in |
There’s a light on a canvas tree | Er hangt een lamp in ‘n linnen boom |
And money from home supporting me | En zakgeld van thuis voor elke maand |
They pay me not to come home | M’n loon om niet terug te gaan |
I won’t eat crow | Ik blief geen kraai |
I’ll stay away | Ik blijf wel weg |
And though all roads will not lead you home my girl | En al leidt niet elke weg naar huis mijn lief |
All roads lead to the end of the world | Elke weg leidt naar weer verder weg |
I sewed a little luck up in the hem of my gown | En ik naaide wat geluk zo in de zoom van mijn jurk |
The only way down from the gallows is to swing | Weg van de galg kom je alleen als je al hangt |
And I’ll wear boots instead of high heels | Dan gaan de pumps uit voor laarzen |
And the next stage that I’m on it will have wheels | En mijn volgende vloer zal op wielen staan |
Bad As Me
Niet elke plaat verdient veel aandacht en ook niet elke tekst van Tom Waits is te vertalen.
Bad as me is nog steeds, na acht jaar, de laatste plaat van meneer Waits en nog steeds de moeite waard. Pay me raakte me direct en ik vind het nog steeds mooi. Ik dacht dat het relatief makkelijk te vertalen was, maar dat viel nog niet mee. Met de frasering van Waits en de lijnen waarmee hij melodie tekent is de uitdaging voor de zanger ook nog wat groter dan die van One.
Tom Waits is lastig te coveren. Toch is het gedaan, en toevallig ook door Johnny Cash die Down There By The Train herzong, ook weer op zijn American Recordings. Om degene die het wil zingen bij de gitaar op weg te helpen hierbij de link naar de acoorden.
Waar gaat het over?
De song One staat voor verschillende interpretaties open, waarvan verschillende waarheid bevatten. Datzelfde geldt voor dit lied. Uit een Q & A met de New York Times zei Tom Waits zelf hierover:
Q. What’s going on in the song “Pay Me”?
A. I saw a poster that was from, like, the turn of the century, and it said “Missing,” and it was for a girl who was missing, and the family was putting a classified ad on the side of a building. And at the bottom it said, “she need not be afraid to come home.” Because those were big things. If you left home and you moved to another town and you were working in a saloon, your family might pay you to stay right where you are because they don’t want you to bring shame on them.
All records are riddles, and whatever you may want people to think it’s about, it may just be throwing them off. And you don’t want it to get in the way of what someone else’s understanding is. It’s not really about anything. At the same time, it will find some meaning.
‘Elke opname is een raadsel…eigenlijk gaat het nergens over. Tegelijkertijd zal het iets van betekenis vinden.’
Normaal. Doen.
Dat valt nog niet mee, normaal doen. Gewoon doen en nog jezelf zijn ook. Ik bedoel: wie is dat? Je / Het / Ik verandert nogal eens. En zo ik al perfect weet aan te voelen wie ik precies ben, op dat moment en onder die specifieke omstandigheden, dan valt het nog niet mee die normale zelf staande te houden.
Het valt nog niet mee om, daaraan voorafgaand, jezelf eerst weten op te richten, aanwezig te zijn in de ruimte. Zichtbaar voor eventuele anderen. Gewoon, zelf bewust van de situatie zijn.
Want er zijn tegenkrachten.
Zoals een boom zich eerst moet wortelen en ontworstelen aan wat hij zoal tegenkomt in de groei – takjes, een kiezel, een leeg blikje sportdrank en een concurrerende netel – zo ontmoeten we in het moment obstakels die ‘Normaal. Doen’ in de weg staan.
Je beoordeelt en wordt beoordeeld op kleding en bagage, pak en zak, afkomst en gebrek, zon of regen, naam en faam, ruimte en beweging, tongval en oogopslag, haar en gebaar en ga maar verder, ga maar door. Alles wat overwonnen, ontweken of ontkend moet worden.
Dat valt nog niet mee. Gewoon er zijn, en beoordelen hoe daarin normaal te doen. Hoe onopvallend, of juist bewust van je opvallende aanwezigheid normaal te zijn.
Daar ben je dan. En nu je hier toch bent, moet je ook wat doen. Dat is wel zo normaal. Er wordt een actie of reactie verwacht.
Dat valt nog niet mee. Dan moet je wat zeggen. En wat valt hier, nu, nog te zeggen… en ook nog te voldoen aan de volledige norm van ‘Normaal. Doen’?
Normaal doen in eigen ogen en oren en die van elke willekeurig aanwezige, meelezer, toehoorder, volger, vriend van volger en vrienden van vrienden van volgers van vrienden?
Niet normaal. En toch. Het gebeurt.
Elke. Keer. Weer.
Normaal. Doen. Het klinkt zo eenvoudig. Maar wat is dat eigenlijk, normaal doen? En wat doe je als je vindt dat iemand níét normaal doet? Wanneer zeg je: ‘Doe effe normaal!’ Hoe zit dat met je moeder, je buurman, je kind? Ben je zelf eigenlijk wel normaal? Of liever niet? Maak ons augustusnummer beach proof en schrijf vrijmoedig over jouw pogingen normaal te doen – of juist zo afwijkend mogelijk te zijn – of anderen daartoe te bewegen.
Geen moralistische essays, maar waargebeurde, persoonlijke verhalen willen we lezen. In maximaal vijfhonderd woorden. Stuur jouw bijdrage vóór dinsdag 13 juni naar lezersoproep@vn.nl of naar Redactie Vrij Nederland, postbus 1254, 1000 BG Amsterdam (met de vermelding: ‘Lezersoproep’).
Tactiel Textiel in Tilburg – Kloppende Testikels en Kruikengezijk
Tilburg is een prachtige stad. Zeldzaam lelijk. Ik zag er laatst dingen die ik nog nooit gezien had. Kunst en vakmanschap wat ik niet voor mogelijk had gehouden. Bij voorbeeld textiel wat zelf tactiel wordt.
Tilburg dus, met meer dan 200.000 inwoners toch mooi de zesde stad van Nederland. Het is een redelijk jonge stad en toch al ouder dan bij voorbeeld Eindhoven, wat pas in de twintigste eeuw tot wasdom kwam. De oudste gebouwen die ik in Tilburg zag zijn negentiende-eeuws. Toch wonen er al elfduizend jaar mensen.
Tilburg werd in 1809 officieel stad dankzij de Franse koning Lodewijk Napoleon Bonaparte (de neef van -). Koning Willy II liet er een paleis bouwen waar hij nooit gewoond heeft wegens doodgaan en Koning Willy van Max vierde er zijn 50e verjaardag en heeft dat overleefd. Er schijnt ook hevig carnaval te heersen in de Kruikenstad, maar daar weet ik niets van.
Tilburg is gegroeid uit een klont ‘herdgangen’ waar schapen doorheen liepen. Het was dan ook tot diep in de twintigste eeuw een centrum voor de textielindustrie.
Damast
Ik was er onlangs om boeken te brengen en nog iets minder onlangs bezocht ik toevallig het textielmuseum. Inmiddels heb ik daar ook op gestemd als winnaar van de Museumprijs voor Mode en Design van de BankGiro Loterij. Op de andere twee musea kan je ook nog stemmen. Je kan er een reis naar new York mee winnen. Eigenlijk is museum Boymans mijn favoriete museum, sowieso, maar dat lijkt me al bekend genoeg. De andere kandidaat is het stedelijk van Den Bosch. Dat is het meest gespecialiseerd in design en lijkt me daardoor het minst interessant.
Het textielmuseum in Tilburg is een gecombineerd museum. Je ziet de historische
fabriek in werking: het proces van schaap naar draad en wollen deken met behulp van de stoommachine. Maar je kan er ook zelf aan de slag in het TextielLab. Bovendien kan je er je damasten servetten laten reinigen. Je kan het er ook kopen. Een tafel is pas gepast met zilver en damast, zeg ik altijd maar.
Gepotel
Als het over textiel gaat, valt al gauw het woord ‘tactiel’: de ervaring van het voelen is belangrijk voor de beoordeling van textiel. Het moet immers ook lekker zitten. Textiele voorwerpen zijn daarnaast nogal kwetsbaar, het slijt natuurlijk van al dat gepotel. Dat is voor een textielmuseum natuurlijk een dilemma. Gelukkig is er ook een materiaalkast waar je kan voelen aan allerlei vormen van textiel.
Maar, over de kunst. Textiel is meestal een zogenaamde toegepaste kunst. In de haute couture wordt het een autonome kunst, maar dan blijft de textiel het medium. Voor mijzelf was het bezoek aan Tilburg een eerste kennismaking met textiel als autonome kunstvorm.
‘Leuke lamp, overigens’
In de permanente expositie zijn slimme, mooie en artistieke toepassingen te zien, en objecten die er zo’n beetje tussenin zitten. Zo zag ik een prachtige lamp van glasdraden waar licht door stroomde. En nog veel meer moois zag ik.
In de tijdelijke tentoonstelling ‘Rafelranden van Schoonheid’ is werk te zien van vier kunstenaars. Allemaal prachtig en autonoom: eigenzinnig gebruik van materialen door Nan Groot Antink. Voor het verfproces maakte ze gebruik van urine, geïnspireerd door de originele Tilburgse Kruikenzijkers, fabrieksarbeiders die met hun urinekruiken over straat liepen. We zagen ook grote, bizarre vormen van Tanja Smeets die als schimmel in de ruimte lijken te zijn gegroeid en een monumentaal soort schild van het duo Heringa/Van Kalsbeek. Er was ook een zaal met een vreemd soort filmbeelden. Fazinierend.
Stimulus
In de laatste zaal die ik inliep was het nogal donker. In vitrines hingen en lagen donkere voorwerpen. Het totaal heet ‘Stimulus’ en is gemaakt door Bart Hess. De inspiratie voor Hess was “de zachte puls van testikels”. Ik moest een beetje lachen, waarschijnlijk vanwege het ongemakkelijke gevoel dat ik kreeg. Plots bewoog een voorwerp in de vitrine naast me. Ik schrok me rot. Er hing een soort gerafelde leren zak die klopte, alsof er een hart in zat.
Ook de objecten in de andere twee vitrines reageerden op geluid. In dit werk wordt het textiel zelf dus tactiel. Autonomer textiel zal je niet gauw zien.
Helaas heb ik er geen foto’s van. Ga dus zelf even kijken. De tentoonstelling Rafelranden van Schoonheid is nog te zien tot 28 mei 2017.
Z00 Palescue #1: De Papegaai van Zwarte Willem
Laatst voer ik ’s avonds over de Eem. De boot heette Inspiratie en vertrok vanaf de Kleine Melm, onder ouderen nog steeds bekend als Zwarte Willem. De bebouwing daar is de oudste van Soest, in de muur staat het jaar 1681. Vroeger was er een café, genoemd naar de plek en de eigenaar: Zwarte Willem. Er was een pontje naar de overkant en je kon er ook bootjes huren. Ik hoor hem nog zeggen: ‘Dat is dan zeven pietermannen.’ Dat was in guldens een middag roeien, medio jaren ’70.
Op de Inspiratie hoorde ik een verhaal: tijdens de Tweede Wereldoorlog stond ook de bezetter wel eens bij Zwarte Willem aan de toog. Nu was in de zaak was ook een papegaai, en om de paar minuten riep dat beest: ‘Hitler is dood! Hitler is dood!’ De Duitsers lieten de papegaai maar begaan. Het was aan het begin van de oorlog – de sfeer was nog niet zo grimmig en de dorst was groot.
Naarmate de avond vorderde begonnen ze zich toch te ergeren. Bij het afscheid zei één van hen: van hen: ‘Alles gut, Schwarze Wilhelm, maar als diese papegaai volgende keer wieder so tekeer gaat, schiet ik perseunlijk z’n kopf erab.’
Wat te doen? Je kan een papegaai leren praten maar hem iets afleren is eigenlijk onmogelijk. De vrouw van Zwarte Willem zei: ‘De dominee heeft ook een papegaai. Laten we onze papegaai ruilen met die van hem.’
Zo gezegd, zo gedaan.
Bij hun volgende bezoek hielden de soldaten de papegaai nauwlettend in de gaten. Hij zei niets. Er kwam geen geluid uit. Op een gegeven moment besloot één van de Duitsers de vogel te provoceren. Hij ging naar de papegaai toe en riep: ‘Hitler is dood.’ Nu klonk het, met de gedragen galm van de dominee, luid door de kroeg: ‘Laten wij danken!’
Extra’s bij de bundel
Sinds kort is mijn bundel ‘Weg is altijd ergens, Titel 2: Verzameling uit de gele ordner’ digitaal te koop en wel via deze link. Je kan het natuurlijk ook via mij kopen. Ik heb zonet een doosje besteld om door te verkopen, misschien wel aan jou. Je krijgt er dan optioneel een pretpakket van signering en persoonlijke overhandiging bij.
De gele ordner is de tweede die ik heb gevuld, tussen circa 1990 en 2006. Ongeveer tien jaar daarvoor begon ik mijn werk te verzamelen in een antieke, grijze ordner. Een selectie daarvan verscheen in 1994 als ‘Caesar’s Paleis’, zeg maar Titel 1. Om het verhaal rond te maken heb ik een paar van die oudere, en nieuwere, gedichten overgenomen in deze bundel. Er is nog genoeg moois over – een nieuwe bundel met ouder werk verschijnt hopelijk later.
De afgelopen tien jaar heb ik een derde, witte ordner volgeschreven en vandaag de dag verzamel ik teksten in een blauwe. Ook hieruit hoop ik in de toekomst een selectie te laten verschijnen. Bij de samenstelling van deze bundel heb ik me niet alleen beperkt in de tijd, maar ook in de lengte van de teksten. De langere teksten zijn ook inhoudelijk anders, meer poëtisch proza. Misschien moet daar ook maar een apart bundeltje van komen…
De tekeningen in Weg is altijd ergens zijn overigens jonger dan de gedichten, met uitzondering van die bij het titelgedicht op pagina 43. De tekening is, net als de overige, los van de tekst gemaakt en verbeeldt ‘een palescue aan de wandel’. Toen ik de figuur Palescue uitvond was het in eerste instantie een soort stripfiguur.
Het laatste gedicht uit de bundel is ‘Eigendunk.’ Met de webcam ziet het er zo uit op YouTube:
Ook van ‘Koude kermis’ heb ik een filmpje gemaakt. Zelfde opstelling, andere aanpak. Met muziek, jawel:
Over
Toen de gele ordner vol was had ik al een eerste versie gemaakt. Gewoon, een selectie thuis netjes opgemaakt, uitgeprint en in een plastieken snelhechter gedaan. Nadat de daaropvolgende ordner vol was vond ik dat het tijd werd voor een echt boekje. Eerder had ik wel boekjes in eigen beheer gemaakt. Een hoop gedoe. Ik ging dus insturen. Van de ‘grote namen’ hoorde ik niets of ik kreeg een afwijzing.
Dan maar POD – Printing On Demand. Da’s gratis, da’s goed. Uitgeverij Boekscout had daar wel zin in. Uit de beoordeling van het manuscript dat ik instuurde:
De titel wekt meteen mijn interesse en bij het eerste gedicht weet ik het al: deze bundel wil ik helemaal lezen. Je speelt met woorden op een manier die laat doorschemeren dat je kennis van taal en een uitgebreid vocabulaire bezit. De diepere lagen in de gedichten doen de lezer stilstaan en nadenken bij wat hij zojuist gelezen heeft. Prachtig zijn de net niet kloppende bewoordingen die zoveel sfeer en herkenning oproepen, zoals bijvoorbeeld: ‘de kamerplanten zijn bijna / nog steeds niet dood’ of ‘van jou haat ik het liefst’. Deze bundel zal eenieder die van taal houdt blij verrassen en eenieder die op zoek is naar goede poëzie vergenoegen. Ik weet zeker dat ik, wanneer deze bundel eenmaal in mijn boekenkast staat, de gedichten van tijd tot tijd nog eens met plezier door zal lezen, en dat ik dan alsnog taalkundige pareltjes tegenkom die me eerder niet waren opgevallen. Ik neem mijn hoed voor je af.
-Marjet
Opmerking:
Wel hebben we één aanbeveling: er staat één Engelstalig gedicht in de bundel. Voor de continuïteit is het wellicht mooier om het enkel bij Nederlandstalige gedichten te houden.
Het was dus vrijwel klaar, dacht ik. Maar ik haalde niet alleen dat Engelstalige gedicht eruit, ik herzag de hele selectie, ging de hele map weer van achter naar voren doorspitten. Ik wijzigde kleine dingetjes en vond steeds meer kleine imperfecties in de opmaak. De cover was natuurlijk ook nog een dingetje. Uren mee bezig geweest. En ik wilde er tekeningen bij. Oude tekenboeken en bestanden doorgebladerd, ingescand, aangepast en in de tekst gepast.In Word, want Boekscout wil een manuscript in Word.
Toen ik de eerste ‘proefdruk’, een PDF in de mail terugkreeg zag ik een andere cover, een andere letter, een andere bladspiegel en een andere indeling. Na verschillende mails en een telefoongesprek ziet het er ongeveer zo uit als in het begin. Alleen waren de gedichten wel wat verschoven. De Inhoudsopgave heb ik wel telkens aangepast, maar de verwijzingen in de verantwoording, door mij Extra’s genoemd klopte niet meer.
Blurb
Daarom maakte ik een inlegvelletje: Errata in Extra’s.
Natuurlijk ging ik met het boekje ook naar de plaatselijke boekhandel. De mevrouw van de boekhandel wilde wel een exemplaar neerleggen, dan zou zij het bestellen voor eventueel geïnteresseerde klanten. Ze wilde er dan wel een blurb bij en liet een paar voorbeelden zien van andere lokale helden die een boekjes hadden gemaakt: een A4-tje met wat extra informatie.
Blurb ken ik als een literair tijdschrift van vroeger, waar Simon Vinkenoog aan werkte, maar oorspronkelijk is het een promodingetje bij een creatief werk. Inmiddels is er ook een platform wat zo heet waar je zelf boeken kan maken.Dat heb ik gemaakt en inmiddels samengevoegd met de Errata en een extra gedicht, in handschrift.
Als je het boekje hebt gekocht zonder blurb kan je het hier donwloaden en uitprinten. Mij lukt het nu even niet er een goeie print van te maken maar dat ligt vast aan mij, en het late uur. Op het scherm ziet het er in ieder geval mooi uit.
De foto boven dit artikel is overigens niet genomen in de officiële boekwinkel maar in de tabaks-/gift- en boekenshop Cigo Peperzak. Mark & Georges (vader en zoon) Peperzak waren zo vriendelijk mijn boekje een topplek in de winkel te geven, tussen twee prachtig toepasselijke titels en boven Saskia Noort. Wat wil een mens meer?
Bestel moar bestel moar bestel moar
ISBN: 978-94-022-2944-8.
Prijs: € 15,99 (inclusief verzendkosten, via Uitgeverij Boekscout, 2016)
- Zomerse poëzie, uitgeverij Heimdall ISBN: 978-94-91883-61-3. Publicatiedatum: 17 juli 2016; Verzamelbundel, e-book, Op het strand
- Po-e-zine, No.13, juni 2016: 5 gedichten Over de bergen; Ruimte; Loos; December daargelaten; Geometrie-Soms; + tekening: Bo wie.
- Poemtata, Bundel No.8, juni 2016 ‘Alles in Woordenland’; Ruimte
Original: Die Dreigroschenoper
Door Kenza Koutchoukali
De Dreigroschenoper onbekend? Grote kans dat Mack the knife je wel iets zegt. Berlijn, de jaren twintig. De stad had een aantrekkingskracht waar weinig kunstenaars zich tegen konden verzetten: Salvador Dali, Pablo Picasso, Marlene Dittrich. Het was het culturele epicentrum van de wereld en trok een scala aan artiesten, genres en humoristische […]
via Een kraker van een nummer uit een onbekend werk — Lambo blogt
Wordt Vervolgd
Kijk maar hier: https://palescue.com/
Het Verhaal van De Titel
Alles is maar net het verhaal dat je ervan maakt. Stel: je ziet een vreemd wezen. Je herkent iets in de verschijning en noemt het een olifant. Je herkent een zweem van de kleur en noemt het roze. Je zegt dat ik een roze olifant heb gezien. Maar het eigenlijke verhaal is dat ik een delirium heb en aan waanvoorstellingen lijd. De wereld is onbetrouwbaar en keert zich tegen je. Je lichaam trouwens ook. Het beeld van de roze olifant maakt het beheersbaar. Je kan erom lachen en dat is een eerste stap naar herstel.
De mens schept samenhang, ook waar die niet is, door er een verhaal van te maken. Neem je eigen leven: een tamelijk toevallig samenraapsel van keuzes en gebeurtenissen maar voor jezelf maak je er verhaallijnen in. Je kan het navertellen en daardoor lijkt er een logische samenhang te bestaan. Voor veel mensen is hun eigen verhaal zelfs van een onontkoombare logica – het heeft zo moeten zijn.
Wetenschap: proefondervindelijk meten is zeker weten, zuiver objectief et cetera, jaja. Het resultaat van meten is een reeks cijfers of andere symbolen, die overigens niet zuiver objectief tot stand komen, maar altijd door een subject worden waargenomen, genoteerd in een bepaald patroon en dan worden geïnterpreteerd .
Het wetenschappelijk discours bestaat er nu uit die symbolen in een logische rij te zetten en te duiden, kortom, er een verhaal van de maken. Symbolen zijn nog geen data, data is nog geen informatie, informatie is nog geen kennis, kennis is nog geen wetenschap, wetenschap is nog geen wijsheid. De wijsheid ligt in het verhaal.
Je kunt een heleboel keer waarnemen dat er een regendruppel van 1 milliliter valt op een gebied van een op een bepaalde lengte en breedte maar het punt is dat het regent – en het verhaal is dat daarmee de oogst gered is en een dreigende hongersnood voor dit gebied lijkt afgewend. En het verhaal is bijvoorbeeld ook dat van de waterkringloop op aarde. En zo zijn er nog ongeveer net zoveel verhalen denkbaar als we regendruppels telden, want als water bevinden wij ons in een kringloop van verhalen. We ontstaan uit, en dragen ons druppeltje bij aan een zee van verhalen.[i]
We hebben vanuit de evolutie een mooi stel zintuigen meegekregen maar we moeten goed beseffen dat die beperkt zijn en dat we de werkelijkheid die buiten die zintuigen bestaat niet kennen, althans niet kunnen meten…en dat de samenhang die we tussen waarneembare verschijnselen zien er niet noodzakelijkerwijs hoeft te zijn. Het is een verhaal over de werkelijkheid. We noemen het Theorie.
En theorieën uit het verleden, of het heden, bieden geen garantie voor de toekomst…
Wetenschap is een waargebeurd verhaal. En degene die het verhaal het best vertelt levert het paradigma, de overheersende theorie. Dit geldt niet alleen voor de zogenaamd zachte wetenschapstakken als geschiedenis en sociologie, maar ook voor natuur- en scheikunde, en zeker in de economische wetenschappen.
Logisch
U zegt “ik maak geen verhaaltjes, ik denk alleen logisch na.” Maar ‘Logica’ is een vaak onjuist gebruikt begrip. Vaak wordt retorica of ‘gezond verstand’ logica genoemd. Logisch nadenken en handelen is meestal niet anders dan platgetreden paden van vaste gewoontes en denkpatronen volgen. Nog niet zolang geleden was het ‘logisch’ dat dat vrouwen geen bankrekening of stemrecht konden hebben. In Tachtig Dagen de Wereld Rond was een fantasie – als we nu in 24 uur de wereld rondreizen, is ergens sprake van een vertraging.
Gevoel en emoties worden irreëel, niet logisch genoemd, maar zijn ook logisch te benoemen in het verhaal van neuronen en chemische processen wat zich in ons lichaam afspeelt. In onze hersenen ook ja, maar is ons hoofd dan geen lichaamsdeel? In het denken is niets onrealistisch. De beperking is alleen ons eigen hoofd en bij de uitvoering staan slechts wetten in de weg, en praktische bezwaren[ii].
De taal van de logica is niet retorica maar algebra en die heeft haar eigen schoonheid en verhaal. En ook in de wis- en natuurkunde geldt dat het mooiste verhaal de meeste overtuigingskracht heeft. Als verschillende berekeningen tot dezelfde uitkomst komen, wordt de voorkeur gegeven aan de meest heldere, transparante bewijsvoering. Bij het schrijven van computerprogramma’s zien we dit ook. Als verschillende programmeurs eenzelfde toepassing maken, zal het werk van degene die de meest elegante code schrijft, beter genoemd, en vaker gebruikt worden.
Wat maakt een reeks woorden (lijnen, tonen, beelden, symbolen) tot een goed verhaal? Het belangrijkste is dat er een spanningsboog is. Iedere volgende stap komt onontkoombaar vanuit de vorige. De tweede stap moet zogezegd ‘logisch’ volgen uit de eerste, maar hoeft niet voorspelbaar te zijn. Liever niet zelfs, want we willen een zekere spanning in het verhaal, en spanning ontstaat door de onverwachte combinatie van uiteenlopende elementen die desalniettemin ‘accoord gaan’, in harmonie zijn.
De verhaalvorm is het meest duidelijk in de kunsten, religie en filosofie. De beste muziek, de mooiste kunst, de meest geloofwaardige profetie, wordt niet gemaakt door de meest verbale, virtuoze instrumentalist maar door degenen die het instrument gebruiken als medium om hun verhaal te vertellen – een verhaal dat uit taal of toon, ritme en de persoon wordt gedestilleerd. In andere menselijke uitingen geldt, mutatis mutandis hetzelfde: we zoeken een medium en gebruiken de eigenschappen ervan in combinatie met de geestelijke en fysieke vaardigheden die we hebben meegekregen, die we met oefening hebben ontwikkeld, om een afgerond verhaal te maken dat door medemensen wordt begrepen.
Misschien is dat ook het enige doel: door medemensen te worden begrepen en geloofd – en zo opgenomen te worden in het verhaal van anderen, van allen.
De kern of boodschap van een verhaal kan verschillen, maar zal ook vaak hetzelfde zijn. Uiteindelijk is de boodschap vaak een variatie op iets wat we allang kennen: de schepping is mooi; de liefde is groot, de wereld is hard, en nog zo wat wijsheden die op een tegeltje passen.
Veel verhalen vertellen eigenlijk hetzelfde en zijn toch uniek door het gebruikte medium. De oorspronkelijke pianovertolking van Moessorgski’s “Pictures at an Exhibition” (1874) is anders dan die van een strijkkwartet of de orkestbewerking. Maar ik bedoel niet alleen de instrumentkeuze, of de gekozen kunstvorm: de schilderijen op de tentoonstelling zelf zouden je een heel ander, en toch weer hetzelfde verhaal vertellen.
Wat elk verhaal uniek maakt is het medium van de verteller zelf, in dit voorbeeld de man Modest Mussorgski. De tentoonstelling in kwestie was, bij voorbeeld, met werken van een goede vriend van hem (Viktor Hartmann) die vlak ervoor was overleden. Dat hoor je. En dat ze samen streefden naar Russische Kunst, ook dat verhaal hoor je.
De stem en de stijl van de verteller maken integraal deel uit van een goed verhaal. Ik bedoel, stel dat ik goed gitaar kan spelen, of iets minder goed, dan kan ik best een stuk van bij voorbeeld J.J. Cale naspelen – en zo zijn verhaal navertellen. Het wordt daarmee niet het mijne. De kracht van zijn muziek, het verhaal van zijn compositie, komt voort uit de persoon – zijn afkomst, opvoeding, lichamelijke eigenschappen en ervaringen hebben een handtekening gedestilleerd die zichtbaar is in al zijn uitingen. Het gaat inmiddels niet alleen meer over J.J. Cale. Persoonlijke eigenschappen, zowel aangeleerd als gegeven en gegroeid, vormen de stijl. En pas als je die kan samenvoegen met een ‘Boodschap van Algemeen Nut’, heb je een flinter waarheid, een vonkje wijsheid, een mooi verhaal.
Soms is het de toon, soms het ritme, soms de vorm van het verhaal – uiteindelijk bepaalt de mate waarin de onderlinge verhoudingen aansluiten of je overtuigd wordt door het Verhaal. En waardoor je komt tot een nieuwe, of vernieuwde, waarheid – groot of klein, kort of langduriger, roze of grijs.
Op het gevaar af in de hybris te verzeilen trek ik de verhaallijn nog even door: iets krijgt pas betekenis als het is ingebed in een verhaal. Een klinker heeft potentie zolang ‘ie wordt gebakken uit klei en ligt opgestapeld op een pallet, maar krijgt pas betekenis in een weg. Daarbij zijn verschillende wegen naar verschillende waarheden naast elkaar mogelijk. Dezelfde steen kan verschillende functies hebben. Zoals bekend vertellen verschillende getuigen behoorlijk uiteenlopende verhalen over precies dezelfde gebeurtenis. De waarheid is veranderlijk.
Je kan zeggen: ze bestaat niet, maar een goed verhaal bevat altijd waarheid. Misschien niet De waarheid, maar een deel ervan, zoals elke cel het volledig DNA bevat, en slechts zolang het organisme leeft, voor de duur van zijn verhaal.
Bestaat, in theorie of werkelijkheid, ook het Lied van Alles? Sommige verhalen, op schrift of in andere media, komen best ver. Zoals (bij voorbeeld en volgens mij) Jorge Luis Borges in “Het Schrift van de god” (1949) waarin de formule voor Alles zichtbaar is in de vlekken van de vacht van een luipaard. Bestaat er, met andere woorden, op meta-niveau één allesverhalend verhaal, wat we met z’n allen telkens opnieuw proberen vorm te geven in onze uitingen?
Aldus sprak Palescue enkele woorden in Salon van de Wijsbegeerte, Artishock, Soest, september 2013.
Nootjes en Kwootjes
[i] Zie: Salman Rushdie, Haroun and the Sea of Stories (1990), of Rabbi David A. Cooper in God is een werkwoord, een mystieke visie op de kabbalá (God is a verb, Kabbala hand the practice of Mystical Judaism (New York, 1998) pag. 73:
“Het principe van de continue schepping, zonder begin of eind, is gebaseerd op de idee dat er een bron van het leven is die eeuwigdurend de energie uitstraalt die nodig is voor al het bestaande. Als deze bron van het leven zich ook maar een fractie van een seconde zou inhouden, zou alles meteen verdwijnen. Dat wil zeggen: de hele mensheid, de hele natuur, de hele schepping wordt van moment tot moment van kracht voorzien. Het is alsof de schepping een gloeilamp is die blijft branden zolang er stroom op staat. Op het moment dat we de knop omdraaien, gaat het licht uit.”
[ii] Uit Het Huwelijk vanWillem Elsschot (1910), al refereer ik hier evenzeer aan natuurwetten als aan juridische.
Het Huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Kijk, het zit zo…
eigenlijk is het heel eenvoudig: het is ingewikkelder dan je denkt. Maar ook eenvoudiger dan je misschien had bedacht.
Niet dat het zo simpel is als anderen zeggen dat ze denken. Dat weten die mensen zelf meestal ook wel. Maar je weet, voor een sluitende redenering moet je soms wat verwarrende bijzaken weglaten, nietwaar?
Niet waar. Niet als die bijzaken een ander perspectief uit het zicht plaatsen. Maar dat terzijde.
Dus, het is niet zo simpel als die man (m/v) in de kroeg roept. Je moet het niet zo zien als sommige populaire media onthullen, laten doorschemeren als ze zich zeggen af te vragen of…met een vraagteken? Maar je moet het wel weten. En wat die goed gearticuleerde maar minder genuanceerde gast in die talkshow beweert is ook niet waar, al klinkt het goed.
Het is niet (nooit) alleen maar de schuld van deze of gene mens of groep of van het ene of andere idee of begrip. Hij of zij of het kan wel een rol spelen, misschien wel een grote maar er is (altijd) meer. Een ander begrip of persoon, wat daar volledig los van staat, met een andere oorsprong en een ontwikkeling die niet eens in dezelfde richting hoeft te gaan. Al kan dat wel zo lijken.
En nee, er is ook weer niet zoveel meer dat we moeten spreken van een samenzwering. Dat wereldwijd complot bestaat niet. Een geheim spreidt niet wijder dan één persoon. Mensen zijn te egoïstisch en/of te stom om in groter verband voor langere tijd iets geheim te houden, laat staan Alles – de geopolitiek, de financiële wereldmarkten – ongezien te regelen.
Tijdelijke (monster-)verbonden van mensen en ideeën kunnen wel een tijdje functioneren, en altijd dankzij een omgeving die dat toejuicht en een wijdere omgeving die dat minstens toelaat. Maar die omgeving verandert, constant of uiteindelijk, en doorgaans betekent dat ook het einde van die specifieke groep / dat overheersende idee.
© Txt: I.P. Fisher. Beeld: Palescue. NL, juli 2016.
Manu Scriptu
Wil je ook zo’n manuscript in huis, bij voorbeeld aan de muur?
Dat kan.
Handgeschreven met inkt op speciaal papier, gedateerd en gesigneerd, ingelijst naar wens en thuisbezorgd vanaf € 10,-
En natuurlijk kan het ook een ander gedicht zijn. Dit is een voorbeeld. Neem hier contact op voor alle wensen en mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld een illustratie. Van dit gedicht zie je hier de uitgetypte versie met een tekening, ook van Palescue.
De Offers – Kees van Beijnum
Ook ik heb Kees van Beijnum hoog zitten. Inderdaad heel vreemd dat hij niet in het Pantheon der Nederlandsche letteren is opgenomen. Zou hij het kleinzoontje van Conny Palmen hebben beledigd of zo?
Het is alweer enige tijd geleden dat ik dit boek las, maar het blijft op mijn netvlies. Het is prachtig geschreven en beschrijft een intrigerend thema. Het behandelt het Tokio-tribunaal, een minder bekend tribunaal. Het boek is gebaseerd op de Nederlandse rechter (Bert Röling) die bij dit tribunaal aanwezig was en een afwijkende mening had. Bijzonder is dat het thema wordt beschreven vanuit drie hoofdpersonen die ieder hun eigen kijk geven.
View original post 45 woorden meer
Angeli Mulders: Het Onzichtbare Zichtbaar
Door Cees Paul
In april is de zaal van Artishock voor Angeli Mulders. Deze Baarnse communicatiestrateeg maakt veelkleurige schilderijen met deels herkenbare vormen in een surrealistische setting. Ze begon ruim 15 jaar geleden met schilderen “met als doel om er geen doel mee te hebben, niet om te exposeren of te verkopen. In mijn leven en werk waren er al genoeg doelen.”
Inmiddels is ze om, exposeert ze en vertelt over haar proces: “Ik zie iets voor me wat blijft terugkomen: beelden, een verhaal, een ontwikkeling. Daarmee ga ik aan de slag. Vervolgens ontstaat er een proces van leiden en laten leiden. Vaak zitten er letterlijk en figuurlijk veel lagen onder voordat verbeeld is, wat geschilderd wilde worden. Mijn schilderijen geef ik bewust geen titel mee. Als ik dat doe zet ik het vast, stuur ik jouw waarneming. Zelf ben ik er ook vaak niet meteen uit wat een schilderij me precies wil vertellen. Het schilderen is een proces, een samenspel tussen het bewuste en het onbewuste. Het kijken naar schilderijen is dat ook. Daarom praat ik er graag over met anderen. Die gesprekken leiden tot nieuwe inzichten, over mezelf, de ander en bredere ontwikkelingen die gaande zijn.”
“Maar 5 tot 10% van ons handelen wordt bepaald door ons bewustzijn, het overgrote deel komt uit ons onbewuste. Kunst is voor mij een vorm om de poort naar het onbewuste open te zetten. Een wisselwerking van bewust leiden en onbewust laten leiden. Dat zie ik niet alleen terug in het maken of genieten van kunst, maar ook in de wereld om ons heen. We leven in een tijdperk van wantrouwen, waarin we de verbinding met de natuur, onszelf en elkaar kwijt zijn geraakt. Vanuit ons bewustzijn hebben we er geen grip op. Toch zie ik een positieve onderstroom ontstaan, een komende revolutie die die verbinding herstelt, vernieuwt. We staan aan de vooravond van een omwenteling, maatschappelijk, economisch en als mensheid in zijn geheel. Daarvoor is het nodig om de touwtjes van ons bewustzijn soms wat te laten vieren en ruimte te scheppen voor nieuwe ontwikkelingen en inzichten.”
“Kunst speelt een belangrijke rol in het zichtbaar maken van het onzichtbare. Als je stilstaat bij een schilderij en voelt waar het resoneert, is dat een onderwerp om op verder te gaan. Het inzicht komt dan vanzelf, al duurt het soms een hele tijd.”
Op de site www.angelimulders.nl kunt u digitaal kennismaken met haar kunst. Live kan dat zaterdagavond 2 april vanaf 19:45. Angeli Mulders houdt dan een lezing over haar werk ter gelegenheid van de opening. U wordt van harte uitgenodigd daar ook op te reageren.
Vanaf 20:30 JazzClub met Saskia Laroo. Zondagmiddag 13:45u. kunt u ook de lezing bijwonen met aansluitend muziek van de JazzCats. De toegang is telkens gratis. Zie www.artishock-soest voor meer bijzonderheden. De expositie is te bezichtigen tot eind april. Openingstijden: woensdag- en vrijdagochtenden tussen 10 en 12 uur en maandag- en woensdagavonden tussen 19.15 en 20.15 uur. Verder in overleg tel: 06 25586354
Mart Kwakkel: “De natuur is de slaap van de geest”
schilder van wetenschap, mythen en symbolen
Door Cees Paul
Mart Kwakkel is kunstenaar. Zijn eerste solo-expositie is komende maand in Artishock. Mart is ook historisch geograaf en, iets heel anders, databeheerder. “Studeren is het leukste wat er is. Voor mijn schilderijen doe ik ook veel onderzoek. Als ik het doek ga opzetten en schilderen vind ik compositie heel belangrijk. Het moet een harmonisch geheel worden.”
Hij woont en werkt heel toepasselijk in een voormalige verffabriek, met uitzicht over de Amersfoortse Eem. Op de bank staat een schilderij met, onder meer, een ridder, jonkvouw en draak. Mart vertelt: Dit werk heb ik terug gehaald uit de Kunstuitleen, maar het mag wel verkocht worden. Het is een middeleeuwse voorstelling. Schilderijen uit die tijd staan vaak vol symbolen. Bijna alles betekende wel íets, maar dat weten mensen niet meer. Daarom heb ik symbooltjes erbij gezet zoals we die nu kennen van onze telefoon en uit de openbare omgeving.”
Naast de kunstacademie heeft Mart landschapsgeschiedenis gestudeerd. Hij zegt daarover: “De natuur, het landschap heeft een enorme invloed op mijn schilderijen. De menselijke eigenschap om de natuur te bezweren is voor mij een inspiratie. In mijn schilderijen zie je een vermenging van de mythische natuur en de wetenschappelijke realiteit. Ik noem het surrealistische of mystieke landschappen.”
Op de ezel staat ‘Monarch’, wat zowel slaat op de koning als een vlindersoort. Het is nog niet af. Net als op andere schilderijen zien we veel dieren, in een landschap of bij neergestorte ruimtevaartuigen, zoals in het vijfluik ‘Mythische proporties’. Mart: “Mensen doe ik bijna nooit. In het echte leven hou ik van mensen. Maar misschien heeft de mens zich teveel gedistantieerd van de natuur om interessant te zijn voor mijn schilderijen.”
“Voor de achterwand van de zaal in Artishock wil ik nog iets groots te maken. In verf zal niet meer lukken, maar ik maak ook illustraties, zeefdrukken en animaties. Ik schilder nogal langzaam. Daarom kan ik van mijn schilderijen niet leven. Dat ligt ook wel aan mijn instelling: ik heb geen zin om makkelijke series te maken of werk in opdracht te doen. Ik schilder liever naast een baan dan dat mijn creatieve vrijheid wordt beperkt.”
“Ik schilder om andere mensen een boeiend verhaal te vertellen. Beeldende kunst zie ik als een katalysator om de haastige moderne mens te ontspannen, zodat zij zich geïnspireerd voelen weer te gaan dromen.”
Opening Galerij Artishock zaterdag 7 mei expositie 20:00u., Steenhoffstraat 46a. Vanaf 20:30 JazzClub met het trio van Timo Menkveld. De toegang is gratis. Zie www.artishock-soest voor meer bijzonderheden. De expositie is te bezichtigen tot 27 mei. Openingstijden: woensdag- en vrijdagochtenden tussen 10 en 12 uur en maandag- en woensdagavonden tussen 19.15 en 20.15 uur. Verder in overleg tel: 06 25586354
Petra Tool: “passie, eigenheid en hobbels onderweg”
In februari exposeert Petra Tool ‘explosieve aquarellen’ in de grote zaal van Artishock. Voorafgaand aan de opening op zaterdagavond 5 februari zal zij een lezing houden over haar kunst, wat haar beweegt en wat haar modellen beweegt. Haar muzen zijn vooral artistieke persoonlijkheden zoals dansers en muzikanten. Op zondagmiddag zal ze de lezing nog een keer houden en mensen met haar werk kennis laten maken. Ook dan is er live jazz muziek.
In haar atelier in Hoevelaken houdt Petra elk jaar open atelier waar ook live muziek bij is. “Het verschil is dat ik nu een lezing houd en dat ik in Artishock veel meer werken kwijt kan. De laatste tijd heb ik nogal wat verkocht, dus ik moet hard aan het werk. Deze maand heb ik nog vier afspraken, onder andere Ruud Breuls, de solo-trompettist van het Metropole Orkest, en Judith Nijland. Zij is een hele mooie zangeres uit Soest. Van deze vier maak ik ook weer geschreven portretten. Die zal ik in eerste instantie publiceren op mijn blog.
Petra Tool is bekend geworden met portretten. In haar boeken staan geschreven portretten naast de aquarel van de muzikant in actie. Ze vertelt: “Dat begon in Amersfoort, toen ik gevraagd werd voor Jazz in Beeld, en van het een kwam het ander. Ik heb toen als eerste Lils Mackintosh geschilderd en daarna Alexander Beets. Hij had een heel expressieve houding. Ik let op motoriek en beweging. Het gaat mij om het weergeven van de eigenheid, en hoe mensen opgaan in het moment. Dat heeft me altijd al getrokken en zie ik terug bij jazz musici, als ze improviserend muziek
maken. Maar ik maak ook andere dingen, hoor, zoals dansers en acrobaten. En zwervers – daar komt vast ook een serie over. Die mensen hebben veel te vertellen over passie, eigenheid en hobbels die je onderweg tegenkomt. Bij passie gaat het vooral om het genieten, maar het heeft ook een donkere kant. Heel veel creatievelingen hebben last van depressies.
Ook wil ik meer stadsgezichten gaan maken. Daarin schilder ik niet zozeer de skyline, maar zet ik de essentie van een stad neer. Het zijn eigenlijk ook portretten en dan gaat het weer om de eigenheid, om wat iets of iemand maakt wat het is.”
Vanwege de lezing start het programma deze 1e zaterdag van de maand wat eerder. De lezing begint zaterdag 5 februari om 19:45u. Vanaf 20:30 JazzClub, dit keer verzorgt door Job Helmers met Suzan Veneman (trompet); Bart Tarenskeen (bas) en Joost Kesselaar (drums). Zondagmiddag 13:45u. kunt u ook de lezing bijwonen met aansluitend muziek van de JazzCats. De toegang is telkens gratis.
Zie www.artishock-soest voor meer bijzonderheden. De expositie is te bezichtigen tot vrijdag 20 februari. Openingstijden: woensdag- en vrijdagochtenden tussen 10 en 12 uur en maandag- en woensdagavonden tussen 19.15 en 20.15 uur. Verder in overleg tel: 06 25586354
Slang
Ik weet niet hoe lang het duurde voordat ik kon lezen maar ik zal nog niet lang geleefd hebben, en ik weet niet hoelang het leren duurde, het zal vrij kort geweest zijn. In mijn beleving leerden we de letters en konden meteen lezen.
Ik weet nog de letter S, daar had juf Osnabrugge een slang van getekend. Dat was grappig, vond ik, maar waarom schreef ze niet het hele woord? We leerden netjes schrijven in groene schriftjes met balken van lijnen, bijna een muziekschriftje. We kregen een blauwschrijvende doorzichtige Staedler Stick als wapen. We hadden een rode plastic letterdoos waar in vakjes de letters op dunne plastic blokjes waren verzameld. Uit de verzameling knutselden we in het deksel een kleinere verzameling en voilà, een woord. Slang.
Ik las alles wat ik zag en zag alles lezend. Ik beleefde alles als geschreven, dat wil zeggen, ik schreef wat er was, las het, en was wat ik las.
“Hij loopt het schoolplein op. Winnetou ziet in het midden een groepje meisjes staan. Links zitten anderen achter hun rijtje knikkers. Vier knikkers of twee bommen is
“Acht tegels, ja?”
Hij zegt: ”Ja.”
Ik zag de kinderen met hun spelletjes, maar ze deden het expres. Het was net zo menens als de grote mensen die ik zag met hun eigen spelletjes, onderling, en die met kinderen. Ze begrepen kinderen niet, niet echt, en snapten zeker niet dat ik hen wel begreep. Meestal. En de grote jongens op hun brommers en hun onzekere stoere spel met het gevaar. Ik las ze, en paste op.
Zo las ik de wereld en de boeken – die op papier en in mijn hoofd – vormden mijzelf, sleten mijn origineel uit tot dundruk pagina’s. En de wereld misvormde dapper mee in opvoeding en socialisatie. De volkomen ziel die ik had bij geboorte werd als een steen bewerkt. De stukken vlogen eraf. Er werd gebeiteld en gevijld. Water en zandstormen slepen vreemde vormen uit. Was ik lezend al bijna onzichtbaar voor de buitenwereld, in de binnenwereld vervaagde mijn oorspronkelijke zelf meer en meer. Steen verbrokkelt en spoelt weg.
En het werd later, ouder, en ik zag iedereen slagen die probeerde iemand, of op zijn minst iets te zijn. Ik las ze en schreef ze over, werd ook iemand, of iets, maar nooit lang. Dat is saai – net als sokken en ondergoed moet je dagelijks wisselen van personage. Dan blijven ze fris.
Op mijn zolderkamer hing een foto die Anton Corbijn had gemaakt, uit Muziekkrant Oor gehaald: David Bowie, de perfecte gentleman-ster met het telkens wisselende personae in bijpassende kostuums met alleen een lendendoek om, zoals hij speelde hij in het toneelstuk The Elephant Man, over een ernstig misvormde man.
Als een spons zoog ik de wereld op en lekte die in kleine plasjes terug op papier. Die werkelijkheid ‘in mijn eigen woorden’ bleek net zo echt als de rest. Fascinerend, maar eigenlijk heel logisch, want wat ik op papier zet is niet meer dan hergebruik. Mijn ‘Slang’ uit de letterdoos onderscheidt zich niet van een ander. Toch, de ingelezen woorden zijn verwerkt, vergist, en als ze worden teruggespuwd klinkt persoonlijkheid door in de zinsbouw en verteltrant: stijl: mijn stem is anders dan de jouwe.
In wat ik schreef zag ik mezelf, tussen de regels door. Soms zag ik mijn profiel bijna letterlijk in het woordbeeld van een pagina. Met mijn stempel en handtekening. Zou wat ik schreef zo niet een paspoort kunnen zijn naar mezelf, een weg terug?
Maar mij zelf zal je hier niet tegenkomen. Lezend kan je mij niet zien. De ware ik zit in het kind dat zich nog niet las. Ik kan geen cirkel maken door de slang zijn staart te laten zijn.
I.P. Fisher 2014
[“Christmas Card from a Hooker in Minneapolis”]
[Verfje]
De Franse pianist
een verhaaltje wat ik schreef in de vorige eeuw en nog steeds aardig vind
[Loos] / [Void]
Foto: CERN (2012) |
geheel mijzelve.
[]
Koud. Je kan wel blijven zoekenAlles doe je voortaan tussendoorVan hot naar her en al met alWrik je ruimte tussen wal en schipHoud me vast en ik val van de wereldLaat me los en over de afgrond loop ikIn een strakke lijn over het slappe koordZe weten precies wat je bedoeltHij kent een verhaal en zij heeft gehoordMaar je weet, je kan het vergeten,beter verdergaanWakker worden, water drinken, uren tellenHet gaat goed. Het gaat geweldigDe nachten zijn het ergstAls de droom niet komen wilDe dagen zijn het langstAls de moeheid niet weg wilKrakend breekt een tak afEn niet voor het eerstDunne berken bevolken de toendraGeknakt onder sneeuw en mammoetvoetDe tonen zijn verdwenenMet het hoofd in de vogelsEn de wortels in een teiltjeSta je gemeenschappelijk in de halEn hoopt dat iemand water giet.
De grootste reis maak je ter plekke – een ontmoeting met Meneer Jozef
Prachtig vond ik het, hoe hij, mét de zaal, opging in een fantasiewereld die heel scherp de lijnen van de ‘echte’ wereld volgde. Schijnbaar eenvoudige parabels die, in ieder geval voor de jong-volwassene die ik was, de ontroerende tragiek van het leven weergaven met de oneindige wijsheid en speelsheid van een kind.
Boek
Poppenspeler Tot Acteur Van Christus” (uitgeverij Lannoo, 2014). Francis heet voor Jozef ook wel Nikodim, beiden zijn toegetreden tot de Grieks-Orthodoxe Kerk. Waarschijnlijk heb ik indertijd dus alleen de kindervoorstellingen op tv gezien, maar het maakt mijn waardering voor zijn werk er niet minder om.
Er ging een schok door de culturele wereld. Ik heb het niet gemerkt. Mijn vader was een maand daarvoor op 12 augustus overleden en ik stond niet open voor veel nieuws uit de wereld. De val van het IJzeren Gordijn, dat drong wel door, en die man, die met een plastic tasje in de hand de tanks tegemoet trad op het Tien-A-Min Plein in Peking, dat weet ik ook nog. Maar op een of andere manier had ook dat met de dood van mijn vader te maken, toen.
Ik ben in die tijd zelf ook wel eens naar Russisch Orthodoxe diensten geweest. Onder het mannengezang van Gospody Pomiloei zie ik Gods geest tussen de berken op de Russische toendra’s zweven.
Verhaal
Nieuws
Meneer Jozef had er lang over na moeten denken, veel raad gezocht in gebed, of het wel de Bedoeling was van de regisseur Daarboven. En ja, hij is dus gegaan, terwijl hij eigenlijk nooit Neerijnen verlaat. De laatste keer was drie jaar geleden, toen zijn zus was overleden.
Stilstaande Reiziger
Mensen reizen wat af, vaak uit noodzaak, voor het werk of op de vlucht, maar ook uit gezonde nieuwsgierigheid. We reizen om de wereld te leren kennen, om andere dieren, culturen en mensen te zien. Overal komen we vooral ons zelf tegen en de meeste mensen hebben een thuis om praktisch onveranderd weer in terug te keren. Foto’s gemaakt, herinnering opgeslagen en de deur gaat dicht. “Dat hebben we weer gehad.”
Fiets van Jozef |
Overleden
[ ]
21 uur 21de dag is volwassenik trek schoenen vande ene voet, de andere voeten mijn broek trek ik uithet ene been, het andereik trek hemden uitover de ene arm de andererol de onderbroek uitspeel beide billen vrij ende ene voet na de anderekomt voort uit sokkendan stap ik met mijn hoofderbij onder de douche, zegenvan warm en stevig waterZeep.
Ruud Bijman in Artishock: “Ik schilder intuïtief en that’s it.”
Ruud Bijman, met “Red Hat”op de ezel |
Ruud Bijman: “Nine” |
H.R. Giger by (c) Annie Bertram (2012) |
Discobal
“Er was eens…” Herfstig Artishock met fotograaf Nancy Bos
Herfstiger kan november niet worden dan met de expositie “Er was eens…” in Artishock. Nancy Bos vertelt verhalen met foto’s. De titel refereert enerzijds aan de beginzin van sprookjes, anderzijds aan dat wat geweest is.
Zelfportret – Nancy Bos |
Eerder dit jaar won ze de publieksprijs van de expositie ‘Like/Don’t Like’ in Rotterdam. Nancy Bos: “Ik dacht, dode beestjes en zo, dat zal mensen misschien niet aanspreken, maar blijkbaar vonden ze het toch wel heel gaaf. Deze serie is begonnen toen ik nog aan de Fotoacademie studeerde. Toen, vijf jaar geleden, drukte ik de foto’s af in bruin- en zwarttinten. Mijn mentor noemde het ‘barok’ maar ik was er zelf nog niet tevreden over. Ik zat tegen het donkere aan te hikken. Dat heb ik uiteindelijk opgelost door ze terug te brengen naar zachte kleurtinten.
Verhalen
“Er kwamen ook nieuwe beelden bij, uiteindelijk zit er geen één foto van de oorspronkelijke serie in. En het blijft groeien… Dit weekend was ik aan het wandelen op de Hoge Veluwe. Opeens had ik het gevoel dat ik het open veld in moest, ik zag iets wits in de verte. Dat bleken waterlelies te zijn, niet wat ik direct interessant vind om te fotograferen, maar dichterbij gekomen zag ik nog meer wit: in het gras ernaast lagen vogelveertjes verspreid. Dat ben ik gaan fotograferen en dat is een mooie serie geworden. Ze staan nog niet op de site – www.wijseneigen.nl – maar één ervan komt wel in Artishock.”
“In alles wat ik zie, zie ik een verhaal. Ik heb een fascinatie voor oude spullen en gebouwen, dingen die kapot of achtergelaten zijn. In het verval zit een verhaal van wat geweest is, maar ook de schoonheid van de kringloop. Dode beestjes lijken afschuwelijk maar is ook een teruggaan naar de natuur. Bloemen, planten en beestjes voeden zich weer met de restanten.“
Doka
‘Dodo’ – foto Nancy Bos |
“Oorspronkelijk kom ik uit Brabant, onder de rook van de Dommelsche Bierbrouwerij. Mijn vader was buschauffeur en gebruikte zijn werktijd om uitvindingen te bedenken voor in de doka, de donkere kamer. Ik heb daar heel wat uren met hem doorgebracht. Hij was ook lid van de fotoclub in Waalre en ik werd daar ook lid van. Daar is mijn liefde voor fotografie begonnen. Inmiddels werk ik digitaal, maar soms schiet ik nog analoog. Het is een andere manier van fotograferen, je kan minder foto’s maken en het resultaat is niet direct zichtbaar. Ik doe het vooral om het nostalgische gevoel. Als ik de chemicaliën uit de doka ruik, dan word ik ook weer heel blij. Het is niet gezond voor je, maar het brengt je terug naar die magische donkere uurtjes.”
“Later heb ik een tijd in Amersfoort gewoond en daar ben ik nu weer terug sinds een jaar, nu met een eigen studio. Daar maak ik portretten in opdracht. Daarnaast werk ik ook veel op locatie voor zowel bedrijven als particulieren. In mijn vrije werk laat ik me graag leiden door wat ik tegenkom, wat ik niet in de hand heb. In mijn opdrachten vind ik het juist erg leuk om alles te ensceneren en zo het verhaal van iemand in beeld te brengen. Dat zie je ook in de portretten die ik exposeer in Artishock. Het zijn allemaal opdrachten geweest waar een verhaal achter zit, en die blijken ook prima op zichzelf te kunnen staan. Mijn stijl zie je terug in zowel de portretten als het vrije werk. Dat is een combinatie van wat ik fotografeer en hoe ik het fotografeer. Het hoeft niet donker te zijn maar ik houd wel van dramatisch licht met met veel schaduw.
Zaterdag 1 november om 20.00uur in Artishock, Steenhoffstraat 46. Gratis entree. Na de opening JazzClub met Wout Wantenaar + Band. De expositie is vrij te bezichtigen t/m 21 november; vaste openingstijden: woensdag en vrijdag 10.00-12.00u., maandag en woensdag van 19.15- 20.15u. en in de pauze van filmvoorstellingen. Ook is het mogelijk een afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06-25 58 63 54).
Door Cees Paul
Russische prinsessen, emotie en kranten
34 Stieren in een zaal
Jan met een van zijn ‘Minotauressen’ |
NCHTGDCHT
NCHTGDCHT
Marja Ormeling in Artishock: Doeken met Regenwoud
Oude Ambachten
Kleine Melm, de Eem. |
Thomas Graves: Captain America ontmoet De Gouden Eeuw
Thomas noemt zijn tentoonstelling A Retrospective, een terugblik, maar hij is nu ook nog bezig nieuwe werken te maken voor deze tentoonstelling. Eén serie waaraan nog wordt gewerkt is Dawn of a new Yesterday(Dageraad van een nieuw Gisteren) waarin je de strip-invloed vaak terugziet doordat personen worden afgebeeld met het masker van Captain America.
“Dat was een populaire superheld, eigenlijk een zwak mannetje maar heel trots op zijn land. De regering geeft hem dan een speciaal programma en dan overwint hij alle nazi’s in zijn eentje. Voor mij vertegenwoordigt dat masker hoe mijn ouders leven, de naoorlogse generatie in Amerika. Ook andere thema’s in deze schilderijen zijn typisch Amerikaans. Ik keer me niet tegen de Amerikaanse cultuur, maar… in ‘Wholesomeness’ zie je bijvoorbeeld een huiskamer waar aan de muur een schilderij hangt van een zwart meisje met een watermeloen. En aan de muur hangt ook een groot geweer. Dat meisje is eigenlijk net zo racistisch als Zwarte Piet. En zo’n geweer is in Nederland heel vreemd, maar zie je in Texas overal waar je binnenstapt. Het valt ze niet op, het is deel van hun wereld.
Wholesomeness. Artist: Thomas Graves |
Wonen in Holland laat mij dat duidelijker zien. Ik voel me nu ook veel meer Amerikaan dan toen ik daar woonde. Ik ben geboren en getogen in een prettige voorstad, dertig kilometer zuidelijk van Houston. Ook de kunstacademie heb ik gevolgd aan de A&M University in Texas. Daar kwam ik er wel achter dat ik kunst serieus nam, niet meer alleen voor de fun. Maar omdat je er niet altijd van kan rondkomen, besloot ik ook leraar te worden. Ik geef nu ook les op een VMBO school in Hilversum. Lastig? Ik geef les zoals ikzelf les heb gehad. Dat is strenger dan hier gebruikelijk en dat werkt wel.”
“Mijn vrouw en ik ontmoetten elkaar in Londen. Zij was receptionist van het hotel waar ik een tijd verbleef. We besloten naar Texas te gaan en woonden aan de zuidkust, op het strand. Maar een orkaan vernielde alles en zo raakte mijn vrouw ook haar baan kwijt. Zij kwam hier vandaan en we besloten deze kant op te komen. Zo kwam ik, zo’n drie jaar geleden, in Soest terecht. Ik wilde altijd al in Europa wonen maar het liep anders dan ik me had voorgesteld.
Halloween Jazz. Artist:Thomas Graves |
Als Amerikaan denk je aan Nederland als een plaats zoals Soest is, met de boerderijen en de Eng – niet aan Amsterdam. Als er vrienden komen, neem ik ze altijd mee voor een rondje op de fiets. Ja, I really like it here.
Een ander thema wat je ook in Artishock ziet zijn mijn ‘tribal’ pastel portretten. Dat klinkt heel soft maar de portretten zijn wel eng door hun details. Ik vind het effect van waterverf mooi en met inkt laat ik zie wat ik kan met lijnen. Daarnaast werk ik aan een serie tekeningen die misschien ook een boek wordt, een soort graphic novel. De titel is Tunnel en het is gebaseerd op een droom die ik drie jaar achtereen, telkens had op Kerstavond. Heel vreemd. Ik ben het verhaal nu ook aan het schrijven. Ik denk dat het wel de stijl is van een kinderverhaal maar misschien minder geschikt voor kinderen omdat er geen hoop is aan het einde.
De expositie wordt geopend op zaterdag 7 december, 20:00 uur en is te bezichtigen tot en met eind december in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: woensdag- en vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur; maandag- en woensdag van 19.15 uur tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen(06 2558 6354)
Twee Verse Verzen
Ondernemer
Lelystad
Liefde is het woord – Peter van Boeijen’s schilderijen in Artishock
Peter voor Mijn Ding (foto: CAP) |
Op de bovenverdieping van Davo Doe-Het-Zelf centrum staat naast de buitenbarbecues en tuimeubelen een schragentafel met schilderspullen. “Zes jaar geleden zag ik mijn vriendin voor mijn ogen verongelukken en toen zei Peter Vogel, de eigenaar, ik ken hem nog van school: “Kom jij maar lekker hier schilderen. Dat vond ik zo lief. En het is een ideale plek met veel noorderlicht. Alleen ’s zomers kan je hier niet staan, dan is het bloedheet onder dat platte dak.”
Een tekentafel dient als schildersezel. Erachter is op ooghoogte een plankje gemonteerd waar hij de spullen op zet voor stillevens: een koperen pot en een ui, of een wit schaaltje met witte eieren. Realistisch fijnschilderwerk, zoals de bekende Bernhard Verkaaik en Henk Helmantel ook doen. Tegen de muur staan de tientallen schilderijen die hij de afgelopen zes jaar heeft gemaakt. Daaronder ook een aantal portretten. Hij schildert ze in de beste oudhollandse traditie, met Rembrandteske bruinen.
“Kijk deze man heb ik een paar keer geschilderd. Deze vind ik de mooiste. Ik heb die man op tv gezien, een gitarist in het programma Vrije Geluiden, en dat gezicht onthoud ik dan. Of hier, dat is een vriendin die een keer langs kwam en dan neem ik dat profiel over. Dat gaat heel snel, ik denk dat ik er twee keer twee uur aan gewerkt heb. Ik heb laatst Sylvia Willink gevraagd of ze wil poseren. Ze zei geen nee… Maar dit is waar ik eigenlijk naar toe wil.”
Hij pakt een schilderij in een heel andere stijl. “Semi figuratief en dynamisch. Zo’n portret maak ik in een paar uur maar die fantastische dingen. daar kan ik wel dagen in zitten friemelen. Je ziet vormen en kleuren die in elkaar overlopen, en dat kan oneindig doorgaan, zoals het universum. Een golvend schaakbord komt vaak terug. En een kruis…en ik hou ook van de leegte. De schoonheid van het weglaten.”
Fantastisch realisme
“De laatste tijd werk ik veel op Trespa platen. Dat is materiaal uit de huizenbouw wat nooit gaat rotten, al ligt het twintig jaar buiten. Deze platen komen van de bekleding van huizen uit het Smitsveen. En de verf, meestal olieverf, kan er in één keer op. Het is keihard, dus je hebt geen grondlaag nodig.
Wat ik doe, noem ik Fantastisch Realisme. Het hele leven is Fantastisch Realisme. Jij zegt, wat je net zag is meer realisme, en dit meer fantasie, maar ik zie geen verschil tussen de realistische en fantastische schilderijen. Het allemaal maar illusie in verf. Al het zichtbare is een manifestatie van gedachten, van de Liefde. Ik wil gewoon mooie dingen maken. Ik mág het maken. Het komt door mij heen. Soms sta ik voor een leeg doek en laat het gebeuren. En soms zet ik een paar eieren of zo neer en laat ik daarin de schoonheid zien.
Ik heb nooit les gehad, alleen op het Baarnsch Lyceum. Ik heb daar toen, op mijn vijftiende, nog een expositie gehad, met tekeningen. Kijk, ik heb er hier nog één. Ik was erg door Escher geïnspireerd, nog steeds wel. De tekenleraar zei toen al dat ik nooit iets anders meer moest doen. Maar dat durfde ik niet. Toen heb ik de School voor de Journalistiek in Utrecht gedaan. Vier jaar gelachen. Daarna veel voor tv gewerkt en zelf als producent voorlichtingsfilms gemaakt. Sinds mijn vriendin is verongelukt, ben ik daarmee gestopt. We hielden zielsveel van elkaar. Maar ik heb nu iets veel groters ontdekt om de mensen te vertellen: hoe het universum werkt, dat alles een stroom van liefde is. Dat doe ik in lezingen, en ik ben een boek aan het schrijven. Over hoger bewustzijn en de Liefde, met een hoofdletter. Liefde is het woord. Liefde is Alles. Zet dat maar in de kop boven dit stukje. ”
Onbetaalbaar
“Ik verkoop ze nooit, heb mijn schilderijen alleen maar weg gegeven. Op de lijst voor Artishock zet ik bij al mijn schilderijen: onbetaalbaar. Ik schilder niet voor geld maar om mooie dingen te maken, om mensen blij te maken. Ik kan zelf ook erg ontroerd raken als ik sommige schilderijen van anderen zie. Bij voorbeeld bij Verkaaik. Ik heb ook nooit iets gesigneerd. Dat haalt je uit de droom van het schilderij. En titels? Ook nooit gedaan. Dat is misschien wel een leuk idee – “Who the fuck is Dali?” Haha. Nee, ik mag mezelf niet op de borst kloppen. Als ik denk dat ik wat ben, ben ik het zo zes weken kwijt. Dan wordt ik even op mijn nummer gezet en komt er niets meer uit mijn handen. ”
De expositie wordt geopend op zaterdag 2 november, 20:00 uur en is te bezichtigen tot en met donderdag 28 november in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: woensdag- en vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur; maandag- en woensdag van 19.15 uur tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06 255 863 54)
Cees Paul
Ben jij het (monoloog)
Hij heeft iets bij zich – een grote schaar of een spa, een hark, weegschaal of zeis, maar het kan ook iets anders zijn, bij voorbeeld een nondescripte kartonnnen doos.
STORM IN ARTISHOCK – “1/1000” – verhalenexpositie in foto’s van Annabel Storm
“Ik heb de selectie nu bijna klaar. Het zijn er eigenlijk (niet eigenlijk, juist met opzet) teveel, omdat foto’s afwisselend kunnen worden afgedekt of onthuld. Ze kunnen ook allemaal in een andere volgorde. Op de expositie zelf kan dat niet, ik ga ze wel op een vaste plek hangen, maar ze kunnen worden afgedekt of onthuld. Zo krijg je een enorme hoeveelheid verhalen. Kijk, je kan heel erg manipuleren met foto’s. Door de context of alleen al de volgorde te veranderen, verandert de informatie, ontstaan er verschillende verhalen. Naast een foto van feestende mensen betekent de foto van een leeg glas iets heel anders dan naast een foto van een lege stoel. Ik wil dat mensen zelf beslissen wat waar is.”
Annabel Storm is geboren in Amersfoort en ging na het Griftland College naar de Hogeschool voor de Kunst in Utrecht. Naast de fotografie schrijft ze. Sinds eind vorig jaar is ze ook eindredacteur voor de website ongeKUNSTeld. “Stiekem ben ik wel verliefd op taal. Ik schrijf beeldend, maar niet alleen over kunst, ook over filosofische onderwerpen en de maatschappij. Bijvoorbeeld over de macht van de media die proberen voor jou te beslissen wat waar is.” TINKEBELL
“Vorig jaar heb ik stage gelopen bij Tinkebell en toen exposities opgebouwd in Nijmegen en het Ierse Limerick. Tinkebell is bekend als kunstenares en dierenactivist, maar is ook mensenactivist: ze staat midden in de samenleving. En dat trekt mij ook.”
Met deze houding sluit ze aan bij het metamodernisme. Als tegenwicht voor het hedendaagse postmodernisme, waarin het vooral gaat over de betekenisloosheid van kunst, is dit een stroming die ergens over gaat. Idealisme, maar zonder een groot verhaal erachter.
Eerder heeft Annabel een project gemaakt over Kamp Zeist, het uitzetcentrum.
”Geëngageerd is een beetje oud, beladen woord maar dat kan ik wel zijn. Tegelijk moet je oppassen niet op het leed van anderen te gaan teren en moet je als kunstenaar gewoon wel kunst maken. Maar dat hoeft voor mij dan niet aan een witte muur te hangen. Foto’s en films zijn heel interessant, maar waarom moet dat je voor kunst met z’n allen naar een aparte ruimte komen? Als ik naar een museum ga, vind ik het al minder leuk, liever zie ik hetzelfde in de Maastunnel. Kunst zou veel meer geïntegreerd moeten zijn in het dagelijks leven. Niet als een standbeeld in het plantsoen of een muurschildering – meer toevallig. Ik vond laatst zomaar ergens een post-it met daarop geschreven: I’m so changeble [ik ben zo veranderlijk]. Daar heb ik een foto van gemaakt die waarschijnlijk ook in Artishock komt te hangen, maar dan weer zo dat je het briefje net niet kan lezen.”
SCHRIJVERS GEZOCHT
“Het is misschien raar om te zeggen als je eenentwintig bent maar dit wordt mijn één na laatste expositie. Er komt er nog één op mijn kamer, thuis, en dan wil ik niet meer op witte muren hangen. En voor ik afstudeer ga ik eerst wat anders doen. Ik hoop bij Jaap Scheeren een stage te gaan volgen en zijn werk in tekst om te kunnen zetten. Ook wil ik veel gaan schrijven, voor ongeKUNSTeld, maar ook los daarvan. Zo schrijf ik nu vaak over medereizigers in de trein. Het lijkt op foto’s maken, want ik zie ze maar één keer en geef dan weer wat ik zie, alleen worden het meer personages dan portretten.”
“Ik hoop dat bezoekers van de expositie in Artishock gebruikmaken van de materialen die ik aanreik. Ik ben heel benieuwd hoe mensen uit de foto’s een keuze maken. Vinden ze een bepaalde volgorde gewoon mooi? Welk verband zien ze tussen foto’s? Ik zoek schrijvers die het verhaal dat ze met hun ogen zien willen omzetten in een geschreven verhaal. In de expositieruimte vinden zij een hand-out met de reeks foto’s. Daarop kunnen ze aangeven welke selectie ze gebruikt hebben. Vervolgens kunnen ze hun verhaal opschrijven. Schrijvers die niet handig zijn met pen en papier kunnen hun verhaal mailen naar dewaarheidinhetkwadraat@hotmail.com“
De expositie wordt geopend op zaterdag 7 september, 20:00 uur en is te bezichtigen tot en met donderdag 26 september in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: woensdag- en vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur; maandag- en woensdag van 19.15 uur tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06 2558 6354)
“Ja, ik hoorde je schreeuwen. Je schreeuwde. Je hebt geschreeuwd.”
“Ja, iets van A.F.T. is natuurlijk ook altijd goed” zei ik, en mijn hand ging naar het enige boek met harde kaft van hem wat er stond. Als een boek toch maar één euro kost, kan je net zo goed een duurdere versie nemen. Het is ‘De Sandwich’. Aan de binnenzijde van de omslag lees ik:
“Enige jaren geleden stierven van A.F.Th. van der Heijden relatief kort na elkaar een jeugliefde en een jeugdvriend,…”
Na dit boek krijgt hij de meest prestigieuze prijzen: in 2011 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, zoals dat zo mooi heet, in 2012 de Libris Literatuurprijs en de NS Publieksprijs voor ‘Tonio’ en in 2013 volgt de P.C. Hooftprijs, weer voor Alles. Hoger kan je in Nederland niet komen.
“De schrijver zoekt naar een precieze reconstructie van de laatste levensdagen van zijn zoon, die zijn enig kind is. Het boek eindigt als hij pas na maanden de plaats van het ongeval durft te bezoeken. Tussendoor wordt uitgebreid verslag gebracht van Tonio’s hele leven en ook van de manier waarop de schrijver en zijn vrouw omgaan met de verschrikkelijke werkelijkheid.”
Ik heb het niet gelezen.
Ik heb nog te weinig van hem gelezen. Doorgaans lees ik dode schrijvers. ‘Het leven uit een dag’, het verhaal van de eendagsvlieg, heb ik gelezen en vond ik fantastisch. ‘Weerborstels’, het Boekenweekgeschenk uit 1992 heb ik, geloof ik, ook gelezen.
Nu dus ‘De Sandwich’. Requiem AFTh-1.
Het boek ziet er nog perfect uit en de stofomslag is nog helemaal heel. Achterop kijkt een nog slanke schrijver ons aan uit een zwart-wit foto. Ik sla de achterkant open – ja, ik ben er zo één die gewoon de laatste zin leest:
Wat je zegt. Gaat allemaal helemaal nergens over
Winkelende dames – Soest-Zuid |
A: Het is niet anders. Maar ik mag niet klagen van de dokter, dus –
alles goed thuis?
Aardbeien Plukken Voor Altijd
Joshua in Duitse Strawberry Fields (Erdbeere Felder) |
Dat wilde ik nog zeggen, laatst aan de telefoon…je vertelde dat je met je zoontje was gaan aardbeien plukken. De lange rijen lage planten, op je knieën door het stro, onder de zon. Ik weet niet of Joshua zich dat later nog herinnert, hij is nog geen twee tenslotte, maar ik heb precies dát als herinnering.
Ik was twaalf of dertien en we waren op vakantie in Engeland. We ruilden huizen…het was volgens mij de vakantie op World’s End Lane (whats in a name?), in Orpington, waar Zuid-London overgaat in Kent, the garden of England.
In dat huis was een oude grammofoon met een staafje in het midden, waarop je een aantal LP’s kon stapelen die dan achter elkaar werden afgespeeld. Wel alleen de kant die boven lag, een ramp voor de audiofiel want je vinyl gaat natuurlijk mooi naar de klote.
Google Earth: World’s End Lane – de horizontale slinger weg je de tweede zijweg van links inslaat (rechtsaf dus), zaten we het tweede huis aan de linkerkant, meen ik. |
In deze zomervakantie leerde ik The Beatles kennen. Ze hadden daar alle platen, in ieder geval: veel. Het leven zou nooit meer hetzelfde worden na die vakanties in Engeland. De tweede vakantie, in Gravesend aan de oostrand van London, leerde ik dansen en shandy drinken en brak de Punk uit. Ik werd chronisch anglofiel. Pas later leerde ik The Who kennen en The Jam en nu dus The Beatles, toevallig in de juiste volgorde om de Mod historie te volgen, die vreemde tegendraadse sub-cultuur van Vespa’s en pillen die in Nederland nooit aansloeg. Toen het – veel later – stil werd rond The Arctic Monkeys, merkte ik dat eenzelfde energie in de jaren zestig al uitging van The Small Faces. En dat was wel een band van en voor Mods, al geloof ik dat de numbers liever naar Amerikaanse soul luisterden. Al met al een tamelijk ongrijpbaar fenomeen, de Mods… wat overigens niets met The Beatles te maken heeft. Evenals The Rolling Stones begonnen ze met het naspelen van Amerikaanse, ‘zwarte’ blues en Rock & Roll – die duidelijke stroming die nog steeds voortrolt met steeds weer vier jongens op gitaar, bas en drums. The Rolling Stones spelen inmiddels al veertig jaar zichzelf na en The Beatles gingen een eigen weg, ongrijpbaar, en geholpen door producer George Martin.
Het leven valt best mee met je ogen dicht / Misverstanden als je kijkt / Het word zo moeilijk om iemand te zijn / Maar het komt wel goed / Het maakt me niet zo heel veel uit.”
cause I’m going to strawberry fields
Nothing is real
and nothing to get hung about
Strawberry fields forever
Living is easy with eyes closed
Misunderstanding all you see
It’s getting hard to be someone
but it all works out
It doesn’t matter much to me
Let me take you down
cause I’m going to strawberry fields
Nothing is real
and nothing to get hung about
Strawberry fields forever
No one I think is in my tree
I mean it must be high or low
That is you can’t, you know, tune in
but it’s all right
That is I think it’s not too bad
Let me take you down
cause I’m going to strawberry fields
Nothing is real
and nothing to get hung about
Strawberry fields forever
Always know sometimes think it’s me
But you know I know when it’s a dream
I think I know I mean, ah yes
but it’s all wrong
that is I think I disagree
Let me take you down
cause I’m going to strawberry fields
Nothing is real
and nothing to get hung about
Strawberry fields forever
Strawberry fields forever
strawberry fields forever
Werk
actiepunten
Commissie De Meisjes, Oog in Al
Als rijke mensen een beetje vreemd zijn heten ze excentriek. Dat is ook de faam van de ‘dolle jonker’ E. Meyster. Zo was zijn eigen uitbreidingsplan voor Utrecht geschreven op rijm en liet hij verschillende bizarre publicaties uitkomen. Zijn landgoederen moesten zijn ideeën verbeelden. Het mag geen wonder heten dat hij na zijn dood wilde voortleven, en niet alleen als naamgever van een laan in ‘zijn’ wijk en in de bijnaam van de stad Amersfoort en haar bewoners. In het laatste kwart van de twintigste eeuw is de jonker dan ook aan deze kant van gene zijde gesignaleerd, om precies te zijn in zijn oude tuinmanswoning en wel in de gedaante van zijn broek.
Landhuis, nu bibliotheek: Park Oog in Al 1 (1966) |
Ik ken een familie die er al decennia woont. Mevrouw is een geboren Utrechtse, meneer is oorspronkelijk een kaasboer uit het Groene Hart. Toen hun jongste kind, een dochter, werd geboren leefden ze op de Richard Wagnerlaan. Daar woonden ze nog toen de kleine meid zes jaar was. Op een nacht lag ze rustig te slapen op dezelfde kamer als haar twee broers en zus. Plotseling werd ze wakker met een onbestemd gevoel.
Mozartlaan, links de R. Wagnerlaan, rechts park Oog in Al (1936). |
Bunker vermomd als huis in het park |
Plastiek van E. Dodeigne, geplaatst 10 juli 1980 |
Vandaag is de bekende weg
“Vandaag is de bekende weg
Vandaag is hetzelfde als gisteren
Vergeet vandaag –
Morgen nieuwe voorstellingen”
Verena Blok: “Eigenlijk ben ik een soort romanschrijver.” Foto-expositie in Artishock: De banden met een Pools gezin.
Daar, dus. Klik om te vergroten. |
Foto uit Verena Blok’s project “If it only were summer” |
Ook verschenen in Soest Nu: http://www.deweekkrant.nl/artikel/2013/mei/28/verena_blok_a_eigenlijk_ben_ik_een_soort_romans
Deutschlandfunk (DLF2)
Deutschlandfunk blijft opstaan, van Midden Duitsland tot over de grens bij Winschoten.
Totale Kontrolle. Twee woorden die Duistland wel aardig typeren: totaal, honderd procent, doorgaan tot het laatste fluitsignaal, bij voorbeeld…en controle, de route van A naar B zal stap voor stap, minuut voor minuut zijn gepland. Ik woonde eens een presentatie bij van een Amerikaans softwarebedrijf wat een programma verkoopt waarmee de handhaving van beleggingsvoorschriften wordt gemonitord. Ze leverden ook aan Duitse bedrijven en waren daar trots op, want “The Germans, you know, they love rules.” Toch denk ik dat de Amerikanen minstens net zo bureaucratisch zijn, dat land is behept met een ferme formulierenfetish.
Stempelen maar…In Duitsland heb ik wel mijn stempelverzameling fors uit weten te breiden…ook doordat ze buiten gebruik raakten, daar zijn ze er, net als in Nederland overigens, inmiddels ook wel achter dat bureaucratie prima valt te verergeren zonder papier. Digitaal kan het ook, en groter, beter…
Na zijn uitgesproken gehoorzaamheid aan de (belasting) wetten en de vrees voor God kwam wel een fors kritiekpuntje op de toenmalige president. Ik ben vergeten waar dat precies over ging, maar de maatschappij hangt nu eenmaal aan elkaar van geschreven en ongeschreven regeltjes en de hoop dat onze God ons de juiste beslissingen ingeeft – anders rest ons de totale oorlog van allen tegen allen.
“Don’t mention the war”[1] – in het Duitse publieke debat echter wordt de oorlog en het hele zwarte hoofdstuk van Damals uitgebreid besproken. Vaak, lang en diep wordt de nationaalsocialistische maatschappij en de mens daarin ontleed…en het effect op de volgende generaties.
Ik heb een tijdje in Duitsland gewoond en gewerkt en veel op en neer gereden naar Nederland…een hoop geleerd. Zoals…dat je niet met 150 kilometer per uur van baan moet wisselen als je een bocht vergaf maakt en ondertussen een sjekkie draait en/of een sms’je stuurt, want voor je het weet word je rechts ingehaald door zo’n glanzende bolide met knipperend grootlicht… dat ging nog maar net goed.
Ik heb ook geleerd dat het een vooroordeel is dat de Duitsers geen humor hebben. Echt waar, ik heb een aantal zeer welsprekende, ironische voorbeelden gezien van ongeëvenaarde, droogheid. Ik vertelde een keer over de positie van Geert Wildersdie men in Nederland niet kon of wilde, niet mocht of juist moest vervolgen voor racisme. “Tut-tut-tut,” zei een collega toen ik mijn handen wanhopig, een óók met een zekere schaamte in de lucht gooide, “en we we hebben indertijd toch zó het goede voorbeeld gegeven, met aanschouwelijk onderricht.”
Duits gestalte
SMS Snoepjes
Mummie. Er is verband.
Serie drooM / Serial redruM (13th Street II)
Serial redruM (13th Street II)
“First he dissects her life. Then he dissects her alive…like a butcher a chicken or turkey”
Nothing. A trail of dead ends.
I.P. Fisher
JAN07,2013
Serie drooM (13th Street II)
“Steeds vaker, steeds verfijnder”
“Ik wil de beelden van alle bewakingscamera’s”
“We trekken alles na – van de slachtoffers en van de dader”
Niets. Een spoor van doodlopende wegen.
“Er moet een verband zijn”
Een andere naam.
Ringtoon.
“Hallo…”
(Volgt: Confrontatie en ontknoping: moordenaar vermoord. Kus. Reclameblok.)
I.P. Fisher
07JAN2013
Geld & Liefde
I.P. Fisher
(Txt: eind maart 2012, aldus 24 DEC 2012. Pic: 25 OKT 2012)
Tweede Kans
Bij de spoorwegovergang stond een bord: “WACHT tot het rode licht gedoofd is. Er kan nog een trein komen.”
Ik schrok terug van het geweld waarmee de intercity langs kwam razen.
In het leven krijg je zelden het geluk van een tweede kans.
Maar er kwam echt nog een trein.
Sporen onder het dashboard (DLF 1)
Als auto’s konden praten, had deze auto heel wat te vertellen – alleen de achterbank al. Alhoewel het mijn gewoonte is lege pakjes over mijn schouder te gooien richting achterklep, verzamelde zich ook veel zooi in de footwell, hoeheethet, de voetenruimte voor de passagier naast de bestuurder.
Rumi – The Chalice / De Kelk / La Calice
-
Opmerkingen:
13th Street (I – City Cops)
pulls up
on wet tarmac
zoom in to the garbage
Music starts, titles roll
Android (mousepainting)
https://picasaweb.google.com/111899147426375524192/MousePainting#
Afgeronde gedachte (mousepainting)
Voetbal en winterbanden
fascisme was iets van een paar boerenpummels die achter Glimmerveen aanliepen
hoe dunner de draadhoe groter de knoop
I.P. Fisher
(maakte ook de foto’s)
M’n Loon / Pay Me – Tom Waits (Bad As Me) vertaling
They pay me not to come home
Keeping me stoned
I won’t run away
They say it’s easy to get
Stuck in this town
Just like Joan
You know I gave it all up for the stage
They fill my cup up in a cage
It’s nobody’s business but mine when I’m low
To hold yourself up is not a crime here you know
At the end of the world
And I kick my foot at the lights
I breathe it in all night
There’s a light on a canvas tree
And money from home supporting me
They pay me not to come home
I won’t eat crow
I’ll stay away
And though all roads will not lead you home my girl
All roads lead to the end of the world
I sewed a little luck up in the hem of my gown
The only way down from the gallows is to swing
And I’ll wear boots instead of high heels
And the next stage that I’m on it will have wheels
Tom Waits, CD Bad As Me (okt 2011)
Het ziet er niet uit zoals ik wilde maar de mogelijkheden van Blogger, of (ahum, rochel rochel) mijn eigen vaardigheden ermee zijn ontoereikend.
Niet elke nieuwe plaat verdient veel aandacht en ook niet elke tekst van Tom Waits is het vertalen waard. Maar dit is de moeite waard…
I.P. Fisher
20NOV2011
Als je in het nu leeft ben je dood
Kunstwerk van voetkoffers en gedicht, Martini Ziekenhuis, Groningen (*) |
… en ergens ben ik het er ook mee eens dat je Nu moet leven, “in het moment”, en dat iedereen even de tijd, nee, het Nu moet nemen om geconcentreerd te gaan luisteren naar de nieuwe cd’s van Spinvis en Tom Waits – bij voorbeeld. Maar daar ga je al, muziek, alle podiumkunsten, bestaan alleen in de tijd.
Aan de oevers van de tijd,
vertaalde Erik de Jong in een Spinvislied op zijn verleden CD. En daar moeten we het maar mee doen, meer is niet mogelijk Een gebouw, een foto, een landschap komt dichter bij de vastlegging van het nu… en dan nog: de foto eist belichtingstijd, het gebouw onderhoud, het landschap een wolk die overdrijft en het kantelende licht van de zon die onherroepelijk opkomt en weer ondergaat terwijl de boer… zijn beide zegeningen telt.
stroomt het water onder de brug door, en niet alleen het water. Ook zonder druk is alles vloeibaar en is dat Alles in elk moment uniek en kunnen we maar één kant op, immer gerade aus. Zonder een volgende stap, zonder een volgende harteklop, zijn we hardstikke dood.
Stilstand is achteruitgang – was het maar waar! Even een time out, tikkie terug, Undo en weer verder, verbeterd…. maar… is dat wel beter? Je kan niet van die mooie zonsondergang genieten zonder mee te maken hoe je daar, op dat moment, met die persoon bent gekomen en zonder er in een ander moment profijt van te hebben, in de vorm van ervaring, herinnering, groei…
En vanuit dat oogpunt is het “leven in het nu” een waardeloos advies, een modieuze stoplap uit de koker van navelstaarders. Ik weet, het zal wel goed bedoeld zijn, tegen het jachtige en oppervlakkige leven zonder reflectie…zeker in deze tijden van telefoon en stoomboot en zo meer, maar er schuilt ook een oproep tot bewuste domheid in. Het verleden is er niet voor niks, de toekomst ook niet, en we leven altijd, op elk moment, met één been in beide toestanden (en met hoeveel benen zijn nu helemaal gezegend?). Zonder de vorige stap stonden we niet hier en kunnen we ook de volgende stap niet zetten.
Goed, je bent een engel en kan vliegen. Het klinkt misschien raar maar ook dat…begint met babystapjes. Alleen een steen leeft in het nu en verbrokkelt zonder bewustzijn. Zelfs microben reageren op hun omgeving en we kunnen een voorbeeld nemen aan de bomen – dat we niet rond hoeven te rennen om bij te leren, sterker nog
I.P. Palescue
Songster Seasick Steve: Rock, blues en ballen
Hobos are people who move around looking for work, tramps are people who move around but don’t look for work, and bums are people who don’t move and don’t work. I’ve been all three.[i]
Magic Mojo: The Three-String Trance Wonder |
Ik hoorde voor het eerst van Seasick Steve op een vrijdag. Het was weer een klotedag. Gelukkig had ik die avond mijn favoriete antidepressivum, het tv-programma TopGear. Het was een oude aflevering[iii] maar ik kende hem niet en lag na een kwartier onder tafel van het lachen en heb er nu nog lol van, dankzij de studiogast die een ronde rijdt in een redelijk geprijsde auto: een oudere man met een lange baard onder de kin, in werkschoenen en tuinbroek, met een John Deere petje boven olijke ogen. John Deere maakt vooral tractors en Steve (Chevrolet 1951), zei niet zozeer iets met het boeren te hebben, maar wel gek te zijn op het ploegen. Lekker voren in de aarde trekken, een echte hillbilly. Hij had iets bij zich, een soort gitaar. Een bezemsteel met snaren, twee wieldoppen als klankkast. “Het beste wat je kan doen met een Morris Minor” vond interviewer/presentator Jeremy Clarkson. Of hij een aardige tijd reed op het circuit weet ik niet, want ik zat al op internet.
Maak ’n Diddly Bo en speel Bo Diddley |
In november naar Nederland. Alles is uitverkocht. |
Kunst is Shit
…zo is kunst, anders dan het levende leven, nooit hedendaags. Wat je nu ziet is gisteren gemaakt – op zijn vroegst, want het destilleren van een kunstwerkje uit de werkelijkheid kost doorgaans meer tijd.
Duchamp’s pisbak Fontaine (1917) |
Cloaca (2000): de ‘kakmachien’ |
Ambachtelijk: Manzoni’s Merda d’artista n°66, 1961 |
”Daarmee verwijst de Belgische kunstenaar naar de ready-mades van Marcel Duchamp, maar plaatst hij zich ook in de traditie van Piero Manzoni, de kunstenaar die veertig jaar geleden zijn ingeblikte poep als ‘Merda d’artista verkocht. “Door het vele experimenteren met verschillende conserveringstechnieken kwamen we erachter dat er in Manzoni’s blikken nooit echte stront gezeten kan hebben”, zegt Delvoye.
03okt2011
Appeltjes veur het raem
Zo’n overdekt terras met zo’n oudere man met zo’n vettige pantalon zonder vouw, opgehouden met bretels die vooral de buik in toom houden, met de huid van iemand die leeft op alcohol en halfrauw varkensvlees.
Wij slenterden als geliefden langs en hij gaf ons commentaar op de liefde en het leven, met een tong die niet heel duidelijk viel door dialect en diverse versnaperingen, in een beetje verongelijkte toonzetting, maar spottend-hartelijk.
We antwoordden op wat we dachten te verstaan.
Nee, we komen niet van hier. Ja, we zijn een paar jaar samen. Toen zei hij een aantal keer: “De mooiste appeltjes liggen veur het raem, jaja, de mooiste appeltjes liggen veur het raem.”
Wij dachten hem te begrijpen, knikten instemmend en zeiden “ja ja – nou nou” terug. De man verhief zich, stommelde het café-billiard binnen en wij liepen verder.
“Moi ,Letterlijk betekent de uitdrukking: Wie iets te koop aanbiedt, legt het zo voor het winkelraam, dat de beste kant zichtbaar is.Figuurlijk: Men zorgt er wel voor dat men zichzelf of zijn zaak van de beste kant laat zien.Want: Zolaank jongelu nog nait traauwd binnen, liggen mooiste appels veur t roam.Of: Koopmanskaant veur.Hopelijk heb ik je hiermee geholpen.groutnisFré Schreiber, rtvNoord.”
Moi.
Foto: http://zoom.nl/foto/994749/overig/appels.html |
Wapenbroeders in de bunker
Wapenbroeders in de bunker
Bij een invalweg naar Utrecht stond er net zo één, die is onlangs met veel geweld gesloopt om de autoweg ruimte te kunnen geven. Vanuit een zelfde type bunker werd leiding gegeven aan de Duitse grondtroepen bij de Slag om Delfzijl, waarmee in Nederland een eind kwam aan de Tweede Wereldoorlog.
I.P.Fisher
Joker
H-oneliner.
Een nieuwe kleurplaat. Lijntekening uit augustus, nu ingekleurd.
https://picasaweb.google.com/lh/photo/xQdnubgSQKqWu4byxBTbug?feat=directlink
IP-Fisher
Black Duck
It could have been me
But it ain’t
http://techtransfer.byu.edu/?products=ip-fisher#:
Potential users of IP-Fisher include:
- Lawyers
- Merger & Acquisition specialists
- Venture Capitalists
- Universities that license software
- Companies that sell source code software
- Companies that buy source code software
- Any merger candidate for Buy or Sell
The Product
Differences between the Invention and the prior art:
From the description at the Black Duck web site, it seems that they compare small parts of the source code to find potentially matching code. The IP Fisher approach uses broader statistics and abstractions of the entire piece of code to measure similarity
Ik slaap dus ik woon dus ik besta
In de woonkamer wordt ook bezoek ontvangen, in ‘de mooie kamer’ op de beletage worden de meest gewichtige en luchtige gesprekken gevoerd, veel minder aan de spreekwoordelijke keukentafel. Relaxen? Hmmm… En wat betreft essentiële elementen… de zitelementen, of toch de laptop en/of tv? Het raam naar buiten: uitzien op de straat. Ja, dat is het. Communicatie is hier het essentiële element, inclusief de internetaansluiting die niet aan een bepaalde ruimte is gebonden. De woonkamer is de interface tussen de privé wereld en de openbare buitenwereld, waarin we
I.P. FISHER
Palescue Beeldend
schilderijen en meer