Goede Vrijdag
 
 
Laat mij maar naar de vogels kijken
musjes wippen in de witte roos.
 
Laat mij maar zitten op het pleintje
onder de luifel met een koffie en
de mensen die voorbij gaan. Wa-
ter spettert in de zon. Laat me
 
naar die berk daar kijken, stille
molen zonder baan, met ook dit jaar
weer een nestje tortelduiven.
 
Kijk hoe het landschap weg wiekt,
laat mij maar achter in de trein
met een prinses die vraagt Hoelang nog
 
en ik hoop dat ze hoort wat ik zie,
een dag vliegt voorbij. Bijna thuis.
 

Z00 Palescue #28: De Topwolf

Z00 Palescue #28: De Topwolf

Voorpublicatie: een nieuw dier in exact 300 woorden voor het decembernummer van Veren & Vachten

Tijdens de Lockdown zag ik op YouTube een wolf door Soest lopen. Nu zag en hoorde je wel meer rare dingen tijdens de Coronacrisis, maar ook dit jaar zijn er serieuze meldingen van de Wolf in onze omgeving.

Anderhalve eeuw nadat hij in Nederland was uitgeroeid kwam de eerste in 2015 Drenthe weer binnenwandelen. Niet dat er nu hele roedels op de Utrechtse Heuvelrug wonen, in heel Nederland wonen er 35. Het blijven bedreigde dieren, al staan ze bovenaan een voedselketen.

De Wolf spreekt tot de verbeelding maar werkt ook in op de werkelijkheid. Waar hij woont, verandert het ecosysteem. Het steentje dat aan de top van de piramide gaat rollen, veroorzaakt een lawine aan effecten in de natuur. In het Amerikaanse Yellowstone Park (negen keer de Veluwe) wordt dat onderzocht, al zal de Wolf hier moeilijk zoveel ruimte krijgen.

Natuurbeschermers heetten de wederkomst welkom; schapenhouders en boerengezinde politici schoten in de aanval. Maar een doodgeschoten Wolf betekent nog geen vrijlopend schaap. Voordat ze sowieso slachtvee worden, bezwijken er nu vooral veel aan het Blauwtongvirus.

Schapen zijn ook goed te beschermen tegen de Wolf. Daar heeft de mens potige herdershonden voor gefokt en getraind. En ’s nachts kunnen ze achter een elektrische omheining. Bestaande hekken hoeven vaak alleen te worden aangepast. Wat niet helpt, is dat Nederlandse veehouders altijd een bedrag krijgen voor een door de Wolf gedood dier, of er een goed hek stond of niet. Sommige dierenhouders vinden een wolfwerende omheining te veel werk en/of te duur wegens onvoldoende subsidie.

De Wolf is onderwerp van oeroude verhalen en is ook nu nog een krachtig symbool. Talloos zijn de logo’s met de wolf als embleem voor zowel vrijheid en zelfstandigheid als voor familie en groepsgevoel, voor zowel kracht en macht, als voor wijsheid en intelligentie. Zowel moordenaar als leraar.

Z00_Palescue_Topwolf

Illustratie: aquarel, marker, vulpen en crayons

En zo verscheen het in december 2023 in nr.4 van de 18e jaargang. De blauwe lijntjes voor links werken op papier natuurlijk niet. Mede door de typografie vallen ook wat stilistische slordigheden op. En de tekening is wat donker uitgevallen. In bovenstaande versie trouwens ook. In het echt is het rood feller.

Z00 Palescue #26: De Parkparkiet

Z00 Palescue #26: De Parkparkiet

Een nieuw dier in driehonderd woorden voor de volgende Veren & Vachten:

Het is niet vaak dat mijn ritme gelijk loopt met de natuur, maar eerder dit jaar kwam ik een paar dagen gelijk met de zon op in Den Haag. Bij het wachten voor een stoplicht hoorde ik luid gekwetter in de bomen. Daar bleek zich een bende protesterende halsbandparkieten te verzamelen om over te steken naar het Malieveld. Nog geen week kruisten zich onze wegen, daarna was het te vroeg licht en waren ze al langs geweest.

Ze stammen af van volièrevogels die oorspronkelijk uit Afrika en Zuidoost Azië komen. Al sinds 1968 broeden ze in Nederland. Ze koloniseerden vanuit Den Haag de parken in de Randstad en zijn met inmiddels 22.000 exemplaren luid en duidelijk aanwezig. Het lijken kleine papegaaien met knalgroene veren en vuurrode snavel. De zwart-roze halsband is alleen voor mannetjes. Ze zijn met 40 centimeter best lang, al zit dat vooral in de staart.

Door de milde winters is het goed toeven in de Europese steden en het is leuk zo’n nieuw dier te zien, want vele sterven uit. Met de hogere temperatuur wordt het bos steeds stiller, het water leger, de aarde dor. Klimaatverandering en natuurverlies zijn twee kanten van dezelfde medaille.

Maar we zien dus ook nieuwe soorten. Het worden exoten genoemd, en kunnen een plaag worden, denk aan de Japanse Duizendknoop of Amerikaanse rivierkreeft: invasieve exoten. De halsbandparkiet valt daar ook onder. In hun oorspronkelijke leefomgeving maken ze zich niet populair door vandalistisch gedrag in boomgaarden. Dat kan wat worden, als ze de fruitbomen in de Betuwe ontdekken.

Het Wereld Natuur Fonds publiceert elke twee jaar het Living Planet Report. Directeur Kirsten Schuijt: “We hebben de natuur inmiddels zo diep uitgehold dat ons welzijn en onze welvaart in het geding komen. Rijke, diverse natuur is nodig voor schoon water, bestuiving van gewassen en natuurlijke plaagbestrijding.”

En zo kwam het in de bus op pagina 25 van Veren & Vachten (jg.18, nr.2), het lijfblad van de Stichting Dierenzorg Eemland:

Z00 Palescue #25: De grote dode specht

Z00 Palescue #25: De grote dode specht

Als je het roffelen van de specht hoort, is het altijd leuk hem ook in het oog te krijgen. Je gaat van het pad af en sluipt tussen de bomen, wijst fluisterend: “Kijk daar, bijna bovenin. Nee, nu hupt ‘ie naar de achterkant.”

Deze grote bonte specht maakte maar één klap, tegen de glazen achtergevel. De kinderen schoten in de verzorgingsstand, en gaven het vogeltje water. Het hielp niet. Een paar minuten later blies de specht zijn laatste adem uit in de hand van mijn vrouw. “Het was zo licht, hij woog niet meer dan de lucht in zijn lijfje.” Het fraaie vogeltje werd met gepaste plechtigheid begraven in de tuin en al snel vergeten.

De dood is herkenbaar, ook voor de kleine kinderen was het direct duidelijk dat de vogel was gestorven. De komst van het leven is mysterieuzer. Wanneer wordt de druppel water, een molecuul H2O, onderdeel van je lichaam? Hoe wordt een zonnestraal opgenomen door een boom? Dat is de magie van biochemie. En dan: hoe en wanneer is het leven ontstaan?

Men schat dat hier bijna 4 miljard jaar geleden leven kwam, kort nadat de Aarde was gevormd. Dit is gebaseerd op studies naar meteorieten en aardse rotsen, die het bestaan van eenvoudige cellen uit die tijd bewijzen. Maar hoe? Misschien ontstond in zee ‘automatisch’ de perfecte voedingsbodem, misschien sloeg het in met een meteoriet, we weten het niet. Het hoe blijft, waar dan ook, verborgen.

De mens is goed in het doodmaken, en het maken van dode dingen. We kennen oneindig veel mogelijkheden om vrijwel alle levensvormen uit te schakelen. Maar het ontstaan van leven blijft een mysterie. In het laboratorium kunnen we een beetje vlees opkweken. Daar zijn nog altijd bestaande stamcellen voor nodig. Om uit het niets iets levends te scheppen lukt niet.

DALL·E 2023-02-04 – coloured woodcut woodpecker in space

ChatGPT voor al uw tekst, of: Computer Zegt Nee?

ChatGPT voor al uw tekst, of: Computer Zegt Nee?

De wekelijkse rubriek ‘Raadgever’ in de Soester Courant is deze week voor een fractielid van Gemeentebelangen Groen Soest (GGS). Met deze rubriek geeft de krant telkens een raadslid de kans een persoonlijke bijdrage te geven. Deze keer Cees Paul.

Mijn teksten ontstaan handgeschreven, inkt op papier. Deze wilde ik maken met ChatGPT. De chatbot zou een revolutie zijn voor de manier hoe we omgaan met kennis en teksten. De site was overbelast dus moest ik het zelf doen: wat heb ik zoal gelezen, gezien en gehoord en hoe verwerk ik dat in 2.550 tekens? De processor in mijn hoofd ging aan het werk. Ook die verbindt met kleine elektrische stroompjes informatie uit verschillende netwerken, alleen is mijn hoofd geen datacentrum. Het heeft wandelingen nodig en heel veel koffie. Uiteindelijk kreeg ik toegang tot ChatGPT en vroeg: “een persoonlijke tekst als gemeenteraadslid van Soest. Betrokkenheid.” De cursor knipperde even en schreef:

“Als gemeenteraadslid van Soest voel ik mij nauw betrokken bij de inwoners en ondernemers van onze gemeente. Mijn doel is om mij in te zetten voor de belangen van de inwoners en om mee te werken aan een gemeente waar het goed wonen, werken en leven is. Een van mijn belangrijkste prioriteiten is het verbeteren van de leefbaarheid in Soest. Dit kan door bijvoorbeeld het versterken van de lokale economie, het bevorderen van de participatie van inwoners in de gemeentelijke besluitvorming en het creëren van meer groen en openbare ruimtes in onze gemeente.”

Al zou bijna elk gemeenteraadslid het als bio kunnen gebruiken, ChatGPT is echt iets nieuws. Het ‘verzint’ zelf teksten, zoals toen ik verder vroeg om “een leuke gebeurtenis uit mijn leven:”

“Een leuke gebeurtenis uit mijn leven die mij heeft geïnspireerd om mij in te zetten voor onze gemeente is toen ik deelnam aan een community project in een achterstandswijk. Samen met een groep vrijwilligers hebben we een buurtpark opgeknapt en ingericht. Het was geweldig om te zien hoeveel impact zo’n kleine verandering kon hebben op de leefomgeving en hoe dit bijdroeg aan een beter gemeenschapsgevoel.”

Zo schrijf ik niet, en het is ook niet gebeurd. Mijn betrokkenheid bij de publieke zaak is gecompliceerder. Onderdeel is de kennismaking met Harry Witte, oprichter van GGS (Gemeentebelangen Groen Soest). Hij is afgelopen november overleden en eind januari werd hij herdacht in Artishock, waar ik hem ook leerde kennen. Met de nodige humor bespraken we van alles. Toen hij op een avond belde en vroeg of ik op de lijst wilde voor de verkiezingen van 2010 zei ik “Jahoor, zet mij maar op 1.” Hij was opeens serieus: “Nee, dat zal niet gaan. Daar sta ik al.” Ik werd fractie-assistent, en in 2014 gemeenteraadslid. Mijn omgeving, en Soest, zien er anders uit door hem.

Foto: Duygu Mun

Z00 Palescue #24: Salamandervuur

Z00 Palescue #24: Salamandervuur

Een tuin is niet compleet zonder vijver, een vijver niet zonder salamanders. Prachtige minidraken, en een teken van gezond water. Je kan ze elk voorjaar zien verschijnen en elk najaar weer verdwijnen in winterslaap.

Salamander, sah-lá-man-dèr – het woord alleen al klinkt als een toverspreuk, als iets dat zowel prehistorisch oud als buitenaards nieuw is. De naam komt van het Perzische ‘sām–andarūn’ wat vrij vertaald ‘vuur van binnen’ betekent.

Lang dacht men dat salamanders in het vuur leefden. De salamander was manifestatie van het element Vuur, zoals de zeemeermin een elementaire geest van Water was, de kabouter van Aarde en elfen van Lucht. Volgens de Middeleeuwers was de hele schepping uit deze elementen opgebouwd. Van die vier wezens bestaat alleen de salamander nog echt.

De Salamander blijft een sterk symbool dat overal staat afgebeeld en als vuurspuwende draak doorleeft in sprookjes. In Nederland kennen we vijf soorten waarvan de vuursalamander met 20 centimeter de grootste is. Alleen in Zuid Limburg zijn er nog een paar over. De soort is vrijwel uitgeroeid door een schimmel die ook andere salamandersoorten letterlijk opvreet. In de rest van Nederland zien we vooral de kleine watersalamander van circa 10 centimeter.

Rond 1800 werd er een fossiel skelet gevonden dat werd aangezien voor een mens en ‘Getuige van de Zondvloed’ genoemd. Later bleek het een reuzensalamander van 180 centimeter. De nieuwe soort werd Andrias (‘mensbeeld’) genoemd en leeft nog in Azië.

O, en het verschil met een hagedis is dit: als je dichtbij komt schiet de Hagedis weg, zo snel als een Haas. Een Salamander waggelt weg, die is Sloom. De geschubde hagedis is een reptiel dat in de zon op droge stenen zit, de salamander een amfibie dat ademt door zijn natte, gladde huid. Dier van twee werelden: land en water.

Schubben & slijm – de salamander, een nieuw oud dier in 300 woorden. Voor Harry, die salamanders in zijn tuin heeft, en het blad Veren & Vachten.


En zo viel het in druk vandaag in de bus: Veren & Vachten, 17e jaargang, nr.4. December 2022

Jeroen Kuypers “Nu ik je nooit meer zie” (roman): Rotterdam, voordat de bom viel.

Jeroen Kuypers “Nu ik je nooit meer zie” (roman): Rotterdam, voordat de bom viel.

De titel “Nu ik je nooit meer zie” klinkt als een romantisch verhaal en dat is het, óók. Het is meer, en voor mij een dermate mooi boek, dat ik meteen twee andere boeken van deze schrijver heb besteld bij uitgeverij Marmer in Baarn, tegen een bijzonder schappelijk prijsje, overigens. Moet ik nog meer zeggen?

Jeroen Kuypers woont in België maar is opgegroeid in Soest, Nederland (er is ook een Soest in Duitsland) waar zijn vader leraar was op een middelbare school. Het was de favoriete leraar van mijn broer. Wij woonden drie huizen verderop, maar zelf leerde ik Jeroen en zijn ouders pas kennen toen we samen geschiedenis studeerden in Utrecht. Hij las en schreef toen ook al science fiction, naast de politieke geschiedenis die we bestudeerden. Zijn moeder schreef detectives en speelde in de laatste jaren van haar leven wekelijks scrabble met mijn moeder. Beide moeders zijn geboren in het Rotterdam van vóór het bombardement in mei 1940, de plaats en tijd waar ook dit boek zich grotendeels afspeelt.

De mengeling van feitelijke geschiedenis en speurwerk naar wat daarnaast kon, of later kan gebeuren, lijkt een rode draad in het werk van Jeroen Kuypers. En dat werk is omvangrijk. Zijn productie aan verhalen, interviews, recensies, artikelen en boeken is enorm. Zoveel, dat hij zijn productie blijkbaar geloofwaardig moet maken door het te verdelen over verschillende personen.

Het pseudoniem Roel Thijssen is vooral verbonden aan zijn Graham Marquand-reeks over spionage in Zuidoost Azië. Deze boeken werden opgenomen in de jaarlijkse VN Detective & Thrillergids. Daarnaast heeft hij ook geschreven onder de namen Max Moragie en Peter Marx.

Tot een paar jaar geleden had het pseudoniem ook een praktische reden, om zijn werk als zelfstandig journalist apart van de fictie te zetten : “Als potentiële opdrachtgevers Kuypers googelen, moet in een oogopslag duidelijk zijn dat de verslaggever zich aan de feiten houdt. De boekenschrijver Thijssen is een afgesplitste persoonlijkheid” (interview, nzg-journalisten.nl, 2019).

Inmiddels ‘mag’ Jeroen Kuypers blijkbaar ook fictie schrijven, getuige de publicatie van dit nieuwste boek onder zijn genealogische naam. Desalniettemin is het verhaal gebaseerd op grondige kennis van historische feiten. Het leuke van dit boek is daarbij hoe hij, tegen de achtergrond van de ‘grote’ geschiedenis, ook de ‘kleine’ geschiedenis tot leven wekt.

Antifascistisch

Heel fraai vind ik hoe de schrijver Jan Greshoff sprekend in hedendaags Nederlands is opgevoerd, ook in interactie met het publiek, als activist voor het Comité van Waakzaamheid. In het boek vindt dat plaats in het Rotterdamse Kralingen van 1938. Reken er maar op dat de strekking van zijn woorden klopt, evenals de locatie, en alle andere namen van bedrijven en uitgaansgelegenheden die voorkomen in het boek inclusief de muziek daar werd gespeeld.

In een dialoog op Facebook noemt Kuypers zijn boek “een roman met een historisch kader en een antifascistische inslag [die] begint tijdens het gewapend verzet van de socialisten tegen Dolfuss, de Austrofascist.” Dat is in Wenen, juli 1934. Hoofdrolspeler Leon Teitelbaum neemt deel aan de ‘Juliputsch’ en belandt enige tijd in de gevangenis.

In “Nu ik je nooit meer zie” lees ik vooral het verhaal van broer Leon en zus Vera Teitelbaum, en met hen het verhaal over een seculier joods gezin dat op de vlucht voor het nazisme via Tsjechoslowakije terecht komt in Rotterdam. Vader Teitelbaum heeft een serviezenfabriek waar de dochter ook voor werkt. De zoon probeert als kunstschilder zijn geld te verdienen.

Er vindt ook nog een uitstapje plaats naar Amsterdam en er is een terugblik, waarin Vera in 1946 met een zoontje De Puin van Rotterdam weer bezoekt.

Het is dus ook een romantisch boek wat betreft de liefdesgeschiedenis van Vera en de Engelsman Hugo Barton. Via hem, en zijn verschrikkelijke moeder, klinkt de echo uit ‘Brideshead Revisited’ over de neergang van de adel in het afbrokkelende Britse Imperium. Barton blijkt ook een spion voor Engeland. Aardig detail: Vera wordt hierover ingelicht tijdens een bijeenkomst in Kralingen, op Avenue Concordia nummer 6. (Op zich al apart dat dit huisnummer specifiek wordt genoemd. Ik neem aan dat hier een historische grond voor is.) In dat deel van de straat staan nu woningen uit 1982. Verderop staan nog wel huizen in vooroorlogse glorie en op nummer 66 ben ik later geboren in het huis van mijn grootouders.

Spannende geschiedenis

Met de verhaallijn over spionage, maar vooral ook met de beschrijving van het bombardement van Rotterdam en de impact die dit heeft op de verschillende verhaallijnen, scoort ‘Nu ik je nooit meer zie’ goed in de categorie van het spannende boek. Lezers die louter op de liefdesgeschiedenis afkomen zullen teleurgesteld worden. De meeste romantiek zit in een herhaalde scène waarin de geliefden de branding inlopen. Het vervolg vindt plaats buiten het verhaal, al komt er wel een kind van.

Het belichten van de zogenaamde kleine geschiedenis is in dit boek vooral zo interessant omdat het laat zien hoe precair het verzet tegen het opkomende nazisme was. Het bestond wel, maar ondergronds, en is in de beeldvorming ondergesneeuwd door het narratief waarin Nederland is ‘verrast’ door de agressie van het bevriende staatshoofd A. Hitler.

Zo vind ik ‘Nu ik je nooit meer zie’ al met al een geslaagde, spannende historische roman over de jaren dertig. In de roman is ook een fraaie plotlijn aanwezig over een bijzonder aannemelijke kunstzwendel. In het verhaal wordt een verzameling foto’s ontdekt die G.H. Breitner gemaakt zou hebben in Rotterdam. Dat Breitner ook fotografeerde werd pas ruim na de oorlog bekend. In de roman verwerkt Leon Teitelbaum de foto’s tot stadsgezichten in de stijl van de beroemde schilder, in opdracht van zijn galerist. Leon maakt de werken niet van harte en de zwendel wordt nooit helemaal uitgevoerd. Na het bombardement blijft er maar één werk over, en dat is ondertekend met zijn eigen naam.


Jeroen Kuypers: Nu ik je nooit meer zie, roman. Uitgeverij Marmer (Baarn, 2020), ISBN 978 94 6068 448 7.


Afbeelding: Gemeentearchief Rotterdam. De Coolsingel, met rechts de ingang van de Doelen, iets verder café-restaurant-dancing Pschorr, op de achtergrond de Delftse Poort, het Hofplein met grand-café Loos; 20-03-1937; door Augustinus Johannes Marie (Guus) (A.J.M.) Weimar.

Z00 Palescue #21: Ganzentrek.

Z00 Palescue #21: Ganzentrek.

Driehonderd woorden voor het 21e dier in deze gaarde:

Zoals één zwaluw nog geen zomer maakt, betekent één vlucht gakkende ganzen nog geen winter. Ze vliegen in het voorjaar net zo hard – tot 45 km/u – de andere kant op, maar ik verbind zo’n overvliegende V-formatie toch meer met een naderend koufront in de getijdewisseling van seizoenen.

Mens en gans hokken al heel lang samen. Eén van de oudste data uit de Europese geschiedenis is 18 juli 387 v.C.. Die nacht werd Rome gered door de ganzen in de tempel van Juno op het Capitool. Ze sloegen alarm toen de Galliërs de stad beslopen om die te plunderen.

Ganzen worden dus vanouds gehouden als waakhond en leverancier van schrijfgerei. (Tip: neem een veer uit de rechtervleugel als je linkshandig schrijft.) Met de donsveren worden ook de dekbedden van Vrouw Holle gevuld en in gebraden vorm poogt Holle Bolle Gijs zich te vullen.

De gans lijkt eigenlijk op een versie van het Lelijke Eendje die geen zwaan kan worden, en daar nog altijd boos om is. Ze zijn niet echt gevaarlijk maar zo’n koppel sissende ganzen met tanden op de tong is wel bedreigend. Die tanden zijn zacht en alleen bedoeld om vredig te grazen. En wat kan je uiteindelijk overkomen? Ben je op het Oudhollandsch Ganzenbord met 58 dood, dan begin je gewoon opnieuw.

ganzentrekbord

En zo zag het eruit in de Veren & Vachten van Maart 2022 – 17e jaargang, nr.1, p.25:

Z00 Palescue #20: Felis Silvestris – gelukkig oudjaar

Z00 Palescue #20: Felis Silvestris – gelukkig oudjaar

Voorpublikatie: in de volgende editie van Veren & Vachten staat de twintigste aflevering van Z00 Palescue. Het dier voor dit winternummer is de wilde kat, gekenschetst in precies driehonderd woorden:

Met de Romeinen kwamen, onder meer, de centrale verwarming en de huiskat (felis catus) naar Nederland, te beginnen in Limburg. In de eeuwen daarna werd veel bos omgehakt waarmee ook de wilde kat (felis silvestris) verdween.

Tijdens de Middeleeuwen werden katten in verband gebracht met hekserij. Vermeende heksen werden vermoord, hun huiskatten ook. Er wordt wel gedacht dat dit bijdroeg aan een toename van ratten, en zo aan de verspreiding van de Zwarte Dood.

In de vorige eeuw werd de cv opnieuw ingevoerd en deze eeuw ziet de terugkeer van de wilde kat, die ook in Limburg ons land weer binnenkwam. De wilde kat lijkt op een cyperse huiskat, maar is zwaarder, en heeft een dikke staart met zwarte ringen en een stompe punt.

De huiskat bestaat sinds mensen in het Midden-Oosten landbouw gingen bedrijven, maar wie nu wie heeft getemd blijft onderwerp van discussie. Het verband met verwarming is nog onvoldoende onderzocht.

Helaas zijn er ook veel dakloze, verwilderde katten. In Nederland raken er jaarlijks ruim 38.000 zoek. Het aantal verwilderde katten is lastig te bepalen, ergens tussen de 136.000 en 1,2 miljoen. Er zijn ongeveer 4 miljoen huiskatten. Beide doden gemiddeld 2,5 andere dieren, per kat, per week…

Ik ben opgegroeid met katten en spreek de buurkatten geregeld, maar houd ook van vogeltjes. Dat vinden katten moeilijk te begrijpen. Op de site van de Dierenbescherming staan tips om de schade door je kat te beperken. Zoals: bind je kat de bel aan en voer de avondklok in.

Onlangs werd ook de lynx weer in de Ardennen en Duitsland gesignaleerd. Misschien loopt ook deze katachtige door naar Limburg. De lynx is zo groot als een herdershond, kan zelfs een wolf aan en is dus niet voor de poes.

Op oudejaarsdag herdenken we Sint Silvester. Proost, op de Nieuwe Wildernis.

En zo verscheen het in druk, december 2021 in de 16e jaargang, nr.4 van Veren & Vachten:

Uitgelicht

Welkom

menu

Deze site is vooral één lange lijst van blogs, van nieuwst naar ouder. Op deze pagina zie je rechts bovenaan een menu. Wat je onder die keuzes aantreft staat hier:

  • Verhalend – hieronder vallen eigenlijk alle prozastukjes.
    • Z00 Palescue – een serie columns die loopt sinds 2017. Elk kwartaal een nieuw dier in precies 300 woorden.
    • Nette Nul – een selectie van 15 columns uit de jaren 1990-1993. Your local loser from Utrecht, bij Lunetten.
  • Interview – meer dan 25 interviews met kunstenaars die exposeerden in Artishock te Soest (NL).
  • Kunst – met nog meer kunst
  • Taal – hier vindt je vooral poëzie van Palescue.
  • Beeld – bedoeld voor beeldend werk, maar bij (vrijwel) alle teksen staat ook Beeld van eigen hand.
    • MousePaint – plaatjes die zijn gemaakt in een mengvorm van digitaal en analoog.
  • Nieuws – met los werk wat ook voor andere kanalen is gemaakt, en een boekje wat ik uit heb gegeven.
  • Over – een aparte pagina met een levensloop van Palescue

Z00 Palescue #18 – Das mooi

Z00 Palescue #18 – Das mooi

Voor- en napublicatie van mijn driemaandelijkse column voor Veren & Vachten: 300 woorden over een dier, ditmaal de das.

Sinds de Middeleeuwen kennen we de vos Reinaerde. In dat verhaal is de das een oom van de vos. Een hoofdrol lijkt voor hem niet weggelegd. En terwijl de stropdas tegenwoordig alleen nog op tv bestaat, is de das als dier van de lijst bedreigde diersoorten afgevoerd. Toch ken ik hem zelf ook alleen van tv. Elk jaar worden honderden dassen doodgereden, maar ze worden niet meer beschouwd als plaagdier of actief vervolgd en gemarteld. Dat was, ook in Nederland, volksvermaak.

De dierenbeschermers van Stichting Das & Boom verklaren de hekel van de mens aan de das uit rivaliteit. Beide wonen op halfopen plekken die niet overstromen. En ja, de das maakt wel eens een snuitputje in het gazon om wormen uit te graven, en eet ook graan en zelfs wel eens een kip. Maar anders dan de vos zal hij niet een hele ren uitmoorden.

Bij leven is de das een propere kasteelbewoner. Hun burcht is een heuvel met een stelsel kamers en  gangen tot vier meter diep. Zo’n burcht kan tot een hectare groot worden en duizenden jaren bewoond blijven door generaties Das. Soms woont er een vossengezin bij in. De kamers worden regelmatig voorzien van vers nestmateriaal. De wc is buiten in de vorm van latrines.

De das is een slechte jager. Hij heeft een prima neus, maar slechte ogen. Met zijn korte pootjes en lompe lijf kan hij ook niet echt rennen. Hij eet waar hij tegenaan stommelt, in nachtelijke tochten tot dertig kilometer. Ze blijven in de buurt en volgen de bekende weg. Zo vormen zich ‘wissels’ in het bos waar het overig dierverkeer dankbaar gebruik van maakt.

Toch mag de das er zijn, qua design, met zijn donkergrijze jas en zwart-witte masker. In baardkringen vormen de lange nekharen met donkere uiteinden de ultieme scheerkwast.

Z00 Palescue #17: Vogeltelling

Z00 Palescue #17: Vogeltelling

Meeuwen verzamelen zich in de lucht die nachtpaars ondergaat in daglicht achter grijze wolken – tientallen, meer dan verwacht, zo ver van zee. Later zie ik vijf meeuwen zwerkbal spelen in een luchtgevecht over voer. Ze komen niet beneden en tellen dus niet mee voor de Nationale Tuinvogeltelling in januari. Ik heb ook geen tuin, maar er is groen rond het gebouw en we wonen beneden. Ik acht me telgerechtigd.

Nog voor de meeuwen worden ’s zomers merels zingend wakker. Nu zie ik er drie rondscharrelen in de achtertuin. Volgens mij altijd dezelfde, net als het stelletje Turkse tortels, opererend vanuit de grote berkenboom op de hoek. Het jaarlijks nestelen leidt maar niet tot meer blijvertjes. Soms koeren ze vanaf de afvoerbuis over ons balkon. Die tellen dus mee. Soms vliegt er ook een houtduif langs en regelmatig doet een zwermpje postduiven een rondje. Alleen de tortels dalen neer.

Dan is er het koppeltje koolmezen, bij de vetbollen in de rozenstruik voor het keukenraam. Met een beetje geluk komt ook de pimpelmees en neemt z’n maatje mee. Deze pluisjes met hun blauwe petjes en zwarte brilletjes zijn favoriet. Ook zien we soms een roodborstje opvlammen in het struweel, als vaste gast met eigen regelmaat.

En dan zijn er nog drie huismussen. Het gekwetter is drastisch afgenomen, voorheen waren er een stuk of tien. Ik gun ze dubbele nestjes en hoop dat de katten zich tot brokjes en blikvoer beperken.

Over het gras aan de voorkant loopt ’s middags de club kauwtjes, ze komen nooit achter. Zeven zijn vandaag aanwezig. In de avondschemering verzamelen alle kauwtjes uit de buurt zich in luid krassende kringen. Honderden zoeken een plek voor de nacht.

In het donker hoor ik nog een treintje ganzen gakkend overkomen. Ze weten niet meer waar ze heen moeten.

Mijn gevederde vrienden uit de buurt geteld in – exact- driehonderd woorden voor het eerste nummer uit 2021 van Veren en Vachten, het blad van Dierenzorg Eemland.

En zo plofte het op de mat in het maartnummer van de 18e jaargang, nr.1:

NETTE NUL #9; #11: LUNETTEN (slot)

NETTE NUL #9; #11: LUNETTEN (slot)

Lunetten: vier brillen

Wij wonen aan de grens van de Hollandse Waterlinie, een verdedigingsmiddel uit de tijd dat we de Koning van Hispanje nog moesten bewijzen dat de Lage Landen zelfstandig konden zijn. “Als de vijand komt”, dachten de soldaten, “zetten we alles onder water als één grote slotgracht rond het rijke westen, Vesting Holland.” Dit idee had een lang leven, om precies te zijn tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw.

Op landkaarten die niet eens zo oud zijn heet het hier Vlakte Lunetten of de Houtense Vlakte. De Vlakte ligt hoger dan de omgeving en kon dus niet goed onder water gezet worden. Om deze zwakke schakel in de linie toch te verdedigen, zijn de 4 Lunetten op korte afstand van elkaar gebouwd.  

We zien het Houtensepad en de Oude Liesbosweg als enige wegen. de Koppeldijk is nog naamloos. Rond de forten staan cirkels die het schootsveld van de kanonnen aangeven – daar moest het leeg en vlak blijven om goed te kunnen mikken. Een deel van de Houtensche weg, nu de Waterlinieweg, was een militaire weg die bovenlangs de Utrechtse lunetten liep. Aan de andere kant van het schootsveld volgt de huidige Rijksweg A12 grofweg de Limes, de verdedigingslinie die de Romeinen achttien eeuwen eerder hadden aangelegd.

Tussen Naarden en de Biesbosch liggen in totaal 27 bolwerken die zijn aangelegd tussen 1815 en 1885. Twee jaar nadat de Franse bezetter Utrecht via ’t Ledig Erf had verlaten, gaf Koning Willem I namelijk opdracht tot modernisering van de Waterlinie. Tegen de tijd dat het nieuwe harnas voor het westen des lands gesmeed was, waren de forten al nutteloos.

De Duitsers hadden een brisantgranaat ontwikkeld die ze zó aan flarden zou schieten. En in 1940 vlogen diezelfde Duitsers er gewoon overheen in hun Stuka’s en Messerschmidts. Toch duurde het dus nog meer dan dertig jaar voordat het strategisch belang van Vlakte Lunetten werd opgegeven en Lunetten BV er huizen mocht gaan bouwen.

Achter de voorhoede van de Forten ’t Hemeltje, Vechten en Rhijnauwen liggen de lunetten als twee brillen tegen de rondweg. ‘Des lunettes’ wordt in Frankrijk immers tegen een bril gezegd. En de vorm is er wel naar, vooral als je zo’n halve leesbril in gedachten neemt die mensen wel eens om de nek laten bungelen of in het haar steken.

Ook het Franse woord voor de maan, ‘la lune’, zien we terug in het woord Lunet. En inderdaad is Lunet een benaming voor de halve maan. Links bovenaan deze pagina zie je er drie terug in het logo. Van de lunet-vorm wordt verder dankbaar gebruik gemaakt door de Groengroep, die er vier verwerkt tot een boom en door de Mavo/Leao in de wijk. Het was Koningin Beatrix die vorig jaar aan het Wijkgezondheidscentrum een beeldmerk ontstak, dat op fraaie wijze drie lunetten een vierde laat vormen.

Tenslotte doet de hoekige beschoeiing van het kanaal bij het winkelcentrum sterk denken aan de verdedigingswerken die de wijk haar naam gaven. Iets vergeten? Ja: een lunet is ook nog een halve cirkel van een guillotine waar het hoofd van de veroordeelde in ligt, voordat het wordt afgesneden van het lichaam door de suizende valbijl.


Nette Nul: Lunetter.

In de maand september verscheen het boekje ‘De bevolking van Utrecht per I januari 1991’ . Daarin staan 43 tabellen die elk jaar worden bijgewerkt door de afdeling Bestuurskunde van de gemeente. Nu weet ik eindelijk dat Utrecht in 1970 278.000 inwoners had.

Sinds 1984 schommelt dat aantal rond de 230.000. Op I januari woonden 11.059 mensen in Lunetten. Omdat onze wijk binnenkort min of meer fuseert met Tolsteeg/Hoograven vermeld ik er meteen bij dat daar 4.000 mensen meer wonen op een kleiner gebied: 193 hectare. Lunetten meet 274 hectare en is dus dunner bevolkt. Hier wonen 40 mensen per hectare, in Tolsteeg/ Hoograven 78.

In Lunetten wonen grofweg 3.500 mannen en 3.300 vrouwen die tussen de 25 en 65 jaar oud zijn (slechts 6,7% van de wijkbewoners is bejaard). Mensen in de werkzame leeftijd krijgen van de cijferaar een ‘sociale groep en positie in het beroep’ mee. Meer dan twee-derde, 4.320 personen van deze categorie, heeft geen of een onbekend beroep. De rest is overdag vooral bezig met ‘ingewikkelde arbeid’. 326 Mannen en 190 vrouwen hebben zeer ingewikkeld’ werk of een baan op wetenschappelijk niveau.

Ter vergelijking: in Tolsteeg/Hoograven zijn 400 mannen minder zonder werk. De verhoudingen liggen daar heel anders: er zijn veel meer mensen die eenvoudig werk doen, 792 tegen 266 in Lunetten. Het aantal mensen dat zeer ingewikkeld tot wetenschappelijk bezig is, bedraagt echter de helft (285) van dat in Lunetten (516).

De Lunetters zijn gehuisvest in 4.575 woningen. De computer nam een kijkje in de slaapkamers en telde 1.012 echtparen mét kinderen, 717 echtparen zonder en 398 alleenstaande ouders. Dat betekent een totaal van 2.127 gezinnen. Daarnaast kent Lunetten 4.778 alleenstaanden, of alleengaanden zoals alleenstaanden zich noemen.

De volksteller heeft wat moeite met het aantal kinderen. Als gezinslid zijn er 4.307 kinderen in Lunetten. Volgens een andere tabel zijn er maar 2.425 kinderen en stiefkinderen in onze gezinsverhoudingen. Kijken we naar het aantal mensen tussen 0 en 14 jaar oud, dan vinden we het getal 1.607. Maar leeftijd zegt niet alles. Ik zag ook drie kinderen vermeld staan die tussen de 70 en 74 jaar oud zijn.

Van alle lezers krijgt naar schatting 75% een Nette punt Nul hoofd van deze column. Zoveel is echter zeker: Nette Nul.


Dit was NETTE NUL #9 jaargang 9 nummer 6, oorspronkelijk verschenen op 15 augustus 1991 en #11, jaargang 9 nummer 8 uit de Lunet van 31 oktober 1991.

Dit was het. De niet opnieuw gepubliceerde afleveringen vind ik niet leuk (meer).

Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

NETTE NUL #3: December

NETTE NUL #3: December

December, laat me slapen. Mijn droom is nog niet af, hoe raakte ik nu weer verzeild in regen en tegenwind?

Ik ben jaloers op de bomen langs de weg. Zij kregen een dekbed van verse boomschors en korstmos, zij mogen slapen tot het voorjaar.

Ik trap me door de vroege ochtend, met kans op gladheid bij op- en afritten van bruggen en viaducten. Vooruit, richting stad. Het is nu half negen en ik ben pas bij de poorten. Zo noem ik de populieren die links en rechts in stellen langs mijn route staan, langs het fietspad door de veldjes, trots tot Beatrixpark gedoopt.

Links staat een viertal populieren fier bij het pad naar Lunet numero vier. Op zomeravonden klinkt hier luidkeels gekwaak van onzichtbare kikkers.

Rechts staat de andere poort, gebouwd van twee populieren.

Ik zie het weer, even na half negen, de rietkraag, de twee paarden, het fort met bomen, de spoordijk op de horizon. Ik kan het uitzicht dromen.

Landschap `De Vier Jaargetijden’. Nu zijn de poorten niet meer dan kale pilaren, maar mooi in het blad zijn het wuivende penselen bij hun schilderij. Altijd staan ze klaar voor bijvoorbeeld een beetje extra geel in het riet bij zonsondergang, wat lichtgroen voor een graspol of een streek voor de trein die langskomt. De lucht met wolken komt nooit af.

Door die hoge lijst van populierenhout kijk ik telkens even hoe het seizoen vordert en of het leven daar gelijk loopt met de kalender. Het klopt: de laatste bladeren worden afgescheurd. Het is december en de populieren wachten op de ware vorst. Dan etsen ze met rijp en ijspegels een wit winterlandschap op het park. Nu krabt de schilder de verf weg van het afgelopen jaar.

De bomen dromen van een piek en engelenhaar. Nette Nul wordt pas weer wakker als de sneeuwklokjes luiden.


Dit was NETTE NUL #3; jaargang 8 Nummer 9, oorspronkelijk verschenen op 20 december 1996. We naderen het slot van de Nette Nul cyclus. Hierna nog twee waarin duidelijk wordt waar het over gaat en dat was het. De niet opnieuw gepubliceerde afleveringen vind ik niet leuk (meer).

Ilustratie: Merel de Groot

Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

NETTE NUL #17 Zomer

NETTE NUL #17 Zomer

Met gesloten ogen lig je in de zon. Je bent vrijwel bloot maar zonder lust of schaamte. Want je ligt in de zon als een slapende zee, sowieso zonder veel gevoelens. Waarom zou je?

Maak je niet druk. Waarom zou iemand zich ooit druk maken als de zon zo schijnt…. Je hoort vogels zingen, een leeuwerik misschien. Zo’n kwinkelerend speldenknopje op weg naar de zon. Kijken is niet nodig, er is genoeg zo…

Rivierwater gaat voorbij aan de boot en de roeispanen plenzen… Een krekel lijkt mee te reizen langs de oever. En elke haal het knarsen van die riemen.

Je zegt: “Vermoei je niet zo met roeien.”

Je hoort: “Anders gaan we niet vooruit,”

Je zegt: “Dan varen we mee, met de wind, of de stroom, of zo. “

Teveel gepraat. Te warm. Je gooit fris water over je heen uit de kom van je handen. Druppels kruipen langs je huid: eerst bol en met een blinkend kopje, dan steeds platter en langzaamaan verdwijnt de ster uit de drup… Wat wordt het stil.., een vis springt even op en nog stiller wordt het.

Kabbelend langs een rietzoom… Je denkt aan de mand voorin. De bordjes en broodjes, aardbeien, jasmijnthee in de thermos en de fles witte wijn die buitenboord mee hobbelt, watergekoeld. Je proeft nu alles met gesloten ogen… waarom zou iemand nog eten en drinken als het zo in de zon, zonder ook maar iets te bewegen al zo lekker is?

Je denkt: “Ik ga niet denken, het wordt veel rustiger zonder te denken…”

En je voelt een warm lichaam maar niet meer het jouwe, het is van de zon geworden. Je hoort jezelf zoiets willen zeggen, maar loom… en veel te dichtbij klinkt daar uit het diepst van haar magen, het langgerekt en klaaglijk loeien van een koe.

We schommelen nog na alsof we hebben gelachen.

Je hoort: “Die koe sprak uit wat je net niet kon zeggen.”

Rustig dobberen we terug met het slome schuitje over het stille water. Pas vlakbij de steiger citeer je Hans Lodeizen:

“de moeheid in een bootje

roeit langs geweldige steden

die drijven ieder een eiland

langs de kust van het

gefantazeerde intellect.”


Dit was NETTE NUL #17; jaargang 10 Nummer 6, oorspronkelijk verschenen op 13 augustus 1992.

Ilustratie: Merel de Groot

Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

NETTE NUL #15 – Muur

NETTE NUL #15 – Muur

Betreft: Plaatsing Elastieken Muur in Werkveld.

Tijdens de laatste vergadering van de Commissie Elastieken Muur in oprichting is besloten tot het opstarten van een brede plannings- en voorbereidingsprocedure. Om de daartoe benodigde activiteiten te coördineren is een subcommissie benoemd die de plenaire commissie zal gebruiken als steunpunt en klankbord bij eventuele knelpunten in haar werkzaamheden. Daarnaast is zij verplicht tot periodieke evaluatie en rapportage naar de gecombineerde vergadering toe.

Alvorens tot plaatsing te besluiten wordt een nulpunt onderzoek ingesteld om te komen tot een inventarisatie van het veld op zich, zodat de muur optimaal kan aansluiten bij de omgevingsfactoren(*). Vooral de verschillende invalshoeken van betrokken dienstverleners en instellingen zullen worden meegenomen.

Daarnaast heeft een onafhankelijk onderzoeksbureau opdracht gekregen de uitgangsposities van extern bij het veld betrokkenen in kaart te brengen. De kans bestaat dat u reeds in deze fase zal worden verzocht om uw inbreng bij exploitatie of beheer van de muur nader te motiveren. Wij raden dan ook aan om u tijdig te oriënteren op recente ontwikkelingen rond uw werkveld.

Naast een globaal tijdpad is door de Raad een stelsel randvoorwaarden vastgesteld dat bindend is voor alle partijen.

In de bijlage staat beschreven hoe deze randvoorwaarden voldoen aan de landelijk geldende norm inzake vergelijkbare projecten.

Aangezien onderhavige muur valt onder het speerpuntenbeleid zoals geformuleerd in de jongste Kadernotitie, valt een ruime subsidie te verwachten voor zowel de voorbereidingsfase als de uitvoering.

Na afsluiting van de inventarisatie zullen de resultaten, gevoegd bij de uitkomst van het onderzoek, ter parafering en amendering worden voorgelegd aan de betrokken afdelingshoofden. Deze bundel ondergaat vervolgens de verplichte informatie- en inspraakprocedure. De uitspraken die hieruit voortvloeien zullen worden opgenomen in de uiteindelijke voorbereidingsrapportage. Vervolgens kan, na goedkeuring van het concept door de subsidieverstrekkende instanties, het uitvoerend comité zich bezinnen op de eerste fase van plaatsing.

Dan kan tevens worden overwogen of (gedeeltelijke) opheffing van de muur op termijn niet meer in overeenstemming is met de bezuinigingstaakstelling en het streven naar bestuurlijke- en sociale vernieuwing in het algemeen. In geval van onderbesteding zal het saldo overigens ten goede komen van het projectbudget van de Commissie Elastieken Muur in oprichting.

In het vertrouwen u voldoende geïnformeerd te hebben, teken ik, namens deze,

N.N.


Dit was NETTE NUL #15 Muur; jaargang 10 Nummer 3, oorspronkelijk verschenen op 26 maart 1992.

Naschrift 2020:

(*) Een van de belangrijkste omgevingsfactoren is het KAST-je, het Klassiek Ambtelijk Structureel Retourbeleid. De inrichting van dit beleid maakt nadrukkelijk geen deel uit van het onderhavige project. Conform de laatste bestuurlijke inzichten hanteert de Commissie zogeheten Chinese Walls tussen de beoogde Muur en het Kastje. Vanuit de beginselen van governance en behoorlijk bestuur dient elke (schijn van) van samenhang te worden vermeden, dan wel ontkend.

Van oudsher ziet men een zekere samenhang tussen het zogeheten Kastje aan de voorkant en de praktijk van de beoogde bovenbeschreven ‘Muur’ aan de achterkant. Deze beleidssporen zijn geworteld in een lange traditie die terug gaat tot het Babylonische Rijk. Thans wordt beoogd het construct te moderniseren naar de eisen van het huidig tijdsgewricht waarbij elke verbondenheid nadrukkelijk wordt vermeden teneinde een volledig onafhankelijk functioneren te bevorderen.


Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

NETTENUL #19 en #20 – Ochtend

NETTENUL #19 en #20 – Ochtend

Cita

…uwsdienst verzorg door het ANP. Afgelopen nacht is het in het voormalig Oostduitse Joegoslavië opnieuw tot een…” Die zoemer was afschuwelijk, maar van het nieuws word je ook niet lekker wakker. Cita Nul slaat het dekbed van zich af en staat op met een zucht. Waarom zo vroeg? Waar is Nette? O, ja. Werk. Ze schuift de lamellen opzij en kijkt naar buiten. Maandag. Natuurlijk regent het pijpenstelen. “… en in de loop van de dag ruimend naar noord. Waarschuwing voor de scheepvaart…”

Iets meer dan een uur geleden zal Nette de deur uit zijn gegaan, gooide z’n tas op de stoel voorin de middenklasser; de kinderen op de achterbank. “Gordeltjes vast, keinders” zal hij gezegd hebben. Nu zal hij z’n tweede handtekening hebben gezet en bezig zijn met zijn vijfde telefoontje en zesde sigaret. Voor Cita blijft het moeilijk om mee te draaien in de tredmolen van het dagelijks leven.

Vooruit maar weer, spoort ze zich aan, wees de nuttige huisvrouw die hier nodig is. Op de trap liggen alle vuile kleren die een modern vierpersoonsgezinnetje maar kan produceren in een lang weekend dat gevuld werd met geknutsel aan motoren, sporten op een blubberveld en een speurtocht door de polder. Cita probeert alles te verzamelen met de vertederde wanhoop die ze kent uit reclamefilmpjes voor wasmiddelen. Al het schoeisel belandt op een hoop op de overloop. De wasmachine krijgt z’n trommel volgepropt en wordt aan het draaien gezet.

Beneden vindt ze door de hele keuken resten van het ontbijt. Ze leest het schoolbord op de deur: “Vanavond gaan we uit XXX” belooft Nette. Geweldig, en verder? “Biep / Afspr. tand / Tuin winterklaar.” Genoeg te doen. Gelukkig. En er staat ook nog redelijk verse koffie. Cita probeert de radio nog ‘ns en zet zich aan de tafel met lege stoelen. Door de troep die in de ochtendhaast is ontstaan, is het net of het hele gezin nog rondloopt, maar dan zonder geluid.

De radio laat iemand spreken over een buitenlandse minister van buitenlandse zaken. Cita Nul eet brood met kaas. Ze staart naar een ingelijste foto aan de muur, zomervakantie zeven jaar geleden. Ze schrikt op bij een tijdsein op de radio. Tien uur alweer. De was is klaar. Ze spoelt de koude koffie door de gootsteen, kijkt naar buiten. In de tuin klatert een fonteintje in de vijver tegen de regen op.

Wat een onzin, denkt Cita. ’t Is inmiddels herfst. Het hollands regenseizoen is begonnen. Ze trekt direct de kaplaarzen aan die klaarstaan bij de keukendeur. En zo, nog in haar slaapjurk, gaat ze naar buiten en sluit maar vast de buitenkraan af.

Kan de leiding tenminste niet kapot vriezen en hebben we volgend jaar weer een fijn fonteintje. De tuin wordt winterklaar van het bord geveegd.

Maan

Het is duidelijk al ochtend maar niet licht. Nette droomt nog na maar slaapt niet. Het is tegen tienen. Moet Nette niet in pak met z’n nette auto naar z’n nette baan in het nette kantoorpark? Hij spert zijn ogen open en graait de telefoon van de ombouw. Een bekende schorre hoge stem neemt op. Nette zegt door z’ n nieuwe wekker heen te zijn geslapen.

“Goed zo”, antwoordt ze spottend, “Je bent vandaag vrij, raar jong. Dinges, je zonnetje in huis was toch jarig.”

Nette grinnikt dommig, weet nu weer dat hij slingers heeft opgehangen en vanmorgen heel vroeg aan het bed van Maan heeft staan zingen. Tien jaar is ’t kind geworden. “Groep zes, vierde klas”, rekent Nette door. Tien jaar geleden woonde hij nog niet hier, was het onbekend gebied. Hij kende zijn vrouw Cita ook nog niet, die toch hoogzwanger was van Maan. Toen zou hij op een dag een vriend gaan bezoeken die net was verhuisd:

“Hoe heet het daar? Waar is dat ergens? Hoe kom ik daar?” Op z’n fiets was hij heel wat keertjes het viaduct tussen de kerkhoven opgeklommen en schreef later

`Wat losse tegels klepperen als de zerken

onder berken, beneden je. Een vangrail en roosters

Van ijzers boven de lijnen

beletten andere voertuigen door te

laten komen – voor vleesmolens door

te laten gaan. Na weer zerken nog

meer steen in de hoge boeg van een fort.’

Als gedicht nooit afgekomen, voldeed het enige tijd aardig als routebeschrijving. Later merkte hij dat de wijk per auto maar via één weg te bereiken is. Hij bedacht dat het gébied in zijn geheel zo bijna een fort werd. Voor de noodtoestand hoef je maar één weg af te sluiten en wat fietsbruggen en tunneltjes te slopen om 11.000 mensen vast te houden.

Nette geeft zich een mentale schop onder de kont. Blij zijn. Maan is jarig, we gaan hapjes maken en vanmiddag met de hele gillende bende naar de nieuwe Disneyfilm in de stad. Met zijn beste been staat Nette op.


Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

Hier maken we kennis de laatste leden van de familie in NETTENUL#19: Cita Nul (jg10,nr.7 – 24 september 1992), Maan en weer Nette zelf, in NETTENUL#19 (jg11,nr.1 – 4 februari 1993).

NETTENUL#17: Verjaring

NETTENUL#17: Verjaring

Tussen de eerste en de laatste dag wordt je elk jaar herinnerd aan je geboortedag, of je wil of niet. Vanaf de ene verjaardag mag je stemmen, vanaf de andere krijg je hoger loon of moet je met pensioen.

De eerste dag wordt niet gevierd want er valt nog niets te herdenken en de dag is lastig te plannen. Als Moeder de Vrouw is uitgeteld op 15 maart laat Moeder Natuur je rustig al 29 februari of op 1 april ter wereld komen. Daarom krijgt de eerste verjaardag pas achteraf een getal. Van die dag is alleen een foto over: een kleine dreumes in de kinderstoel kijkt naar de camera en niet naar de taart met één kaarsje.

Het aantal kaarsjes zal snel groeien. En met de schoolplichtige leeftijd beginnen de feestjes . Wil je poffertjes eten, pannenkoeken of patat? Naar de Efteling, Artis of Euro-Disney? De ouderlijke bijdrage wordt langzamerhand begrotelijk. Dan komt de verjaardag dat je zelf geld uitgeeft om je ouders een avond de deur uit te doen. Je draait eigen muziek en knoopt een doek over het enige spotje dat mag branden. Een fles drank wordt stiekem bijgevuld met water.

De taart met kaarsjes verdwijnt maar een vlam brengt soms het juiste aantal rozen voor je mee. Een aantal jaren lang groeit je feest steeds verder uit. Niets is te gek voor een party op een goeie locatie met veel mensen, decibellen en versnaperingen. Bij een echt Feest zie je zingend de zon opgaan terwijl het zachtjes begint te sneeuwen. Dan ga je naar binnen om te dweilen. De volgende verjaardag doe je niks.

De volgende verjaardag komen je vrienden en de familie samen. Net als vroeger komen ze vroeger en gaan ze vroeger weg. Er staat weer een taart op tafel, zonder kaarsjes. De volgende verjaardag moet je papieren inzien om te ,weten hoe oud je wordt. Men gaat in kruisjes tellen: vier betekent veertig. Bij vijf kruisjes zit er een pop met een baard op jouw stoel. Er wordt nog eens feest gevierd. Vervolgens vliegen verjaringen voorbij tot je bejaard genoemd mag worden.

De laatste verjaardag maak je niet meer mee. Je krijgt evenveel aandacht als bij de geboorte maar weer krijgt een ander de kaartjes en de bloemen. Ook deze datum zal een aantal jaren worden herinnerd. Dan brandt de vlam van één kaars bij je foto, zonder taart.


Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

Dit was de 17e column die verscheen in jaargang 10, nummer 5 op 11 juni 1992.

  • Illustratie: Merel de Groot

NETTE NUL #12 – Elke Nul

NETTE NUL #12 – Elke Nul

Laat mij u vertellen van tante Elke die woont aan de Bierkaai. Elke Nul leidt een zinvol en nuttig leven. Zo is ze actief bij de vrijwillige brandweer waar ze meesterlijk spuit elf bedient. Bij ieder loos alarm spant ze het paard achter de wagen en rukt uit. Doorgaans draait ze haar hand niet om voor het blussen van een binnenbrand, maar ooit is het voorgekomen dat ze per ongeluk olie op het vuur gooide. Dat muisje heeft een lange staart gehad. Toch mag tante bij de meeste mensen telkens potjes breken. Ze worden blij gemaakt door Elke’s dode mus die flierefluitend heel de buurt vermaakt.

Tante werd geboren in de pruimentijd, als dertiende in een dozijn kinderen. De ouders van het arme en toch al grote gezin waren Dokter erg dankbaar: ze kon voor een dubbeltje worden geboren. Per slot was ook dit kind op rekening gehaald.

Al op zeer jonge leeftijd hield Elke vaak praatjes voor de vroedvrouw. Deze nu was wat heet gebakerd en gooide het kind weg met het badwater. Niet echt zachtzinnig, maar zo kon tante reeds als kind de was doen en leerde ze haar eigen boontjes doppen.

Welbesteed, dat is haar leven. Een blauwe maandag werkte ze bij een zaak die knollen verkocht voor citroenen. Haar chef ging op de fles en belandde in de goot; Elke wist te promoveren naar Kantoor. De verantwoordelijkheid voor het inbrengen van lege briefjes was een taak die zij volbracht als geen ander.

Ze had alleen de gewoonte om krachtig open deuren in te trappen, zodat die weer vervangen moesten worden, en dat vond de dubbele boekhouder op den duur te duur worden.

Tante besloot voor zichzelf te beginnen op de vrije markt. Elke Nul heeft sindsdien een windhandel en leeft daar goed van. ’s Nachts verplaatst ze zoveel lucht als er maar in haar kraam past en overdag verkoopt ze zoete broodjes van gebakken lucht en glaasjes water met een storm.

Het heeft haar veel windeieren gelegd. Onlangs liet ze zich een huis bouwen op het ijs en dagelijks eet ze baliekluif. Ze gaat vaak op vakantie naar de Caraïben en dan speelt ze mee met een steelband. Op de holle vaten klinkt ze boven iedereen uit.

Ja, tante ziet de zon in het water schijnen en geniet volop van de schittering. In haar kinderhand blinkt een fortuin aan klatergoud.


Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

Dit was de 12e column die verscheen in jaargang 9, nummer 9 in december 1991.

NETTE NUL #10: ome Edo

Zoals overal en bijna altijd is ook de familie Nul een uiteenlopend gezelschap dat het op feestjes toch samen kan vinden. We zien het zwarte schaap naast een muurbloempje zitten, de bonte hond in een kring van grijze muizen.

Daardoor ontstaat op familiefeestjes een soort gemiddelde gezelligheid. We zien elkaar toch al zo weinig en ruzie maken is dan ook niet waarschijnlijk. We herkennen ook wel iets in al die heel andere mensen. Vroeger heette dat bloedverwantschap. Nu zien we de erfelijke structuur van de genen.

Oom Edo wist daar alles van. Die vreemde oom Edo wist van alles trouwens veel. Hij had mij, zijn neefje Nette, als kind de sterren aangewezen en koppen leren snijden uit hout.

Het was onduidelijk wat hij voor beroep had. Veel verder dan ‘iets op de Uithof’ kwamen we niet. De laatste jaren mocht ik hem beter leren kennen. Want hij praatte wel veel op feestjes maar gaf zichzelf nooit bloot. Vrijwel niemand kwam ook bij hem thuis. Voor zijn verjaardag huurde hij een zaaltje.

Het was bij één van de tantes thuis dat we aan de praat raakten. Het gesprek kwam vanaf de gelijkenis tussen zijn neus en die van zijn zuster, via erfelijke waanzin en de wetgeving rond erfenissen op genetische manipulatie. We kenden al de kruising tussen schaap en geit. Ik zei:

“Laatst las ik in de krant toch iets: ze hebben ergens de genen van een vuurvliegje in een tabaksplant geschoten. En het lukte – die plant gaf licht.”

Oom Edo wist de namen van het laboratorium en van de wetenschappers. Sterker nog, hij werkte zelf op een dergelijk lab aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Ik vroeg wat hij dacht van dergelijke experimenten bij mensen. Toen had oom Edo opeens alle interesse voor de haakwerkjes van nicht Anna.

Later die dag werd hij openhartiger:

“Weet je, Nette, nu kunnen we al veel met elkaar kruisen. Heel veel. Alleen mag het vaak niet. Ethisch enzo. Maar soms ben ik voor mezelf wat bezig, buiten de Uithof om en toch vlakbij.”

Hij gaf voorbeelden van wat allemaal mogelijk is maar zei over zijn eigen werk alleen:

“Ach ik wil daar gewoon iets aardigs nalaten.”

Afgelopen zomer is oom Edo bezweken aan een onbekende ziekte. Mij heeft ‘ie alleen een houtsnede nagelaten. Maar in Amelisweerd is me een bosje opgevallen. Manshoge boompjes waar in de lente gewone bloesem aan groeide. Nu hangen er een soort appeltjes. Vreemde appeltjes, het is net of er een slim gezichtje in zit dat me heel bekend voorkomt. Ik heb ze nog niet geproefd.


Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

Dit was de 10e column die verscheen in jaargang 9, nummer 7 in september 1991.

NETTE NUL #8: Jakob

NETTE NUL #8: Jakob

Niets mooiers dan het jonge leven, niets mooier dan mei.

Het jaar wordt elke lente opnieuw geboren, en dit jaar gebeurde dat heel dichtbij. Dan bedoel ik niet alleen die jonge eendjes in de sloten, telkens achter elkaar de moeder volgend als kleine bootjes met afstandsbediening.’ Ik zat in het vers opgeschoten groen en keek ernaar. De kolonne hield halt en kwabbelde aan land. Ze kwamen op me af en de meest brutale hapte in mijn vinger: een prettig gevoel.

Maar dat bedoel ik niet.

Ik heb dit voorjaar een nieuw huis en ik heb kikkers gezien, luidkeels kwakend op klaarlichte dag. Voor het eerst in mijn leven heb ik merels van dichtbij zien paren: een zeer verfijnd wipje, heel wat anders dan eenden.

Maar dat bedoel ik ook niet. Het meest nabij kwam de lente door een mensenkind bij vrienden. De negen maanden waren al voorbij rond Koninginnedag. De ouders hadden het idee dat hun eersteling wel een jongen zou kunnen worden. Het waren miezerige weken. Maart en april gaven soms hoop op zomer maar straften dat weer af met hagel en vorst.

De moeder had voorspeld dat het kind pas zou komen als de zon weer ging schijnen. Ik kwam die dag een poppenspeler tegen in de stad. Hij zei: Wanneer ik speel gaat de zon schijnen.

Het was regenachtig weer, die achtste mei, maar toen hij begon te spelen brak de zon door. Drie uur later werd Jakob geboren.

Hij is nu al een vriend en niet alleen omdat zijn ouders vrienden zijn. Ik voel me een beetje oom geworden. Het is een lente van je eigen soort. Zijn handen zijn knopjes naast de mijne, zijn oortjes minuscuul. Het is een twijgje. Een boompje van een vent.

Hoe is het om geboren te worden? Vanuit een warme waterwereld krijg je plotseling te maken met lucht: je krijgt gewicht. Je hebt longen. Geluid dendert door je weke hoofd. En er is licht: oogverblindend! Geen wonder dat je zo’n keel opzet. Geen wonder dat je knijpt met je ogen als een kat.

Mijn verjaardag valt eind mei. Jakob was met achttien dagen de jongste bezoeker: De vrienden zeggen: “Jakob heeft het cadeau meegenomen.”

Ik heb het boek in de kinderwagen nog niet gezien. Later krijg ik ook de kleine in handen. Zijn ogen volgen de mijne als we dansen. ik kijk hem aan en denk: Ik legde mijn hand op je moeders buik en voelde je bewegen. Ik weet dat jij het was. Herken je mijn handen?

Jakob kijkt rustig en aandachtig terug en zijn pupillen worden groter. Hij zal nooit zeker weten of hij mij herkend heeft.


Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

Dit was de achtste column die verscheen in jaargang 9, nummer 5 op 13 juni 1991.

NETTE NUL #7: Romance

NETTE NUL #7: Romance

Op een maandag leerden ze elkaar kennen. Of had hij haar al eens eerder gezien, was zij hem al eens tegengekomen? Het kwam zo bekend voor. Bij het bridgen viel zij op door haar heldere alt die door de zaal klaterde. Hij was rond het biljart zo duidelijk aanwezig. Hij liep met waardige pas en verborg toch zijn emotie niet bij een gewaagde carambole. Ze praatten wat aan de bar, één droge sherry, één martini.

Meneer bleek weduwnaar, afgelopen november was het zeven jaar geleden. Hij wist zich prima te redden. Gedurende het lange ziekbed van zijn vrouw stond hij immers ook overal alleen voor. Mevrouw was al tijden gescheiden. Toen ze vijfenvijftig werd, merkte ze dat ze geen zin meer had om de schijn op te houden en huisvrouw te spelen voor haar man die zijn VUT besteedde aan het voorzitten van besturen.

Ze had gewerkt als lerares en was trots op haar onafhankelijkheid. Maar deze zware man deed haar iets. Hij had ietwat hangende oogleden zonder vermoeid te kijken. Ze kon zich voorstellen dat hij een lastig persoon was geweest, maar hij leek gerijpt als goede drank op eikenhout.

De man was dan wel weer net zo overtuigd vrijgezel als voor zijn huwelijk, maar deze vrouw had iets, de wijze uitstraling van een lieve tovenares. Alsof haar lichte ogen meer zagen dan anderen. Ze zouden zondag gaan wandelen.

theehuisrhijnauwen.nl

Bij een theehuis met rieten dak gingen ze zitten. Een plaatje om te zien. De kleding was een aantal maten wijder dan vroeger maar in die groene jurk kwam haar postuur goed uit. Gouden sieraden leidden de aandacht af van haar oude vel. Een sieraad was ook haar zilveren haar en niemand had last van de spataderen. Hij droeg een hoed, al had kaalheid hem enkel meer karakter gegeven. Het litteken van zijn laatste operatie was onzichtbaar onder het kostuum dat bijna weer modern was. Over die buik zou een horlogeketting heel mooi staan, stelde ze voor.

Ze spraken bedachtzaam zonder dat het gesprek stokte. Tot zijn verbazing wist ze niet alleen veel van de dierenriem maar doorzag ze ook politiek Den Haag. Hij verraste haar met nieuwe recepten. Ze bleven u zeggen maar waren eigenlijk gewoon verliefd.

Ze spraken ook over oud zeer, dat de tijd had moeten helen: twee broers die elkaar haten, een oom zonder hart, een jong gestorven kind, de vrouw die gek geworden stierf. Hun tafeltje was een intieme cirkel waar de ober verlegen van werd.

Een blinkende namiddagzon rekte langzaam hun silhouetten uit. Ze stonden op, hun schaduwen liepen in elkaar over. Ze gaf hem een arm, hij gaf haar een arm. Gearmd zoals alleen zo’n paar gearmd kon lopen, liepen ze door het grind van het terras. Ze gingen samen eten. Hij zou iets Indisch maken.


Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten.

Dit was de zevende column die verscheen in jaargang 9, nummer 4 op 10 mei 1991.

Nette Nul #6: Buiten Utreg

Nette Nul #6: Buiten Utreg

“Doe maar een Spa-rood”, zei ik, en hij:

“Gewoon water. Nu moet je helder water in de fles kopen. Als knaap zag je het gewoon door de Kromme Rijn stromen. Kon je ook gewoon drinken, jazeker. Je kon de bodem zien, zo helder.

En als je dook moest je oppassen dat je niet boven kwam met een krab in je nek. De hele zomer hingen we daar rond. En vissen hè. Dat leerde Jan me: je breekt zo’n rietstengel doormidden en daar kan dan een wormpje zitten. Het heeft ook een naam, kokerrups of zo. Dat doe je aan je haakje en hij hangt nog niet in het water of weg is je dompelaar.

De scholen vis zwommen langs je kuiten. Daar zaten we dan als jongens. En appels jatten… sterappeltjes, ken je die? Onderlaatst was een ouwe buurman van me de boer op gegaan en die had ze nog. Je ziet ze anders nooit meer. Maar ja, dat was toen echt helemaal buiten, Amelisweerd en zo. Voorbij de spoorlijn daar bij de Jutfaseweg begon de polder. Dan heb ik het over nog voor de oorlog. Jutfaas was toen apart, een eigen dorp. Daar komt mijn vrouw feitelijk vandaan, van Jutfaas .

Dat groeit allemaal dicht hè. Ik ging van de week ’n end fietsen en kom door dat park. Daar heb je die brug over de snelweg. Nou, ben je daar overheen, dan zit je bekant al in Jutfaas, Nieuwegein dus.

Eerst was het nog van Lunetten, nou ja, we noemden het net een vakantiekolonie.

“Woonoord Lunetten” zei ik.

“Ja, haha, waar eh…, nee, maar eerst had je daar een stuk niets en dan opeens al die nieuwbouw. Nu zit er alweer een wijk aan vastgeplakt, bijna tegen Hoograven. De berg noemen ze het. In het krantje las ik dat ze daar vinden dat het iets aparts is. Dat zie je in Amersfoort, waar m’n zoon woont, ook. Woon je op de berg, dan zit je van eigens hoger.”

We rolden van zijn zware shag.

“Nee, de grenzen die je had vervagen. Heb ik tijd van leven dan is het dadelijk één grote nieuwbouwwijk tot over de Lek heen. Zul je zien, ze gaan het hier toch ook tot Houten dichtbouwen. Nu bij Amelisweerd weer, moeten er op de sportvelden zoveel honderd huizen komen. Ach ja joh, dat is toch geen Utrecht meer.

En het gaat maar door. Dubbele spoorlijnen, stationnetje erbij en nog één, meer kantoren, meer parkeren, ze doen maar. En eerst wel trammelant maken over een stukkie snelweg. Dan zeg ik, moet  je nou zien. Ik was daar laatst nog, in het bos. Maar ik rook gewoon die snelweg op honderd meter afstand. En dan denk ik bij m’n eigen: man man man…”


Naast mijn eigen verhaal zijn in dit stukje het spraakgebruik en verhalen van Piet de Rijk verwerkt. Ik was thuiszorgmedewerker bij hem, zijn vrouw met afgezet been en hun zwakbegaafde dochter Grada. Hij praatte origineel oud-Utrechts, met een zachte g. Hier schrijf ik het tamelijk ABN op, maar eigenlijk moet je bijvoorbeeld ‘maor’ lezen, ‘daolluk‘ en ‘ongderlaatst.’ “Ach ja joh, dat is toch geen Utrecht meer” klinkt dan als “àjgh jao, joh, dàs tojgh gjheun Utrejgh meer” maar dat lijkt me wat vermoeiend lezen.

Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. De krant werd huis-aan-huis verspreid in de Utrechtse wijk Lunetten. Het dus niet om het Molukse ‘woonoord’ in Kamp Vught, alhoewel beide domicilies hun naam danken aan een zelfde militaire oorsprong (de naam van de column en zijn hoofdpersoon is een omdraaiing van het woord Lunetten).

Dit was de zesde column die verscheen in jaargang 9, nummer 3 op 4 april 1991. De illustratie is gemaakt door Merel de Groot.

Topgrafie ca. 1930
topografie ca. 2020

NETTE NUL #4: Dood vogeltje

NETTE NUL #4: Dood vogeltje

Er lag een dood vogeltje voor mijn voeten. Ik moest ergens wachten op iemand en staakte mijn gedrentel. Als je moet wachten valt er nu eenmaal weinig anders te doen dan drentelen, en stilstaan bij dode vogeltjes.

Het was een merel, een bruine damesmerel. Ze lag op haar zij in de goot. De doodsoorzaak was onduidelijk want ze was nog helemaal heel: van kop tot staart vol veren, twee pootjes en een snavel. Misschien had ze gewoon als hoogbejaarde zangvogel de laatste adem uitgeblazen.

Twee jongetjes kwamen aanlopen, allebei een jaar of tien. Tenminste één had een fietsje bij zich, de ander droeg een brilletje. Ze bleven doelbewust staan bij de vogel en mij. Alsof het ene jongetje wist dat het hier lag en toen zijn vriendje had gehaald.

Het was, denk ik, de jongen zonder brilletje die het praatwerk deed. Hij zei dat dat een dood vogeltje was. Wij moesten dat toegeven want het lag daar maar en bewoog niet. De oogjes waren ook, wat je noemt, gebroken: niet open en niet dicht. Dof. De kleine oogleden leken korrelig, alsof ze van grond waren.

Nee, deze merel zou nooit meer zingen en dat was jammer. Vooral als de zon moet opkomen of ondergaan zingen merels zo fraai. Dan gaan ze zitten op de punt van een dak of tak en fluiten alsof ze zelf de zon doen kleuren.

Een vriend vertelde me eens hoe hij in de ochtendschemering van een feestje kwam en luisterde naar het gezang van de merels. Het kwam hem zo bekend voor, dat geluid, die melodie, het was precies…. Charlie Parker, de beroemde jazz-saxofonist, The Bird.

“Weet u wat voor soort vogel het is?”, vroeg de jongen. Ik voelde me direct een opvoeder, een Pappa of Meneer. Ik legde dus uit: dit is een merel, een bruine en dus een vrouwtje. De mannetjes-merels zijn zwart en hebben een gele snavel. Ze kunnen heel mooi fluiten, vooral ’s morgens vroeg en ’s avonds. Het jongetje:

“Is die vogel van u?” Ha, ik zag mijn kans om dat jochie echt wat te leren. Nu ging het om zaken als Vrijheid en Bezit.

“Nee” zei ik dus. “Die merel is zo vrij als een vogel, die is van niemand. De hele wereld is van haar en zij is alleen van zichzelf.” Het antwoord was even snel als wijs:

“Nee hoor, die vogel is van God, de natuur en de dierenbescherming.”

Ik had deze mens duidelijk onderschat door af te gaan op zijn lengte en leeftijd.

Een man kwam in onze richting lopen. Ik zag direct dat hij de echte Pappa was. Hij had een stoffer en blik in handen bij wijze van lijkwagen. Stoffelijke overschotten zijn wel met minder eer afgevoerd. En ergens op de wereld speelde Charlie Parker toen die jongetjes haar begroeven in de achtertuin.


Tussen 1990 en 1993 verscheen dhr. Nette Nul twintig keer in De Lunet, een uitgave van Stichting Welzijn Lunetten. Het gaat dan om de Utrechtse wijk Lunetten, niet om het Molukse ‘woonoord’ in Kamp Vught, alhoewel beide domicilies hun naam danken aan een zelfde militaire oorsprong (de naam van de column en zijn hoofdpersoon is een omdraaiing van het woord Lunetten).

Dit was de vierde column die verscheen in nummer 1 van jaargang 9, 24 januari 1991. De illustratie is gemaakt door Merel de Groot. Het is allemaal waargebeurd, zowel het verhaal van de jongetjes als de kennis die een merel Charlie Parker hoorde fluiten.


Middelbare man met witte achtergrond

Middelbare man met witte achtergrond

Voor de rubriek Raadgever in de Soester Courant mocht ik als raadslid in 2.550 tekens een stukje schrijven met een persoonlijke invalhoek. Gepubliceerd op 17 juni 2020:

Net als de #metoo een discussie over seksisme losmaakte, is er nu discussie over racisme met #BlackLivesMatter. Als witte man van middelbare leeftijd zit ik in de verdachte hoek. Dat wordt nog erger.

Op de basisschool zat welgeteld 1 donkere jongen. Die werd daar niet blij van en ik heb dat toen niet gemerkt. In de loop der tijd heb ik heel wat witte vlekken moeten inkleuren. Zoals de Zwartepieten-discussie aantoont is het geen fijn proces om te erkennen dat je een white mans privilege bezit. Het is pijnlijk om te beseffen dat je deel bent van een dominante groep die het anderen lastig maakt, of erger.

Ik voelde me wel eens gediscrimineerd, als Nederlander in een omgeving met enkel buitenlanders, als man tussen vrouwen, als hetero in een homobar, maar de niet-aflatende stroom van speldenprikken, van insinuaties en gênante vragen – ik heb het niet zelf meegemaakt.

Toen ik net mijn rijbewijs had werd ik niet telkens aangehouden door de politie omdat ik blond ben. Niemand denkt dat ik dommer ben omdat ik geen handicap heb. Als ik over straat loop, hoor ik geen gesis of gefluit van voorbijgangers. Niemand die me neerbuigend behandelt omdat ik een pet op heb.

Het goede nieuws is dat als je weet dat het gebeurt, als je beseft dat je iemand vanuit een vooroordeel behandelt, het een kleine stap is naar de oplossing. En dat is natuurlijk: iedereen bezien zoals je zelf gezien wil worden.

Bij de raadszaal hangt een bordje met artikel 1 van de Grondwet:

‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’

Daarmee is discriminatie niet uitgeroeid. Om te beginnen mag de rechter niet toetsen aan de Grondwet. Bovendien komt discriminatie vrijwel niet in de rechtbank omdat er ‘geen zaak valt te maken.’ Het is de alledaagse praktijk.

  • ‘Jullie kunnen nu eenmaal beter dansen.’
  • ‘Maar wat wil je, als je dat aantrekt.’

Dat zijn geen strafbare uitspraken en natuurlijk zijn er ook blanken met een strafblad die níet worden aangenomen. Er bestaan ook witte mannen die kunnen dansen en streeploos ramen lappen, alhoewel, tegelijkertijd wordt dat lastig.

Laten we zingen. Van The Scene, uit 1990: Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen.’ In de natuur zijn planten en dieren van elkaar afhankelijk. Voor de menselijke samenleving is dat niet anders. Een gezond ecosysteem kan alleen bestaan in diversiteit.

Juxta – Studio Veel

Juxta – Studio Veel

Kim is kunstenaar. Kim tekent. Veel. Op een gegeven moment begon hij een verhaallijn te zien in de lijnen die hij elke dag maakte. Hij ging er een boekje van maken en vroeg mij het  voorwoord te schrijven. Dat deed ik graag. Dat was bijna een jaar geleden en ik snap niet dat ik dit stuk hier nog niet eerder heb geplaatst, maar goed, hier is het. Het boek raad ik – uiteraard – van harte aan en is gelukkig nog steeds te koop bij Boekscout. Kim is ondertussen ‘alive and well and working on a more ambitious  project’.

Juxta – A Fairytale of Modern Society

by Kim van Veelen

I am not very proud of being an human being; in fact, I distinctly dislike the species in many ways. I can readily conceive of beings vastly superior in every respect.

– H. P. Lovecraft

Juxta can be seen as Kim’s first graphic novel, but it’s not. We’ll get to that later.
In Juxta we enter a mythic world with ancient gods and antique landscapes combined with a dystopian view on the consumer lifecycle. Here, the gods rule and ritual is more important than science. Does that sound familiar?

Technology has become an important part of our lives, the mobile phone is indispensable. Independent entrepreneurship promises us the ultimate freedom while the youngsters in this second millennial AC are still searching for the essence of leadership.

“I give shape
to what people are” – Juxta

This is the world Kim grew up in and, in his art he mixes what he sees around him with the myths of Mesopotamia. Mesopotamia, in fact the whole region known as the Middle East, now torn by a seemingly endless war, once produced multiple empires and civilizations. Mesopotamia is known as the “cradle of civilization” primarily because of two developments that occurred in the 4th millennium BC, in the region of Sumer (now Iraq): the rise of the city as we recognize that entity today and the invention of writing.

In fact writing is also known to have developed in Egypt, in the Indus Valley and in China, and, in a very different, independent and still mysterious way, in South America. In the world of today, writing is transformed into clicking on emoticons. And in the world of Juxta the city of today is mostly in ruins. The digital society has survived (including, thank some gods, Wi-Fi), but not in the shape we see today. There is no Facebook’s Marck Zuckerberg or Apple’s Steve Job. Here the High Priest and entrepreneurs are nameless, but the gods are called by name.

In the world of Juxta we see the same sense of the tiny humans living under a great, incomprehensible universe. If the Mesopotamians always had to be at the ready for the godly ruler of high priest, people nowadays are serving 24/7 the godly Client. Between the lines of Juxta we read the conception of the Consumer or the Client as an incarnation of Ego. And the gods provide them with the necessary tools: a smartphone, 4G and Wi-Fi. Basics for society. Not unlike H.P Lovecraft, Kim mixes the world we know with another dimension to tell his story.

This is not a novel

The title of this book, Juxta, is derived from the concept of juxtaposition. According to Wikipedia, this is an act or instance of placing two elements – preferably contradictive or unrelated elements – close together or side by side. This is often done in order to compare and contrast the two, to show similarities or differences. In art, juxtaposition will make both elements, and the whole of the artefact, gain weight. That’s what we see happening in Juxta, both in the technique of the drawings as the theme of the narrative. The objects here are the icons of the client and consumer and the gods. In his work, Kim aims at putting those object in their ultimate position in which they communicate under the ultimate tension. Especially in his statues, the tension of the construction is quite literally.

Some consumers
never return
from the forest.
They have acceptes
silence,
lost their elic,
lost their connection.” – Juxta

We, that is Kim and me, talked about this book in his studio In Space. That is less science fiction then it sounds. In fact his ‘studio’ is a garage on the grounds of a democratic school called ‘In Space’. Kim shares the garage with a marvelous old-timer reconstruction job and the only daylight he gets is when the folding door is opened. A recurring topic in our talks is how to give shape to artistic ideas, or: how to produce thought in tangible items.

When I talked about this book as a graphic novel, he shunned that term. I guess he sees it as an art-book. To Kim the story and the drawings of Juxta are just a mold in which he can pour some (actually just a tiny bit) of his artistic imagination. The book may be a fantasy, it displays some real and earnest views on contemporary society.

Kim does quite a bit of juxta positioning himself, in his art in a broader sense. For example he has made flat set pieces that act three-dimensional on stage. He also makes 3D statues out of the drawings you see on the flat pages of this book. That’s right, and although the statues are quite small they also have ‘in real life’ the sensation of greatness, probably even more so. And not only because of the juxtaposed dimensions. It is simply because Kim is a great artist.

See the website veel.org for more of Kim’s work and follow him on Instagram. Believe me – clicking is worth the effort

Palescue, April 2018

Veld Zonder Leeuwerik

Veld Zonder Leeuwerik

300 woorden voor de veldleeuwerik als metafoor voor het grote uitsterven.

Zoo Palescue nr.7 voor het tijdschrift van Stichting Dierenzorg Eemland

Het was zonnig en droog op de grote stille heide. Je hoorde niets dan wind en een krekel. Toen ontsprong plots een klaterende bergbeek van de helderste klanken uit de zon. Ik keek omhoog, zag een donker puntje al zingend de strakblauwe hemel beklimmen. Ongelofelijk. Als je hard schreeuwt vanuit een luchtballon, horen de mensen beneden niets. Maar dat bruine vogeltje daarboven laat moeiteloos de hele vlakte volstromen met muziek.

De Veldleeuwerik was de meest verspreide vogel in de jaren ’70 en is nu gedecimeerd. Op Vliegbasis Soesterberg zijn elk jaar nog een paar honderd nesten. De mens beschermt die, maar toen kwamen de kauwtjes. Als een regiment soldaten marcheerden ze door het gras en vraten de nesten leeg. Het lijkt of het lawaai van vroeger de kauwen verjoeg en de leeuwerik juist beschermde.

De mens denkt, zeker in Nederland, de natuur te regelen maar uiteindelijk roeien we ‘per ongeluk’ dagelijks soorten uit, om zelf ongebreideld uit te kunnen breiden. Veel soorten hadden nog geen naam. Met Rode Lijsten vinken we af: vrijwel alle bekende soorten steenvliegen, afhankelijk van stromend water, zijn verdwenen uit ons land, bijna driekwart van alle soorten dagvlinders en meer dan 80% van alle reptielen.

Een deel van Dierenpark Amersfoort is voor dinosaurussen, uitgestorven voordat de mens bestond. Daar konden we niets aan doen. Bij veel nog levende soorten staat aangegeven dat ze bedreigd zijn in het wild. De biodiversiteit neemt af, heet dat: het leven sterft uit – planten en dieren, te land, ter zee en in de lucht.

Uiteindelijk overleeft het wild alleen in de Zoo. Ik loop met een buggy buiten de kooien en ook wij overleven niet in het wild. Ik vraag me af: voor hoeveel soorten blijft de aarde leefbaar en zijn er dan nog kleinkinderen over om ze te tellen?

Leeuwerik 20180826_02-450

En zo stond het in Veren en Vachten van September 2018 (13e jaargang, nr.3), inclusief de foutieve extra r.

7. Veld zonder Leeuwerik publ. IMG_20181014 klein

Zoo Palescue #6: Wie is de mol

Zoo Palescue #6: Wie is de mol

Zijn ondergrondse jaaggangen kronkelen als aders door het gras, maar onder het maaiveld graaft de mol verder voor zichzelf. Hij heeft een slechte reputatie door ondermijnende activiteiten, maar brengt het goede nieuws van een gezond en vruchtbaar land. De mol brengt ook lucht in de bodem en bestrijdt ongedierte.

De mol heeft zes vingers door teveel testosteron bij de moeder. Dat komt soms ook voor bij mensen. Zijn grote handen wijzen achterwaarts. Ook dat zie je wel bij vervelende mannen.

Met die grote handen graaft het wijfje diep in de grond een centrale ruimte met aansluitende gangen tot 200 meter lang. Dat gaat snel, zo’n 14 meter per uur. Driemaal daags draven mollen door die benauwde gangen dankzij bloedcellen waarmee ze eigen, uitgeademde lucht opnieuw kunnen inademen.

Met speciaal gif in het speeksel verlamt de mol wormen, zodat ze houdbaar en in de buurt blijven. Honderden slaat hij op in de dieper gelegen proviandkelder. Voordat hij ze eet, perst hij netjes het vuil eruit.

Bij de meeste zoogdieren zijn de haren naar achteren geplaatst, maar bij de mol kunnen ze kantelen. Zo loopt de mol in de krappe gangen net zo makkelijk vooruit als achteruit. Je kan de mol nooit tegen de haren instrijken: de pels heeft geen vleug.

Zijn vacht is zacht, fluweelzwart en soepel. Queen Alexandra van Engeland (1844-1925) kwam daar ook achter en bestelde er een jas van. Als een 19e-eeuwse Lady Di maakte ze mollenbont populair. Mollen molden toendertijd op grote schaal Schotland en de huid werd goed betaald.

Mijn opa had in zijn tuinloze bejaardenwoning nog een mollenklem die er, hoewel roestig, vervaarlijk uitzag. Maar de mol is niet blind. Hij neemt met haren, neus en oren prima waar. Geurende bloemen, muziek, maar bovenal boomwortels helpen beter. De mol is een jager, maar geen knager.

MOL_20180429_edited_klein

En zo ziet het eruit op papier, in Veren & Vachten:

6 V&V Wie is de Mol_201806 klein

mo’ nu-momenten-taal

mo’ nu-momenten-taal

onderhuids

kruipt het waar het gaan kan.

 

Feit – en

data zijn als klei: klei-

ne deeltjes grond, in groten getale

zwaar en taai maar moeiteloos

tot elke vorm te boetseren.

 

De fotograaf (Bloyd)

 

je kent de waarde van ogenblik

zo snel als tijd is het licht

verschoten

 

je moet alert zijn

om de wereld even vast te zetten, ingelijst

om de wereld even vrij te laten, uitgebeeld

 

het kan in een seconde gebeurd zijn

een druk op de knop

sluit je oog een vinger af.

 

3 augustus 1896

wat deden die soldaten daar in Soest op 3 augustus 1896?

Er zijn foto’s van die dag. Ze staan in uniform langs het Kerkepad, je ziet de Oude Kerk. Er staan ook burgers (boeren) bij met kruiwagens en verderop steken rietstengels over het pad.

Soest 18960803 soldaten 1

Soest 18960803 soldaten

fotograaf: Jacob Olie Jbz. Amsterdam (1834-1905).

Z00 Palescue #4: Egelslaap

Z00 Palescue #4: Egelslaap

Kopij voor Veren & Vachten, het tijdschrift van Dierenzorg Eemland. Onder de titel Zoo Palescue is in elk nummer een hoekje van [precies] driehonderd woorden ingeruimd voor een exemplaar uit mijn persoonlijke menagerie. Dit keer over het egeltje – zijn winterslaap en andere overeenkomsten met de mens.

De wintertijd gaat in: even wordt het eerder licht en later donker. Per saldo blijft het tot april vooral donker, koud, en nat. Ach, konden we maar slapen tot april en dan horen dat die insectensterfte een boze droom was. De winterslaap bespaart gas en licht en je valt moeiteloos af. Sommige zoogdieren zijn er mee gezegend. Zoals de egel, een tuindier met de hoogste schattigheidsfactor. Het beestje heeft een zesde zintuig: het orgaan van Jacobson. Dat is een soort extra neus. Slangen en katten hebben het ook.

Toch is het egeltje best asociaal – het is een eenling en een nachtdier. Het smakt bij het eten, snuift en snurkt hardop en zorgt ook bij het paren voor burengerucht. En net als veel mensen zet hij in een kritieke situatie zijn stekels op en keert letterlijk in zichzelf. Vaak helpt het , maar tegen auto’s niet. Met zijn bolle zwarte kraaloogjes ziet een egel namelijk slecht. Het aantal egeltjes is de afgelopen tien jaar dan ook gehalveerd. En de tien jaar daarvoor ook…

Wil je de egelpopulatie helpen – en wie wil dat niet? –  gebruik dan geen gif in de tuin tegen insecten of slakken. Ook niet als er ‘biologisch’ op het etiket staat. Stekels helpen niet als wij hun voedsel vergiftigen. Als we van egeltjes houden moeten we dus ook de kriebelbeestjes en slijmerige slakken respecteren. We noemen het ongedierte, maar ondieren bestaan niet.

Wat ook helpt: dorre bladeren achterlaten in een hoek van de tuin of schuur. Daarin kan de egel overwinteren. Er zijn zelfs speciale egelhuisjes te koop. Zet er een beetje eten bij voor als hij onverhoopt wakker wordt. En ja, dan moet je dus die tegels weghalen. Dat moet sowieso als je het water en het leven een kans wil geven.

egeltje-zoopalescue-tekening

Zo zag het er uiteindelijk uit in de editie van december 2017 (12e jaargang nr.4):

4 ZooPalescue Egelslaap_klein
egelhuis maken
Egelhuisje

One / Pay Me – 2 songs / twee teksten

One / Pay Me – 2 songs / twee teksten
U2-adam-nude-covered-achtung-baby
Adam covered up on Achtung Baby
Tekst: Bono (1992, Sony Music) – U2 – (CD: Achtung Baby, 1992); hertaling palescue / philip westera (23-10-2017 / 23-09-2023)

Achtung Baby

Het album Achtung Baby was de redding van de band U2. In een persoonlijke en creatieve crisis van de band vond de ommekeer plaats in een sessie in de Berlijnse Hansa studio’s, waar David Bowie ook zijn beroemde trilogie opnam. In die sessie werd het nummer One geboren waarin de crisis van de band wordt verbeeld.

De eerste, controversiële cover van Achtung Baby  (zie hierboven) vertoont een volledig naakte drummer, Adam, van de band.

One kwam uit in 1992, was een groot succes en wordt nog steeds in elk concert opgenomen. Er valt nog veel meer over te zeggen maar ik laat het bij de woorden van Bono. In een interview met Los Angeles Times in 1993 zei hij:

“Het is een nummer over samenkomen, maar niet het oude hippie-idee van “Let’s all live together”. Eigenlijk is het juist het tegenovergestelde. We zijn één, maar niet hetzelfde. Het zegt niet dat we bij elkaar willen komen, maar dat we dat moeten, om te overleven. Het herinnert ons er aan dat we geen keuze hebben.”

Johnny Cash

bracht in 2000 op zijn cover-album Solitary Man (American III) een eigen interpretatie uit van het nummer. Na het beluisteren van deze versie meldde Bono van U2 dat het een eer was dat een groot artiest als Johnny Cash hun nummer gebruikte en er een eigen interpretatie aangaf. Mary J. Blige zong het later samen met U2 en bracht het ook uit in haar versie. In mijn oren is de versie van Johnny Cash de mooiste.

Uitdaging

Wie durft dit nummer en/of het volgende te zingen als Eén, dan wel Mijn Loon? in welke interpretatie dan ook? Laat het weten, en vooral: laat het horen. Philip Westera heeft het ook gezongen, en mijn vertaling verbeterd. Als hij het met zijn stem alleen maar voorleest is het al mooi en wordt het een heel eigen versie.

En nu iets geheel anders:

Pay me – Tom waits (CD: Bad as me, 2011) Lyrics  © Tom Waits; vertaling Mijn Loon © Palescue, 2011

TomWaits_Caravan_M
Photo by Tom Waits

Bad As Me

Niet elke plaat verdient veel aandacht en ook niet elke tekst van Tom Waits is te vertalen.

Bad as me is nog steeds, na acht jaar, de laatste plaat van meneer Waits en nog steeds de moeite waard. Pay me raakte me direct en ik vind het nog steeds mooi. Ik dacht dat het relatief makkelijk te vertalen was, maar dat viel nog niet mee. Met de frasering van Waits en de lijnen waarmee hij melodie tekent is de uitdaging voor de zanger ook nog wat groter dan die van One. 

Tom Waits is lastig te coveren. Toch is het gedaan, en toevallig ook door Johnny Cash die Down There By The Train herzong, ook weer op zijn American Recordings. Om degene die het wil zingen bij de gitaar op weg te helpen hierbij de link naar de acoorden.

Waar gaat het over?

De song One  staat voor verschillende interpretaties open, waarvan verschillende waarheid bevatten. Datzelfde geldt voor dit lied. Uit een Q & A met de New York Times zei Tom Waits zelf hierover:

Q. What’s going on in the song “Pay Me”?

A. I saw a poster that was from, like, the turn of the century, and it said “Missing,” and it was for a girl who was missing, and the family was putting a classified ad on the side of a building. And at the bottom it said, “she need not be afraid to come home.” Because those were big things. If you left home and you moved to another town and you were working in a saloon, your family might pay you to stay right where you are because they don’t want you to bring shame on them.

All records are riddles, and whatever you may want people to think it’s about, it may just be throwing them off. And you don’t want it to get in the way of what someone else’s understanding is. It’s not really about anything. At the same time, it will find some meaning.

‘Elke opname is een raadsel…eigenlijk gaat het nergens over. Tegelijkertijd zal het iets van betekenis vinden.’

Normaal. Doen.

Normaal. Doen.

Dat valt nog niet mee, normaal doen. Gewoon doen en nog jezelf zijn ook. Ik bedoel: wie is dat? Je / Het / Ik verandert nogal eens. En zo ik al perfect weet aan te voelen wie ik precies ben, op dat moment en onder die specifieke omstandigheden, dan valt het nog niet mee die normale zelf staande te houden.

Het valt nog niet mee om, daaraan voorafgaand, jezelf eerst weten op te richten, aanwezig te zijn in de ruimte. Zichtbaar voor eventuele anderen. Gewoon, zelf bewust van de situatie zijn.

Want er zijn tegenkrachten.

Zoals een boom zich eerst moet wortelen en ontworstelen aan wat hij zoal tegenkomt in de groei – takjes, een kiezel, een leeg blikje sportdrank en een concurrerende netel – zo ontmoeten we in het moment obstakels die ‘Normaal. Doen’ in de weg staan.

Je beoordeelt en wordt beoordeeld op kleding en bagage, pak en zak, afkomst en gebrek, zon of regen, naam en faam, ruimte en beweging, tongval en oogopslag, haar en gebaar en ga maar verder, ga maar door. Alles wat overwonnen, ontweken of ontkend moet worden.

Dat valt nog niet mee. Gewoon er zijn, en beoordelen hoe daarin normaal te doen. Hoe onopvallend, of juist bewust van je opvallende aanwezigheid normaal te zijn.

Daar ben je dan. En nu je hier toch bent, moet je ook wat doen. Dat is wel zo normaal. Er wordt een actie of reactie verwacht.

Dat valt nog niet mee. Dan moet je wat zeggen. En wat valt hier, nu, nog te zeggen… en ook nog te voldoen aan de volledige norm van ‘Normaal. Doen’?

Normaal doen in eigen ogen en oren en die van elke willekeurig aanwezige, meelezer, toehoorder, volger, vriend van volger en vrienden van vrienden van volgers van vrienden?

Niet normaal. En toch. Het gebeurt.

Elke. Keer. Weer.

 

Normaal. Doen. Het klinkt zo eenvoudig. Maar wat is dat eigenlijk, normaal doen? En wat doe je als je vindt dat iemand níét normaal doet? Wanneer zeg je: ‘Doe effe normaal!’ Hoe zit dat met je moeder, je buurman, je kind? Ben je zelf eigenlijk wel normaal? Of liever niet? Maak ons augustusnummer beach proof en schrijf vrijmoedig over jouw pogingen normaal te doen – of juist zo afwijkend mogelijk te zijn – of anderen daartoe te bewegen.

Geen moralistische essays, maar waargebeurde, persoonlijke verhalen willen we lezen. In maximaal vijfhonderd woorden. Stuur jouw bijdrage vóór dinsdag 13 juni naar lezersoproep@vn.nl of naar Redactie Vrij Nederland, postbus 1254, 1000 BG Amsterdam (met de vermelding: ‘Lezersoproep’).

def Exist_20160523_2

Tactiel Textiel in Tilburg – Kloppende Testikels en Kruikengezijk

Tactiel Textiel in Tilburg – Kloppende Testikels en Kruikengezijk

Tilburg is een prachtige stad. Zeldzaam lelijk. Ik zag er laatst dingen die ik nog nooit gezien had. Kunst en vakmanschap wat ik niet voor mogelijk had gehouden. Bij voorbeeld textiel wat zelf tactiel wordt.

IMG_20170303_134403306_HDRTilburg dus, met meer dan 200.000 inwoners toch mooi de zesde stad van Nederland. Het is een redelijk jonge stad en toch al ouder dan bij voorbeeld Eindhoven, wat pas in de twintigste eeuw tot wasdom kwam. De oudste gebouwen die ik in Tilburg zag zijn negentiende-eeuws. Toch wonen er al elfduizend jaar mensen.

Tilburg werd in 1809 officieel stad dankzij de Franse koning Lodewijk Napoleon Bonaparte (de neef van -). Koning Willy II liet er een paleis bouwen waar hij nooit gewoond heeft wegens doodgaan en Koning Willy van Max vierde er zijn 50e verjaardag en heeft dat overleefd. Er schijnt ook hevig carnaval te heersen in de Kruikenstad, maar daar weet ik niets van.

Tilburg is gegroeid uit een klont ‘herdgangen’ waar schapen doorheen liepen. Het was dan ook tot diep in de twintigste eeuw een centrum voor de textielindustrie.

Damast

Ik was er onlangs om boeken te brengen en nog iets minder onlangs bezocht ik toevallig het textielmuseum. Inmiddels heb ik daar ook op gestemd als winnaar van de Museumprijs voor Mode en Design van de BankGiro Loterij. Op de andere twee musea kan je ook nog stemmen. Je kan er een reis naar new York mee winnen. Eigenlijk is museum Boymans mijn favoriete museum, sowieso, maar dat lijkt me al bekend genoeg. De andere kandidaat  is het stedelijk van Den Bosch. Dat is het meest gespecialiseerd in design en lijkt me daardoor het minst interessant.

Het textielmuseum in Tilburg is een gecombineerd museum. Je ziet de historische
fabriek in werking: het proces van schaap naar draad en wollen deken met behulp van de stoommachine. Maar je kan er ook zelf aan de slag in het TextielLab. Bovendien kan je er je damasten servetten laten reinigen. Je kan het er ook kopen. Een tafel is pas gepast met zilver en damast, zeg ik altijd maar.

Gepotel

Als het over textiel gaat, valt al gauw het woord ‘tactiel’: de ervaring van het voelen is belangrijk voor de beoordeling van textiel. Het moet immers ook lekker zitten. Textiele voorwerpen zijn daarnaast nogal kwetsbaar, het slijt natuurlijk van al dat gepotel. Dat is voor een textielmuseum natuurlijk een dilemma. Gelukkig is er ook een materiaalkast waar je kan voelen aan allerlei vormen van textiel.

Maar, over de kunst. Textiel is meestal een zogenaamde toegepaste kunst. In de haute couture wordt het een autonome kunst, maar dan blijft de textiel het medium. Voor mijzelf was het bezoek aan Tilburg een eerste kennismaking met textiel als autonome kunstvorm.

IMG_20170303_125058689_HDR‘Leuke lamp, overigens’

In de permanente expositie zijn slimme, mooie en artistieke toepassingen te zien, en objecten die er zo’n beetje tussenin zitten. Zo zag ik een prachtige lamp van glasdraden waar licht door stroomde. En nog veel meer moois zag ik.

In de tijdelijke tentoonstelling ‘Rafelranden van Schoonheid’ is werk te zien van vier kunstenaars. Allemaal prachtig en autonoom: eigenzinnig gebruik van materialen door Nan Groot Antink. Voor het verfproces maakte ze gebruik van urine, geïnspireerd door de originele Tilburgse Kruikenzijkers, fabrieksarbeiders die met hun urinekruiken over straat liepen. We zagen ook grote, bizarre vormen van Tanja Smeets die als schimmel in de ruimte lijken te zijn gegroeid en een monumentaal soort schild van het duo Heringa/Van Kalsbeek. Er was ook een zaal met een vreemd soort filmbeelden. Fazinierend.

Stimulus

In de laatste zaal die ik inliep was het nogal donker. In vitrines hingen en lagen donkere voorwerpen. Het totaal heet ‘Stimulus’ en is gemaakt door Bart Hess. De inspiratie voor Hess was “de zachte puls van testikels”. Ik moest een beetje lachen, waarschijnlijk vanwege het ongemakkelijke gevoel dat ik kreeg. Plots bewoog een voorwerp in de vitrine naast me. Ik schrok me rot. Er hing een soort gerafelde leren zak die klopte, alsof er een hart in zat.

Ook de objecten in de andere twee vitrines reageerden op geluid. In dit werk wordt het textiel zelf dus tactiel. Autonomer textiel zal je niet gauw zien.

Helaas heb ik er geen foto’s van. Ga dus zelf even kijken. De tentoonstelling Rafelranden van Schoonheid is nog te zien tot 28 mei 2017.

Deze slideshow vereist JavaScript.

 

 

Z00 Palescue #1: De Papegaai van Zwarte Willem

Z00 Palescue #1: De Papegaai van Zwarte Willem
eem2
Kleine Melm, de Eem

Laatst voer ik ’s avonds over de Eem. De boot heette Inspiratie en vertrok vanaf de Kleine Melm, onder ouderen nog steeds bekend als Zwarte Willem. De bebouwing daar is de oudste van Soest, in de muur staat het jaar 1681. Vroeger was er een café, genoemd naar de plek en de eigenaar: Zwarte Willem. Er was een pontje naar de overkant en je kon er ook bootjes huren. Ik hoor hem nog zeggen: ‘Dat is dan zeven pietermannen.’ Dat was in guldens een middag roeien, medio jaren ’70.

Op de Inspiratie hoorde ik een verhaal: tijdens de Tweede Wereldoorlog stond ook de bezetter wel eens bij Zwarte Willem aan de toog. Nu was in de zaak was ook een papegaai, en om de paar minuten riep dat beest: ‘Hitler is dood! Hitler is dood!’ De Duitsers lieten de papegaai maar begaan. Het was aan het begin van de oorlog – de sfeer was nog niet zo grimmig en de dorst was groot.

Naarmate de avond vorderde begonnen ze zich toch te ergeren. Bij het afscheid zei één van hen: van hen: ‘Alles gut, Schwarze Wilhelm, maar als diese papegaai volgende keer wieder so tekeer gaat, schiet ik perseunlijk z’n kopf erab.’

Wat te doen? Je kan een papegaai leren praten maar hem iets afleren is eigenlijk onmogelijk. De vrouw van Zwarte Willem zei: ‘De dominee heeft ook een papegaai. Laten we onze papegaai ruilen met die van hem.’

Zo gezegd, zo gedaan.

Bij hun volgende bezoek hielden de soldaten de papegaai nauwlettend in de gaten. Hij zei niets. Er kwam geen geluid uit. Op een gegeven moment besloot één van de Duitsers de vogel te provoceren. Hij ging naar de papegaai toe en riep: ‘Hitler is dood.’ Nu klonk het, met de gedragen galm van de dominee, luid door de kroeg: ‘Laten wij danken!’

zwwillem
Zwarte Willem met passagier op zijn pontje

Extra’s bij de bundel

Extra’s bij de bundel

Sinds kort is mijn bundel ‘Weg is altijd ergens, Titel 2: Verzameling uit de gele ordner’ digitaal te koop en wel via deze link. Je kan het natuurlijk ook via mij kopen. Ik heb zonet een doosje besteld om door te verkopen, misschien wel aan jou. Je krijgt er dan optioneel een pretpakket van signering en persoonlijke overhandiging bij.

De gele ordner is de tweede die ik heb gevuld, tussen circa 1990 en 2006. Ongeveer tientitelgedicht jaar daarvoor begon ik mijn werk te verzamelen in een antieke, grijze ordner. Een selectie daarvan verscheen in 1994 als ‘Caesar’s Paleis’, zeg maar Titel 1. Om het verhaal rond te maken heb ik een paar van die oudere, en nieuwere,  gedichten overgenomen in deze bundel. Er is nog genoeg moois over – een nieuwe bundel met ouder werk verschijnt hopelijk later.

De afgelopen tien jaar heb ik een derde, witte ordner volgeschreven en vandaag de dag verzamel ik teksten in een blauwe. Ook hieruit hoop ik in de toekomst een selectie te laten verschijnen. Bij de samenstelling van deze bundel heb ik me niet alleen beperkt in de tijd, maar ook in de lengte van de teksten. De langere teksten zijn ook inhoudelijk anders, meer poëtisch proza. Misschien moet daar ook maar een apart bundeltje van komen…

De tekeningen in Weg is altijd ergens zijn overigens jonger dan de gedichten, met uitzondering van die bij het titelgedicht op pagina 43. De tekening is, net als de overige, los van de tekst gemaakt en verbeeldt ‘een palescue aan de wandel’. Toen ik de figuur Palescue uitvond was het in eerste instantie een soort stripfiguur.

Het laatste gedicht uit de bundel is ‘Eigendunk.’ Met de webcam ziet het er zo uit op YouTube:

Ook van ‘Koude kermis’ heb ik een filmpje gemaakt. Zelfde opstelling, andere aanpak. Met muziek, jawel:

Over

Toen de gele ordner vol was had ik al een eerste versie gemaakt. Gewoon, een selectie thuis  netjes opgemaakt, uitgeprint en in een plastieken snelhechter gedaan. Nadat de daaropvolgende ordner vol was vond ik dat het tijd werd voor een echt boekje. Eerder had ik wel boekjes in eigen beheer gemaakt. Een hoop gedoe. Ik ging dus insturen. Van de ‘grote namen’ hoorde ik niets of ik kreeg een afwijzing.

Dan maar POD – Printing On Demand. Da’s gratis, da’s goed. Uitgeverij Boekscout had daar wel zin in. Uit de beoordeling van het manuscript dat ik instuurde:

De titel wekt meteen mijn interesse en bij het eerste gedicht weet ik het al: deze bundel wil ik helemaal lezen. Je speelt met woorden op een manier die laat doorschemeren dat je kennis van taal en een uitgebreid vocabulaire bezit. De diepere lagen in de gedichten doen de lezer stilstaan en nadenken bij wat hij zojuist gelezen heeft. Prachtig zijn de net niet kloppende bewoordingen die zoveel sfeer en herkenning oproepen, zoals bijvoorbeeld: ‘de kamerplanten zijn bijna / nog steeds niet dood’ of ‘van jou haat ik het liefst’. Deze bundel zal eenieder die van taal houdt blij verrassen en eenieder die op zoek is naar goede poëzie vergenoegen. Ik weet zeker dat ik, wanneer deze bundel eenmaal in mijn boekenkast staat, de gedichten van tijd tot tijd nog eens met plezier door zal lezen, en dat ik dan alsnog taalkundige pareltjes tegenkom die me eerder niet waren opgevallen. Ik neem mijn hoed voor je af.

-Marjet

Opmerking:
Wel hebben we één aanbeveling: er staat één Engelstalig gedicht in de bundel. Voor de continuïteit is het wellicht mooier om het enkel bij Nederlandstalige gedichten te houden.

Het was dus vrijwel klaar, dacht ik. Maar ik haalde niet alleen dat Engelstalige gedicht eruit, ik herzag de hele selectie, ging de hele map weer van achter naar voren doorspitten. Ik wijzigde kleine dingetjes en vond steeds meer kleine imperfecties in de opmaak. De cover was natuurlijk ook nog een dingetje. Uren mee bezig geweest. En ik wilde er tekeningen bij. Oude tekenboeken en bestanden doorgebladerd, ingescand, aangepast en in de tekst gepast.In Word, want Boekscout wil een manuscript in Word.

Toen ik de eerste ‘proefdruk’, een PDF in de mail terugkreeg zag ik een andere cover, een andere letter, een andere bladspiegel en een andere indeling. Na verschillende mails en een telefoongesprek ziet het er ongeveer zo uit als in het begin. Alleen waren de gedichten wel wat verschoven. De Inhoudsopgave heb ik wel telkens aangepast, maar de verwijzingen in de verantwoording, door mij Extra’s genoemd klopte niet meer.

Blurb

Daarom maakte ik een inlegvelletje: Errata in Extra’s.

Natuurlijk ging ik met het boekje ook naar de plaatselijke boekhandel. De mevrouw van de boekhandel wilde wel een exemplaar neerleggen, dan zou zij het bestellen voor eventueel geïnteresseerde klanten. Ze wilde er dan wel een blurb  bij en liet een paar voorbeelden zien van andere lokale helden die een boekjes hadden gemaakt: een A4-tje met wat extra informatie.

Blurb ken ik als een literair tijdschrift van vroeger, waar Simon Vinkenoog aan werkte, maar oorspronkelijk is het een promodingetje bij een creatief werk. Inmiddels is er ook een platform wat zo heet waar je zelf boeken kan maken.Dat heb ik gemaakt en inmiddels samengevoegd met de Errata en een extra gedicht, in handschrift.

Als je het boekje hebt gekocht zonder blurb kan je het hier donwloaden en uitprinten. Mij lukt het nu even niet er een goeie print van te maken maar dat ligt vast aan mij, en het late uur. Op het scherm ziet het er in ieder geval mooi uit.

De foto boven dit artikel is overigens niet genomen in de officiële boekwinkel maar in de tabaks-/gift- en boekenshop Cigo Peperzak. Mark & Georges (vader en zoon) Peperzak waren zo vriendelijk mijn boekje een topplek in de winkel te geven, tussen twee prachtig toepasselijke titels en boven Saskia Noort. Wat wil een mens meer?

Bestel moar bestel moar bestel moar

Palescue: Weg is altijd ergens, Titel 2, Verzameling uit de gele ordner 

ISBN: 978-94-022-2944-8.

Prijs: € 15,99 (inclusief verzendkosten, via Uitgeverij Boekscout, 2016)

Afgelopen zomer zijn ook losse gedichten gepubliceerd in verzamelbundels:
  • Zomerse poëzie, uitgeverij Heimdall ISBN: 978-94-91883-61-3. Publicatiedatum: 17 juli 2016; Verzamelbundel, e-book, Op het strand
  • Po-e-zine, No.13, juni 2016: 5 gedichten Over de bergen; Ruimte; Loos; December daargelaten; Geometrie-Soms; + tekening: Bo wie.
  • Poemtata, Bundel No.8, juni 2016 ‘Alles in Woordenland’; Ruimte

zomerse-poezie_cover

Original: Die Dreigroschenoper

Door Kenza Koutchoukali

De Dreigroschenoper onbekend? Grote kans dat Mack the knife je wel iets zegt. Berlijn, de jaren twintig. De stad had een aantrekkingskracht waar weinig kunstenaars zich tegen konden verzetten: Salvador Dali, Pablo Picasso, Marlene Dittrich. Het was het culturele epicentrum van de wereld en trok een scala aan artiesten, genres en humoristische […]

via Een kraker van een nummer uit een onbekend werk — Lambo blogt

Het Verhaal van De Titel

Het Verhaal van De Titel

Alles is maar net het verhaal dat je ervan maakt. Stel: je ziet een vreemd wezen. Je herkent iets in de verschijning en noemt het een olifant. Je herkent een zweem van de kleur en noemt het roze. Je zegt dat ik een roze olifant heb gezien. Maar het eigenlijke verhaal is dat ik een delirium heb en aan waanvoorstellingen lijd. De wereld is onbetrouwbaar en keert zich tegen je. Je lichaam trouwens ook. Het beeld van de roze olifant maakt het beheersbaar. Je kan erom lachen en dat is een eerste stap naar herstel.

De mens schept samenhang, ook waar die niet is, door er een verhaal van te maken. Neem je eigen leven: een tamelijk toevallig samenraapsel van keuzes en gebeurtenissen maar voor jezelf maak je er verhaallijnen in. Je kan het navertellen en daardoor lijkt er een logische samenhang te bestaan. Voor veel mensen is hun eigen verhaal zelfs van een onontkoombare logica – het heeft zo moeten zijn.

Wetenschap: proefondervindelijk meten is zeker weten, zuiver objectief et cetera, jaja. Het resultaat van meten is een reeks cijfers of andere symbolen, die overigens niet zuiver objectief tot stand komen, maar altijd door een subject worden waargenomen, genoteerd in een bepaald patroon en dan worden geïnterpreteerd .

Werken van Ben Joosten (1931-2013)
Werken van Ben Joosten (1931-2013)

Het wetenschappelijk discours bestaat er nu uit die symbolen in een logische rij te zetten en te duiden, kortom, er een verhaal van de maken. Symbolen zijn nog geen data, data is nog geen informatie, informatie is nog geen kennis, kennis is nog geen wetenschap, wetenschap is nog geen wijsheid. De wijsheid ligt in het verhaal.

Je kunt een heleboel keer waarnemen dat er een regendruppel van 1 milliliter valt op een gebied van een op een bepaalde lengte en breedte maar het punt is dat het regent – en het verhaal is dat daarmee de oogst gered is en een dreigende hongersnood voor dit gebied lijkt afgewend. En het verhaal is bijvoorbeeld ook dat van de waterkringloop op aarde. En zo zijn er nog ongeveer net zoveel verhalen denkbaar als we regendruppels telden, want als water bevinden wij ons in een kringloop van verhalen. We ontstaan uit, en dragen ons druppeltje bij aan een zee van verhalen.[i]

We hebben vanuit de evolutie een mooi stel zintuigen meegekregen maar we moeten goed beseffen dat die beperkt zijn en dat we de werkelijkheid die buiten die zintuigen bestaat niet kennen, althans niet kunnen meten…en dat de samenhang die we tussen waarneembare verschijnselen zien er niet noodzakelijkerwijs hoeft te zijn. Het is een verhaal over de werkelijkheid. We noemen het Theorie.

En theorieën uit het verleden, of het heden, bieden geen garantie voor de toekomst…

Wetenschap is een waargebeurd verhaal. En degene die het verhaal het best vertelt levert het paradigma, de overheersende theorie. Dit geldt niet alleen voor de zogenaamd zachte wetenschapstakken als geschiedenis en sociologie, maar ook voor natuur- en scheikunde, en zeker in de economische wetenschappen.

Logisch

U zegt “ik maak geen verhaaltjes, ik denk alleen logisch na.” Maar ‘Logica’ is een vaak onjuist gebruikt begrip. Vaak wordt retorica of ‘gezond verstand’ logica genoemd. Logisch nadenken en handelen is meestal niet anders dan platgetreden paden van vaste gewoontes en denkpatronen volgen. Nog niet zolang geleden was het ‘logisch’ dat dat vrouwen geen bankrekening of stemrecht konden hebben. In Tachtig Dagen de Wereld Rond was een fantasie – als we nu in 24 uur de wereld rondreizen, is ergens sprake van een vertraging.

Gevoel en emoties worden irreëel, niet logisch genoemd, maar zijn ook logisch te benoemen in het verhaal van neuronen en chemische processen wat zich in ons lichaam afspeelt. In onze hersenen ook ja, maar is ons hoofd dan geen lichaamsdeel? In het denken is niets onrealistisch. De beperking is alleen ons eigen hoofd en bij de uitvoering staan slechts wetten in de weg, en praktische bezwaren[ii].

De taal van de logica is niet retorica maar algebra en die heeft haar eigen schoonheid en verhaal. En ook in de wis- en natuurkunde geldt dat het mooiste verhaal de meeste overtuigingskracht heeft. Als verschillende berekeningen tot dezelfde uitkomst komen, wordt de voorkeur gegeven aan de meest heldere, transparante bewijsvoering. Bij het schrijven van computerprogramma’s zien we dit ook. Als verschillende programmeurs eenzelfde toepassing maken, zal het werk van degene die de meest elegante code schrijft, beter genoemd, en vaker gebruikt worden.

looproute
looproute

Wat maakt een reeks woorden (lijnen, tonen, beelden, symbolen) tot een goed verhaal? Het belangrijkste is dat er een spanningsboog is. Iedere volgende stap komt onontkoombaar vanuit de vorige. De tweede stap moet zogezegd ‘logisch’ volgen uit de eerste, maar hoeft niet voorspelbaar te zijn. Liever niet zelfs, want we willen een zekere spanning in het verhaal, en spanning ontstaat door de onverwachte combinatie van uiteenlopende elementen die desalniettemin ‘accoord gaan’, in harmonie zijn.

De verhaalvorm is het meest duidelijk in de kunsten, religie en filosofie. De beste muziek, de mooiste kunst, de meest geloofwaardige profetie, wordt niet gemaakt door de meest verbale, virtuoze instrumentalist maar door degenen die het instrument gebruiken als medium om hun verhaal te vertellen – een verhaal dat uit taal of toon, ritme en de persoon wordt gedestilleerd. In andere menselijke uitingen geldt, mutatis mutandis hetzelfde: we zoeken een medium en gebruiken de eigenschappen ervan in combinatie met de geestelijke en fysieke vaardigheden die we hebben meegekregen, die we met oefening hebben ontwikkeld, om een afgerond verhaal te maken dat door medemensen wordt begrepen.

Misschien is dat ook het enige doel: door medemensen te worden begrepen en geloofd – en zo opgenomen te worden in het verhaal van anderen, van allen.

De kern of boodschap van een verhaal kan verschillen, maar zal ook vaak hetzelfde zijn. Uiteindelijk is de boodschap vaak een variatie op iets wat we allang kennen: de schepping is mooi; de liefde is groot, de wereld is hard, en nog zo wat wijsheden die op een tegeltje passen.

Veel verhalen vertellen eigenlijk hetzelfde en zijn toch uniek door het gebruikte medium. De oorspronkelijke pianovertolking van Moessorgski’s “Pictures at an Exhibition” (1874) is anders dan die van een strijkkwartet of de orkestbewerking. Maar ik bedoel niet alleen de instrumentkeuze, of de gekozen kunstvorm: de schilderijen op de tentoonstelling zelf zouden je een heel ander, en toch weer hetzelfde verhaal vertellen.

Wat elk verhaal uniek maakt is het medium van de verteller zelf, in dit voorbeeld de man Modest Mussorgski. De tentoonstelling in kwestie was, bij voorbeeld, met werken van een goede vriend van hem (Viktor Hartmann) die vlak ervoor was overleden. Dat hoor je. En dat ze samen streefden naar Russische Kunst, ook dat verhaal hoor je.

photocollage
J.J. Cale. Photo: Jane Richey

De stem en de stijl van de verteller maken integraal deel uit van een goed verhaal. Ik bedoel, stel dat ik goed gitaar kan spelen, of iets minder goed, dan kan ik best een stuk van bij voorbeeld J.J. Cale naspelen – en zo zijn verhaal navertellen. Het wordt daarmee niet het mijne. De kracht van zijn muziek, het verhaal van zijn compositie, komt voort uit de persoon – zijn afkomst, opvoeding, lichamelijke eigenschappen en ervaringen hebben een handtekening gedestilleerd die zichtbaar is in al zijn uitingen. Het gaat inmiddels niet alleen meer over J.J. Cale. Persoonlijke eigenschappen, zowel aangeleerd als gegeven en gegroeid, vormen de stijl. En pas als je die kan samenvoegen met een ‘Boodschap van Algemeen Nut’, heb je een flinter waarheid, een vonkje wijsheid, een mooi verhaal.

Soms is het de toon, soms het ritme, soms de vorm van het verhaal – uiteindelijk bepaalt de mate waarin de onderlinge verhoudingen aansluiten of je overtuigd wordt door het Verhaal. En waardoor je komt tot een nieuwe, of vernieuwde, waarheid – groot of klein, kort of langduriger, roze of grijs.

Op het gevaar af in de hybris te verzeilen trek ik de verhaallijn nog even door: iets krijgt pas betekenis als het is ingebed in een verhaal. Een klinker heeft potentie zolang ‘ie wordt gebakken uit klei en ligt opgestapeld op een pallet, maar krijgt pas betekenis in een weg. Daarbij zijn verschillende wegen naar verschillende waarheden naast elkaar mogelijk. Dezelfde steen kan verschillende functies hebben. Zoals bekend vertellen verschillende getuigen behoorlijk uiteenlopende verhalen over precies dezelfde gebeurtenis. De waarheid is veranderlijk.

Je kan zeggen: ze bestaat niet, maar een goed verhaal bevat altijd waarheid. Misschien niet De waarheid, maar een deel ervan, zoals elke cel het volledig DNA bevat, en slechts zolang het organisme leeft, voor de duur van zijn verhaal.

Bestaat, in theorie of werkelijkheid, ook het Lied van Alles? Sommige verhalen, op schrift of in andere media, komen best ver. Zoals (bij voorbeeld en volgens mij) Jorge Luis Borges in “Het Schrift van de god (1949) waarin de formule voor Alles zichtbaar is in de vlekken van de vacht van een luipaard. Bestaat er, met andere woorden, op meta-niveau één allesverhalend verhaal, wat we met z’n allen telkens opnieuw proberen vorm te geven in onze uitingen?

Aldus sprak Palescue enkele woorden in Salon van de Wijsbegeerte, Artishock, Soest, september 2013.

Nootjes en Kwootjes

[i] Zie: Salman Rushdie, Haroun and the Sea of Stories (1990), of Rabbi David A. Cooper in God is een werkwoord, een mystieke visie op de kabbalá (God is a verb, Kabbala hand the practice of Mystical Judaism (New York, 1998) pag. 73:

“Het principe van de continue schepping, zonder begin of eind, is gebaseerd op de idee dat er een bron van het leven is die eeuwigdurend de energie uitstraalt die nodig is voor al het bestaande. Als deze bron van het leven zich ook maar een fractie van een seconde zou inhouden, zou alles meteen verdwijnen. Dat wil zeggen: de hele mensheid, de hele natuur, de hele schepping wordt van moment tot moment van kracht voorzien. Het is alsof de schepping een gloeilamp is die blijft branden zolang er stroom op staat. Op het moment dat we de knop omdraaien, gaat het licht uit.”

[ii] Uit Het Huwelijk vanWillem Elsschot (1910), al refereer ik hier evenzeer aan natuurwetten als aan juridische.

Het Huwelijk

Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd

in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,

haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven

toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.

 

Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard

en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,

hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren

en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.

 

Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond

het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.

Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,

en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.

 

Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.

Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen

en rennen door het vuur en door het water plassen

tot bij een ander lief in enig ander land.

 

Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad

staan wetten in de weg en praktische bezwaren,

en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,

en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

 

Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot

en zagen dat de man die zij hun vader heetten,

bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,

een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.

 

Kijk, het zit zo…

Kijk, het zit zo…

eigenlijk is het heel eenvoudig: het is ingewikkelder dan je denkt. Maar ook eenvoudiger dan je misschien had bedacht.

Niet dat het zo simpel is als anderen zeggen dat ze denken. Dat weten die mensen zelf meestal ook wel. Maar je weet, voor een sluitende redenering moet je soms wat verwarrende bijzaken weglaten, nietwaar?

Niet waar. Niet als die bijzaken een ander perspectief uit het zicht plaatsen. Maar dat terzijde.

Dus, het is niet zo simpel als die man (m/v) in de kroeg roept. Je moet het niet zo zien als sommige populaire media onthullen, laten doorschemeren als ze zich zeggen af te vragen of…met een vraagteken? Maar je moet het wel weten. En wat die goed gearticuleerde maar minder genuanceerde gast in die talkshow beweert is ook niet waar, al klinkt het goed.

Pijlen 20160719_polaroidHet is niet (nooit) alleen maar de schuld van deze of gene mens of groep of van het ene of andere idee of begrip. Hij of zij of het kan wel een rol spelen, misschien wel een grote maar er is (altijd) meer. Een ander begrip of persoon, wat daar volledig los van staat, met een andere oorsprong en een ontwikkeling die niet eens in dezelfde richting hoeft te gaan. Al kan dat wel zo lijken.

En nee, er is ook weer niet zoveel meer dat we moeten spreken van een samenzwering. Dat wereldwijd complot bestaat niet. Een geheim spreidt niet wijder dan één persoon. Mensen zijn te egoïstisch en/of te stom om in groter verband voor langere tijd iets geheim te houden, laat staan Alles – de geopolitiek, de financiële wereldmarkten – ongezien te regelen.

Tijdelijke (monster-)verbonden van mensen en ideeën kunnen wel een tijdje functioneren, en altijd dankzij een omgeving die dat toejuicht en een wijdere omgeving die dat minstens toelaat. Maar die omgeving verandert, constant of uiteindelijk, en doorgaans betekent dat ook het einde van die specifieke groep / dat overheersende idee.

© Txt: I.P. Fisher. Beeld: Palescue. NL, juli 2016.

Manu Scriptu

Manu Scriptu

Wil je ook zo’n manuscript in huis, bij voorbeeld aan de muur?

Dat kan.

Handgeschreven met inkt op speciaal papier, gedateerd en gesigneerd, ingelijst naar wens en thuisbezorgd vanaf € 10,-

En natuurlijk kan het ook een ander gedicht zijn. Dit is een voorbeeld. Neem hier contact op voor alle wensen en mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld een illustratie. Van dit gedicht zie je hier de uitgetypte versie met een tekening, ook van Palescue.

December...Manuscript_lijst

 

 

De Offers – Kees van Beijnum

Ook ik heb Kees van Beijnum hoog zitten. Inderdaad heel vreemd dat hij niet in het Pantheon der Nederlandsche letteren is opgenomen. Zou hij het kleinzoontje van Conny Palmen hebben beledigd of zo?

apenstaartjeweblog.

VAN-BEIJNUM_OffersHet is alweer enige tijd geleden dat ik dit boek las, maar het blijft op mijn netvlies. Het is prachtig geschreven en beschrijft een intrigerend thema. Het behandelt het Tokio-tribunaal, een minder bekend tribunaal. Het boek is gebaseerd op de Nederlandse rechter (Bert Röling) die bij dit tribunaal aanwezig was en een afwijkende mening had. Bijzonder is dat het thema wordt beschreven vanuit drie hoofdpersonen die ieder hun eigen kijk geven.

View original post 45 woorden meer

Angeli Mulders: Het Onzichtbare Zichtbaar

Angeli Mulders: Het Onzichtbare Zichtbaar

 

Door Cees Paul

 

In april is de zaal van Artishock voor Angeli Mulders. Deze Baarnse Angeli Mulders-001communicatiestrateeg maakt veelkleurige schilderijen met deels herkenbare vormen in een surrealistische setting. Ze begon ruim 15 jaar geleden met schilderen “met als doel om er geen doel mee te hebben, niet om te exposeren of te verkopen. In mijn leven en werk waren er al genoeg doelen.”

Inmiddels is ze om, exposeert ze en vertelt over haar proces: “Ik zie iets voor me wat blijft terugkomen: beelden, een verhaal, een ontwikkeling. Daarmee ga ik aan de slag. Vervolgens ontstaat er een proces van leiden en laten leiden. Vaak zitten er letterlijk en figuurlijk veel lagen onder voordat verbeeld is, wat geschilderd wilde worden. Mijn schilderijen geef ik bewust geen titel mee. Als ik dat doe zet ik het vast, stuur ik jouw waarneming. Zelf ben ik er ook vaak niet meteen uit wat een schilderij me precies wil vertellen. Het schilderen is een proces, een samenspel tussen het bewuste en het onbewuste. Het kijken naar schilderijen is dat ook. Daarom praat ik er graag over met anderen. Die gesprekken leiden tot nieuwe inzichten, over mezelf, de ander en bredere ontwikkelingen die gaande zijn.”

schilderij Angeli Mulders“Maar 5 tot 10% van ons handelen wordt bepaald door ons bewustzijn, het overgrote deel komt uit ons onbewuste. Kunst is voor mij een vorm om de poort naar het onbewuste open te zetten. Een wisselwerking van bewust leiden en onbewust laten leiden. Dat zie ik niet alleen terug in het maken of genieten van kunst, maar ook in de wereld om ons heen. We leven in een tijdperk van wantrouwen, waarin we de verbinding met de natuur, onszelf en elkaar kwijt zijn geraakt. Vanuit ons bewustzijn hebben we er geen grip op. Toch zie ik een positieve onderstroom ontstaan, een komende revolutie die die verbinding herstelt, vernieuwt. We staan aan de vooravond van een omwenteling, maatschappelijk, economisch en als mensheid in zijn geheel. Daarvoor is het nodig om de touwtjes van ons bewustzijn soms wat te laten vieren en ruimte te scheppen voor nieuwe ontwikkelingen en inzichten.”

“Kunst speelt een belangrijke rol in het zichtbaar maken van het onzichtbare. Als je stilstaat bij een schilderij en voelt waar het resoneert, is dat een onderwerp om op verder te gaan. Het inzicht komt dan vanzelf, al duurt het soms een hele tijd.”

Op de site www.angelimulders.nl kunt u digitaal kennismaken met haar kunst. Live kan dat zaterdagavond 2 april vanaf 19:45. Angeli Mulders houdt dan een lezing over haar werk ter gelegenheid van de opening. U wordt van harte uitgenodigd daar ook op te reageren.

Vanaf 20:30 JazzClub met Saskia Laroo. Zondagmiddag 13:45u. kunt u ook de lezing bijwonen met aansluitend muziek van de JazzCats. De toegang is telkens gratis. Zie www.artishock-soest voor meer bijzonderheden. De expositie is te bezichtigen tot eind april. Openingstijden: woensdag- en vrijdagochtenden tussen 10 en 12 uur en maandag- en woensdagavonden tussen 19.15 en 20.15 uur. Verder in overleg tel: 06 25586354

Mart Kwakkel: “De natuur is de slaap van de geest”

Mart Kwakkel: “De natuur is de slaap van de geest”

schilder van wetenschap, mythen en symbolen

Door Cees Paul

MartKwakkel_bij schilderij
Mart kwakkel voor zijn werk “Symbolische Sprookjes” (foto: Cees Paul)

Mart Kwakkel is kunstenaar. Zijn eerste solo-expositie is komende maand in Artishock. Mart is ook historisch geograaf en, iets heel anders, databeheerder. “Studeren is het leukste wat er is. Voor mijn schilderijen doe ik ook veel onderzoek. Als ik het doek ga opzetten en schilderen vind ik compositie heel belangrijk. Het moet een harmonisch geheel worden.”

Hij woont en werkt heel toepasselijk in een voormalige verffabriek, met uitzicht over de Amersfoortse Eem. Op de bank staat een schilderij met, onder meer,  een ridder, jonkvouw en draak. Mart vertelt: Dit werk heb ik terug gehaald uit de Kunstuitleen, maar het mag wel verkocht worden. Het is een middeleeuwse voorstelling. Schilderijen uit die tijd staan vaak vol symbolen. Bijna alles betekende wel íets, maar dat weten mensen niet meer. Daarom heb ik symbooltjes erbij gezet zoals we die nu kennen van onze telefoon en uit de openbare omgeving.”

Naast de kunstacademie heeft Mart landschapsgeschiedenis gestudeerd. Hij zegt daarover: “De natuur, het landschap heeft een enorme invloed op mijn schilderijen. De menselijke eigenschap om de natuur te bezweren is voor mij een inspiratie. In mijn schilderijen zie je een vermenging van de mythische natuur en de wetenschappelijke realiteit. Ik noem het surrealistische of mystieke landschappen.”

Op de ezel staat ‘Monarch’, wat zowel slaat op de koning als een vlindersoort. Het is nog niet af. Net als op andere schilderijen zien we veel dieren, in een landschap of bij neergestorte ruimtevaartuigen, zoals in het vijfluik ‘Mythische proporties’. Mart: “Mensen doe ik bijna nooit. In het echte leven hou ik van mensen. Maar misschien heeft de mens zich teveel gedistantieerd van de natuur om interessant te zijn voor mijn schilderijen.”

(R)evolutie detail1
Detail van “(R)evolutie” (foto: Mart Kwakkel)

“Voor de achterwand van de zaal in Artishock wil ik nog iets groots te maken. In verf zal niet meer lukken, maar ik maak ook illustraties, zeefdrukken en animaties. Ik schilder nogal langzaam. Daarom kan ik van mijn schilderijen niet leven. Dat ligt ook wel aan mijn instelling: ik heb geen zin om makkelijke series te maken of werk in opdracht te doen. Ik schilder liever naast een baan dan dat mijn creatieve vrijheid wordt beperkt.”

“Ik schilder om andere mensen een boeiend verhaal te vertellen. Beeldende kunst zie ik als een katalysator om de haastige moderne mens te ontspannen, zodat zij zich geïnspireerd voelen weer te gaan dromen.”

Opening Galerij Artishock zaterdag 7 mei expositie 20:00u., Steenhoffstraat 46a. Vanaf 20:30 JazzClub met het trio van Timo Menkveld. De toegang is gratis. Zie www.artishock-soest voor meer bijzonderheden. De expositie is te bezichtigen tot 27 mei. Openingstijden: woensdag- en vrijdagochtenden tussen 10 en 12 uur en maandag- en woensdagavonden tussen 19.15 en 20.15 uur. Verder in overleg tel: 06 25586354

Petra Tool: “passie, eigenheid en hobbels onderweg”

Petra Tool: “passie, eigenheid en hobbels onderweg”

In februari exposeert Petra Tool ‘explosieve aquarellen’ in de grote zaal van Artishock. Voorafgaand aan de opening op zaterdagavond 5 februari zal zij een lezing houden over haar kunst, wat haar beweegt en wat haar modellen beweegt. Haar muzen zijn vooral artistieke persoonlijkheden zoals dansers en muzikanten. Op zondagmiddag zal ze de lezing nog een keer houden en mensen met haar werk kennis laten maken. Ook dan is er live jazz muziek.

petra-juvat-artishock
Aan het werk met danser Juvat Westendorp (foto: Lucasfotografie)

 

In haar atelier in Hoevelaken houdt Petra elk jaar open atelier waar ook live muziek bij is. “Het verschil is dat ik nu een lezing houd en dat ik in Artishock veel meer werken kwijt kan. De laatste tijd heb ik nogal wat verkocht, dus ik moet hard aan het werk. Deze maand heb ik nog vier afspraken, onder andere Ruud Breuls, de solo-trompettist van het Metropole Orkest, en Judith Nijland. Zij is een hele mooie zangeres uit Soest. Van deze vier maak ik ook weer geschreven portretten. Die zal ik in eerste instantie publiceren op mijn blog.

Petra Tool is bekend geworden met portretten. In haar boeken staan geschreven portretten naast de aquarel van de muzikant in actie. Ze vertelt: “Dat begon in Amersfoort, toen ik gevraagd werd voor Jazz in Beeld, en van het een kwam het ander. Ik heb toen als eerste Lils Mackintosh geschilderd en daarna Alexander Beets. Hij had een heel expressieve houding. Ik let op motoriek en beweging. Het gaat mij om het weergeven van de eigenheid, en hoe mensen opgaan in het moment. Dat heeft me altijd al getrokken en zie ik terug bij jazz musici, als ze improviserend muziek

heartfelt-painting-www.petratool.nl-001
‘Heartfelt’- zangeres Madeline Bell, door Petra Tool

maken. Maar ik maak ook andere dingen, hoor, zoals dansers en acrobaten. En zwervers – daar komt vast ook een serie over. Die mensen hebben veel te vertellen over passie, eigenheid en hobbels die je onderweg tegenkomt. Bij passie gaat het vooral om het genieten, maar het heeft ook een donkere kant. Heel veel creatievelingen hebben last van depressies.

 

Ook wil ik meer stadsgezichten gaan maken. Daarin schilder ik niet zozeer de skyline, maar zet ik de essentie van een stad neer. Het zijn eigenlijk ook portretten en dan gaat het weer om de eigenheid, om wat iets of iemand maakt wat het is.”

Vanwege de lezing start het programma deze 1e zaterdag van de maand wat eerder. De lezing begint zaterdag 5 februari om 19:45u. Vanaf 20:30 JazzClub, dit keer verzorgt door Job Helmers met Suzan Veneman (trompet); Bart Tarenskeen (bas) en Joost Kesselaar (drums).  Zondagmiddag 13:45u. kunt u ook de lezing bijwonen met aansluitend muziek van de JazzCats. De toegang is telkens gratis.

Zie www.artishock-soest voor meer bijzonderheden. De expositie is te bezichtigen tot vrijdag 20 februari. Openingstijden: woensdag- en vrijdagochtenden tussen 10 en 12 uur en maandag- en woensdagavonden tussen 19.15 en 20.15 uur. Verder in overleg tel: 06 25586354

foto-Saskia-Berdenis-van-Berlekom
Atelier Petra Tool (foto: Saskia Berdenis van Berlekom)

 

Slang

Slang

ouroboros1Ik weet niet hoe lang het duurde voordat ik kon lezen maar ik zal nog niet lang geleefd hebben, en ik weet niet hoelang het leren duurde, het zal vrij kort geweest zijn. In mijn beleving leerden we de letters en konden meteen lezen.

Ik weet nog de letter S, daar had juf Osnabrugge een slang van getekend. Dat was grappig, vond ik, maar waarom schreef ze niet het hele woord? We leerden netjes schrijven in groene schriftjes met balken van lijnen, bijna een muziekschriftje. We kregen een blauwschrijvende doorzichtige Staedler Stick als wapen. We hadden een rode plastic letterdoos waar in vakjes de letters op dunne plastic blokjes waren verzameld. Uit de verzameling knutselden we in het deksel een kleinere verzameling en voilà, een woord. Slang.

Ik las alles wat ik zag en zag alles lezend. Ik beleefde alles als geschreven, dat wil zeggen, ik schreef wat er was, las het, en was wat ik las.

“Hij loopt het schoolplein op. Winnetou ziet in het midden een groepje meisjes staan. Links zitten anderen achter hun rijtje knikkers. Vier knikkers of twee bommen is

“Acht tegels, ja?”

Hij zegt: ”Ja.”

letterdoosIk zag de kinderen met hun spelletjes, maar ze deden het expres. Het was net zo menens als de grote mensen die ik zag met hun eigen spelletjes, onderling, en die met kinderen. Ze begrepen kinderen niet, niet echt, en snapten zeker niet dat ik hen wel begreep. Meestal. En de grote jongens op hun brommers en hun onzekere stoere spel met het gevaar. Ik las ze, en paste op.

Zo las ik de wereld en de boeken – die op papier en in mijn hoofd – vormden mijzelf, sleten mijn origineel uit tot dundruk pagina’s. En de wereld misvormde dapper mee in opvoeding en socialisatie. De volkomen ziel die ik had bij geboorte werd als een steen bewerkt. De stukken vlogen eraf. Er werd gebeiteld en gevijld. Water en zandstormen slepen vreemde vormen uit. Was ik lezend al bijna onzichtbaar voor de buitenwereld, in de binnenwereld vervaagde mijn oorspronkelijke zelf meer en meer. Steen verbrokkelt en spoelt weg.

En het werd later, ouder, en ik zag iedereen slagen die probeerde iemand, of op zijn minst iets te zijn. Ik las ze en schreef ze over, werd ook iemand, of iets, maar nooit lang. Dat is saai – net als sokken en ondergoed moet je dagelijks wisselen van personage. Dan blijven ze fris.

Op mijn zolderkamer hing een foto die Anton Corbijn had gemaakt, uit bowie_elephant manMuziekkrant Oor gehaald: David Bowie, de perfecte gentleman-ster met het telkens wisselende personae in bijpassende kostuums met alleen een lendendoek om, zoals hij speelde hij in het toneelstuk The Elephant Man, over een ernstig misvormde man.

Als een spons zoog ik de wereld op en lekte die in kleine plasjes terug op papier. Die werkelijkheid ‘in mijn eigen woorden’ bleek net zo echt als de rest. Fascinerend, maar eigenlijk heel logisch, want wat ik op papier zet is niet meer dan hergebruik. Mijn ‘Slang’ uit de letterdoos onderscheidt zich niet van een ander. Toch, de ingelezen woorden zijn verwerkt, vergist, en als ze worden teruggespuwd klinkt persoonlijkheid door in de zinsbouw en verteltrant: stijl: mijn stem is anders dan de jouwe.

In wat ik schreef zag ik mezelf, tussen de regels door. Soms zag ik mijn profiel bijna letterlijk in het woordbeeld van een pagina. Met mijn stempel en handtekening. Zou wat ik schreef zo niet een paspoort kunnen zijn naar mezelf, een weg terug?

Maar mij zelf zal je hier niet tegenkomen. Lezend kan je mij niet zien. De ware ik zit in het kind dat zich nog niet las. Ik kan geen cirkel maken door de slang zijn staart te laten zijn.

I.P. Fisher 2014

[“Christmas Card from a Hooker in Minneapolis”]

 

&

soms

soms is

soms is dat

soms is dat wat

soms is dat wat het

soms is dat wat het is

wat was

wat was dat

wat was dat het

wat was dat het soms

wat was dat het soms was

&

dat soms

wat soms is

g

e

w

e

e

s

t

.

 

 


 

If there ever was a time for whatever to whatever

it is now. And looking more closely, whatever is everywhere.

So let’s get right at it and do whatever is needed

to whatever so whatever will whatever never no more

 

C.A.P.FEB.2015

 

[Verfje]

Ik verf je
ik verf je fel
en verf je in pastel
ik verf je in olie
en in aquarel
ik mondschilder en
vingerverf je
 
Ik verf je met huid
en marterharen penselen
kwast ik je, wrijf en
spetter ik je
smeer je met paletmes
laag over laagje

op vereffenend linnen
verf ik je
ik verf je
een schilderjij
tot over mijn oren.
 
Palescue 26/27 JAN MMXV
Facebook: berlin-artparasites– artwork by Manuel Granados:
“I think of how, in Czech, ‘to paint’ and ‘to love’ are only one vowel away: malovat; milovat. The salutation alone is written. I paint you, I paint you, I paint you.”—Emily Wilson, from “Postcard I almost send to an almost lover”

De Franse pianist

Ik las laatst van een Franse dokter. Hij heette Albert Tousprêt, woonde in Lyon en leefde in de achttiende eeuw, laten we zeggen van 1744 tot 1812. Van zijn geboorte wist hij zich weinig te herinneren maar bij zijn dood kon hij bogen op een voltooid levenswerk. Dat had zijn patiënten echter wel de nodige offers gekost. 

De dokter had de obsessie een muziekinstrument te willen maken dat de mogelijkheden van een gitaar (une gitarre) en een piano (un piano) in zich verenigde. Het was hem vooral te doen om de snijdende, oplopende toon van de noten, ‘the edge’ die een gitaarspeler kan produceren door de snaren over de hals op te drukken tot de melodie uit levende stemmen lijkt te bestaan. Dit bleek erg moeilijk te benaderen.
Tousprêt bouwde een pianokast en begon te experimenteren met kippenpootjes. Bij de poelier om de hoek (linksaf, twee keer rechts) had hij acht octaven kippentenen met peesjes gehaald. Deze bevestigde hij voor (achter) de snaren, zo, dat de tenen langs de snaren konden tokkelen. Het knersende gekrabbel van een spinet (klavecimbel) klonk beduidend beter.
Als het inmiddels al tienjarige dokterszoontje met enige oefening in het gitaarspel zijn vingers tegen het hout drukte, klonk het goed (bien). Alleen, bij elke aanslag op het klavier kon hij maar enkele snaren tegelijk opdrukken. Wilde men de brede toonkeuze van een piano behouden, dan was een tweede aanslag (quatre mains) noodzakelijk.
De dokter bezat voldoende chirurgische vaardigheden om aan de kippenpezen stukjes hout, metaal, gips, textiel, aardewerk of ander materiaal te zetten. Van alles had hij al geprobeerd, tot het gebruik van menselijke vingers in de constructie hem als enige mogelijkheid overbleef.
Zijn zoon Ferdinand, later een actief en niet onverdienstelijk jurist, was nog elf toen hij een vel rondslingerende aantekeningen vond. Het jong bood direct al zijn vingers aan (tien) maar daar wilde Tousprêt natuurlijk niets van weten. Al kon hij het over zijn hart verkrijgen z’n eersteling de vingers af te hakken, dan zou hij nog alleen de twee wijs- en middelvingers kunnen gebruiken. Deze waren handzamer in het gebruik en volgens de uitvinder het meest geschikt.
Bovendien, zo werd hem duidelijk, moesten alle vijfentachtig vingers (vijftig witte, vijfendertig zwarte) om de zoveel tijd ververst worden. Het zou een lange-termijn project worden.
De helende notabele spendeerde al zijn vrije tijd aan de vervolmaking en instandhouding van zijn uitvinding. Daar hij inzag dat, buiten zijn zoontje, weinig mensen geïnspireerd zouden meewerken aan de revolutionaire ‘Grand Piano’, stroopte hij, zo incognito mogelijk, de weide omtrek af met in de zakken van zijn lange lakense jas (manteau du drap) een fles ether, een dot watten en ander materiaal uit de behandelkamer.
Er klonken in de jaren tachtig en negentig van de achttiende eeuw merkwaardig mooie klanken in de straat waar Touprêt woonde. Vreemd genoeg heeft de middelmatig pingelende dokter zijn familie tot op hoge leeftijd weten te vervelen op landerige zondagen (des dimanches). Het zoontje hield zijn mond uit angst of trots, wie zal het zeggen, en pas jaren later beschreven een paar wetenschappelijk getinte bladen het lugubere verhaal van de ongelofelijke uitvinding.
Ook heeft Tousprêt nog uitgebreide voorbereidingen getroffen om met gebruik van alle vingers de eerste schrijfmachine (l’ écritaire) te ontwikkelen. Na zijn dood werd op zolder een bak gevonden waarin mensenhanden werden geconserveerd in paraffine. Ook trof men in de nalatenschap een werktekeningen aan op grote vellen papier waarop vele handen elk hun eigen letter schreven.
Palescue

een verhaaltje wat ik schreef in de vorige eeuw en nog steeds aardig vind

[Loos] / [Void]




Foto: CERN (2012)


gently I imploded and
poured out in countless grit am
I, the time has come, now legion
 
shattered like air
castle confetti in the wind
Rest no moment
in the hunt for the flight
to what something can be
and each time then is what
since then this where if, that
exists god thank as
no more, not again
And every then and now somewhere else
from behind up galloped
off spectrum swept under the radar
out of (beep-beep) the depth
of time I dissolved
with nowhere nothing to back or to
reverse, come, go or be
I say 
 
to no one in particular
and you in general
that I love you
With each piece of stardust
and in each god’s particle
you touch in the core
totally myself.
Palescue, June 2014


Foto: CERN (2012)

 zachtjes implodeerde ik en

uitgestort in talloos gruis ben

ik, het is zover, nu legio

uiteengespat als lucht-

kasteel confetti in de wind

Rust geen moment

in de jacht op de vlucht

naar wat iets wezen kan

en telkens even is wat

dan daar dit waar dan, dat

bestaat goddankzij zo

niet meer, niet weer

Telkens anders ergens

vanachter op voorgesneld

uit spectrum onder de radar

geveegd (bliep-bliep) de diepte

van de tijd uit ben ik opgelost

met nergens niets terug of om

te keren, komen, gaan of zijn

zeg ik

tegen niemand in het bijzonder

en jou in het algemeen

dat ik van je hou

Met elk stuk sterrenstof

en in elk godspartikeltje

raak je in de kern

geheel mijzelve.                                                                                                                     
Palescue, juni 2014

[]


Koud. Je kan wel blijven zoeken
Alles doe je voortaan tussendoor
Van hot naar her en al met al
Wrik je ruimte tussen wal en schip
Houd me vast en ik val van de wereld
Laat me los en over de afgrond loop ik
In een strakke lijn over het slappe koord
Ze weten precies wat je bedoelt
Hij kent een verhaal en zij heeft gehoord
Maar je weet, je kan het vergeten,beter verdergaan
Wakker worden, water drinken, uren tellen
Het gaat goed. Het gaat geweldig
De nachten zijn het ergst
Als de droom niet komen wil
De dagen zijn het langst
Als de moeheid niet weg wil
Krakend breekt een tak af
En niet voor het eerst
Dunne berken bevolken de toendra
Geknakt onder sneeuw en mammoetvoet
De tonen zijn verdwenen
Met het hoofd in de vogels
En de wortels in een teiltje
Sta je gemeenschappelijk in de hal
En hoopt dat iemand water giet.                                                     

   ©@ Notities, 4/12; 11/12 2014

De grootste reis maak je ter plekke – een ontmoeting met Meneer Jozef

De grootste reis maak je ter plekke – een ontmoeting met Meneer Jozef
En je verhaal?
Mijn verhaal, Mevrouw de Heks?…
Waarom moet u daar nu over beginnen?
Mijn verhaal… uitgerekend nu!
Mijn verhaal, daar begin ik morgen aan.
Dat zeg je altijd!
Morgen, Mevrouw de Heks.
Morgen is er weer een dag. 
Weet je dat wel zeker?
(stilte)
Jongeman?
(stilte)
Nee, niet echt.
Slaap lekker.
Hmmm
Jozef van den Berg, uit: De Geliefden (1985)
Zondagochtend. Gehuld in het dekbed keken we naar kinderprogramma’s uit de Villa van de VPRO. Het was in de jaren ‘80 en ik was allang geen kind meer, eerder weer op zoek naar het kind in mezelf. We zagen toen onder ander de serie Monni en Nanni, Rembo en Rembo, en ook theatershows van Jozef van den Berg.
Prachtig vond ik het, hoe hij, mét de zaal, opging in een fantasiewereld die heel scherp de lijnen van de ‘echte’ wereld volgde. Schijnbaar eenvoudige parabels die, in ieder geval voor de jong-volwassene die ik was, de ontroerende tragiek van het leven weergaven met de oneindige wijsheid en speelsheid van een kind.
Ik schreef toen ook, en net als nu, te weinig. Van mijn vriendin kreeg ik een antiek, leeg opschrijfboekje. Voorin schreef ze: ”Ga zitten en schrijf je verhaal.” Misschien dat er een paar woorden bij zijn geschreven maar mijn verhaal heb ik nog steeds niet gedaan. Misschien is dit een deel ervan.
Vaak gaat het zo: ik ga iets doen. Daar heb ik iets voor nodig en dat ben ik kwijt. Zoek het, op de computer. Start dus de computer op…Koffie zetten, halen, drinken… De computer is dan opgestart, werkt niet naar behoren en wat ik zocht ben ik inmiddels vergeten. Ik ga iets anders doen. Wat heb ik daarvoor nodig? Een pasje, of iets anders. Waar is dat?…Zoeken, zoeken, zoeken… Vind een pen die al lang kwijt was maar ik niet zocht. En papiertjes die ik ook niet zocht maar waar nodig iets mee gedaan moet worden. Maak een nieuw stapeltje papier. Gooi ander papier in de oudpapier bak. Dan heb ik iets gedaan.

Boek

Jozef van den Berg begon als poppenkastspeler, voor kinderen, en evolueerde naar theatermaker met een Familie aan kleine handpoppen. In de jaren 1980 maakte hij naast elk programma voor volwassenen een versie voor kinderen. Zo las ik net in het boek van Francis Jonckheere: ”Jozef van den Berg, Van

Poppenspeler Tot Acteur Van Christus” (uitgeverij Lannoo, 2014). Francis heet voor Jozef ook wel Nikodim, beiden zijn toegetreden tot de Grieks-Orthodoxe Kerk. Waarschijnlijk heb ik indertijd dus alleen de kindervoorstellingen op tv gezien, maar het maakt mijn waardering voor zijn werk er niet minder om.

Vijfentwintig jaar geleden stopte Jozef met het theater. Op 14 september 1989 komt hij het podium op van de Rode Zaal in het Singel theater in Antwerpen en zegt:
“Ik zal nooit meer spelen.
Ik ben een werkelijkheid genaderd die niet meer te spelen is.
Ik heb ontzettend lang gezocht, ben overal geweest.
Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie
en die conclusie ben ik nu zelf: dat de zoeker zoekt, maar hij wordt gevonden.
Daarom sta ik vanavond voor het laatst op de planken.
[…]
Ik ga.
Het geld dat u hebt betaald kunt terugkrijgen bij de kassa.
Het gaat u allen goed. Tot ziens.” 

Er ging een schok door de culturele wereld. Ik heb het niet gemerkt. Mijn vader was een maand daarvoor op 12 augustus overleden en ik stond niet open voor veel nieuws uit de wereld. De val van het IJzeren Gordijn, dat drong wel door, en die man, die met een plastic tasje in de hand de tanks tegemoet trad op het Tien-A-Min Plein in Peking, dat weet ik ook nog. Maar op een of andere manier had ook dat met de dood van mijn vader te maken, toen.
Ik ben in die tijd zelf ook wel eens naar Russisch Orthodoxe diensten geweest. Onder het mannengezang van Gospody Pomiloei zie ik Gods geest tussen de berken op de Russische toendra’s zweven.

Verhaal

Jaren later, twee jaar geleden, komt mijn vrouw bij mij wonen. We kijken filmpjes op YouTube en ik vertel hoe een kunstenaar kan worden opgeslokt door zijn eigen werk, zoals in mijn ogen bij voorbeeld Jozef van den Berg is overkomen. Dat hij als zoekend theatermaker de ultieme stap had genomen en kluizenaar was geworden. We bekijken nog wat filmpjes en mijn lief zegt dat ze die man graag wil ontmoeten. Uit de filmpjes maken we op dat hij bij een gele kerk woont. Vanuit de tuin waar zijn hutje staat en waar hij op een fimpje het gras maait, kan je de klokketoren zien. Kerstavond 2012 gaan we op zoek naar die kerk en komen eerst bij een tweeling-kerk die een dorp verderop staat en vinden even later de juiste. We spreken een paar uur met hem, over ons verhaal en over het zijne.
‘Meneer Jozef’ noemt mijn vrouw hem en dat houden we er maar in. In zijn voorstellingen speelde hij altijd De Jongeman. Nu is hij, zowel naar leeftijd als geestelijke rijpheid, geen jongeman meer. Ik zeg dat ik het jammer vind dat hij geen toneel meer speelt. Via het theater en tv wist hij een heleboel mensen te bereiken, mensen zoals mij te laten delen in de mooie boodschap die hij heeft. Meneer Jozef vertelt hoe hij tot zijn stap is gekomen. Over de dood van zijn broer en het zoeken naar waarheid via verhalen in het theater. En hoe dat op een gegeven moment niet meer samen ging. En hoe hij van een Griekse patriarch de opdracht meekreeg ‘acteur van Christus’ te worden en hij zelf ook dacht dat daarmee bedoeld werd: op de planken, maar dat dit mislukte. Op (boven-) natuurlijke wijze werd duidelijk dat er iets anders mee bedoeld werd. De wereld is het toneel en God zelf maakt de scene in het bestaan van Meneer Jozef, die leeft van wat de mensen hem geven en nooit gebrek lijdt. We zijn er sindsdien een paar keer geweest en nemen ook altijd iets mee – koffie, iets lekkers, warme sokken, een boek.
Het gebeurde niet meteen, maar mijn idee over Meneer Jozef als de geniale kunstenaar die is opgeslokt door zijn fantasie is wel bijgesteld. Ik had wel meteen door dat hij niet gek is, allerminst. Hij is ook geen Jezusfreak of goeroe. Meneer Jozef straalt een bijzonder prettige warmte uit. “Met liefde en in waarheid. Als we de liefde of de waarheid verwaarlozen, gaat de diepgang teloor”, zegt hij in het boek tegen Francis Jonckheere, over zijn leven in het geloof.
Hij is gewoon een buitengewoon mooi persoon die leeft in God. Zonder voetstuk. Voor de VRT Radio zei hij: “Ik ben geen monnik, evenmin ben ik tot diaken of priester gewijd, ik ben gewoon een gelovige, maar ook iemand met een specifieke taak, een eigen roeping.”

Nieuws

Meneer Jozef is nog steeds, of meer nog, wijs en spreekt nog steeds schijnbaar eenvoudig. En hij is ook nog steeds grappig, en o zo belangstellend. Hij drinkt met zijn vriendelijke ogen alles in wat je vertelt. Alhoewel we met grote tussenpozen zijn geweest, weet hij altijd niet alleen onze namen, maar ook de details nog van vorige gesprekken: “En, heeft je zoon die baan nog gekregen?” vraagt hij dan.
Ik vind het ook (bijna) niet meer jammer dat hij is gestopt met optreden. Zijn ‘verhaal’ is er alleen maar mooier op geworden, authentieker. En ik kan nu dus gewoon bij hem langs. Niet voor een voorstelling, maar voor een echt gesprek, van mens tot mens. Dat is heel mooi. Ik voel me altijd puur en open, mijn ziel voelt zogezegd gelaafd, als ik bij Meneer Jozef ben geweest.
Gisteren waren we er weer. Voor Sinterklaas had mijn moeder ons samen het boek van Francis Jonckheere gegeven. Bijna op de dag af vijfentwintig jaar na zijn afscheid van het toneel, werd het boek gepresenteerd in dat zelfde Singel theater in Antwerpen. En Meneer Jozef was er bij, en maakte zogezegd de singel rond. “Een soort levende brief”, zegt hij in een interview. . Ditmaal was het niet in de Rode Zaal, maar in de Blauwe Zaal van het theater. Hij ging gekleed in een rode jas – dat dan weer wel – die  hij ooit van een Griekse priester heeft gekregen.
Het haalde zelfs het BRT Journaal van 5 september 2014. Zoals wel vaker geven de media van onze Zuiderburen oneindig veel meer blijk van cultureel besef dan de Nederlandse. In Nederland is Cultuur alleen nieuws als er geld mee gemoeid is.
Meneer Jozef had er lang over na moeten denken, veel raad gezocht in gebed, of het wel de Bedoeling was van de regisseur Daarboven. En ja, hij is dus gegaan, terwijl hij eigenlijk nooit Neerijnen verlaat. De laatste keer was drie jaar geleden, toen zijn zus was overleden.
Beide keren was Ronnie zijn chauffeur. Ronnie komt nu zo’n tien jaar om de week bij Meneer Jozef langs. We hebben Ronnie daar gisteren ontmoet. En, toevallig of niet, had hij vier gebakken visjes en patat bij zich. Zo hebben we, met z’n vieren binnen de vierkante meter van het ‘gastenverblijf’, met z’n allen gegeten. Mijn lief had een kaart voor Meneer Jozef gemaakt waarop ik iets had geschreven naar aanleiding van de stukjes die ik al had gelezen in het boek. Er staan ook transscripties in van fragmenten uit de theatershows, die altijd uit improvisatie zijn ontstaan. Wat ik las vond ik meteen weer erg ontroerend en als reactie schreef ik op de kaart iets als: “Ont-roering leidt niet tot verstilling, inactiviteit, wel tot sprekende stilte.”
We hadden het boek bij ons en vroegen of hij er wat in wilde schrijven. Dat deed hij:
“Neerijnen, 6 December 2014
H. Nicolaas
Uit dit boek:
“Elke mens, die van dit water wil drinken wil drinken
moet er zelf heen gaan, want ik spreek over Christus.”
Heel veel goeds,
Jozef”
Meneer Jozef vertelde over de grote heilige die Nicolaas was en dat er nog steeds olie uit zijn sarcofaag in Bari druppelt. Maar we hadden het ook over de goede oogst uit de tuin dit jaar en hij vertelde over de problemen die hij had met muizen en ratten. “Ze lopen gewoon onder mijn hoofdkussen door. Daar valt niet mee samen te leven, vooral niet met ratten” Tegen de ratten heeft hij toch maar gif gebruikt. De muizen vangt hij en zet hij uit in het bos. “Dan lig ik te slapen en hoor ik die val. Dan moet ik er snel bij zijn, anders gaan ze dood. En dan kijkt die muis je zo aan, van ‘wat gaat er nu me gebeuren.’ De muis doe ik ik een kooitje en dan fiets ik daar, midden in de nacht, met een muis naar het bos waar ik ze weer vrij laat.

Stilstaande Reiziger

In het boek beschrijft Francis Jonckheere hoe Meneer Jozef in zijn werk en als mens een reiziger was, een zoeker die gevonden werd. En hoe hij nu “een stilstaande reiziger” is in een hutje langs de weg. Dat vind ik een mooi beeld wat erg lijkt op mijn idee over reizen.
Mensen reizen wat af, vaak uit noodzaak, voor het werk of op de vlucht, maar ook uit gezonde nieuwsgierigheid. We reizen om de wereld te leren kennen, om andere dieren, culturen en mensen te zien. Overal komen we vooral ons zelf tegen en de meeste mensen hebben een thuis om praktisch onveranderd weer in terug te keren. Foto’s gemaakt, herinnering opgeslagen en de deur gaat dicht. “Dat hebben we weer gehad.”
Hoe kan je nu zoveel mogelijk zien en leren op reis? “De reis is de bestemming” is misschien een cliché geworden, maar daarom niet minder waar. In mijn weliswaar beperkte ervaring merk ik dat het vliegtuig onbevredigend is. De reis begint op een zielloze plek, de luchthaven, waar je in een zwart gat stapt en er weer uitkomt op even karakterloze luchthaven. Als een soort buizenpost ben je weliswaar vervoerd, maar van reizen is geen sprake. Als je met de trein gaat is dat al beter. Om te beginnen is het treinstation vaak een levendige omgeving, en onderweg zie de landschappen mooi aan je voorbijtrekken. Als je iets langzamer gaat, met de auto, zie je al meer. Zeker als je de snelwegen mijdt, zie je niet alleen landschappen, maar ook de verschillende steden. En het is wat actiever, je voelt de afstand.
Fiets van Jozef
Je voelt de afstand nog beter als je gaat fietsen. Met je kop in de wind voel je elke kilometer en vooral het hoogteverschil erin. In plaats van steden en dorpen zie je wijken en straten. Met de boot, en dan vooral zeilend is op dit niveau ook een mooie vorm van reizen, de mooiste wat mij betreft. Vanaf het water ziet de wereld er heel anders uit. Je herkent je eigen stad haast niet als je die voor het eerst over het water kan benaderen en verkennen.
Hoe langzamer je gaat, hoe meer je ziet. De reis wordt nog gedetailleerder als je gaat lopen. Dan kom je individuele huizen en bomen tegen op je pad. Maar het meest zie je nog als je blijft staan, of gaat zitten onder de boom. Nu pas ziet de reiziger de plek waar hij is het best. Er komen mensen langs, en vogels en hij ziet een mierenroute naast zich. De verste reis maak je sur place, ter plekke. En als je lang genoeg zo blijft reizen, begrijp je waarom die boom hier staat, en niet verderop.
Dat doet Meneer Jozef nu. Hij reist in zijn hutje onder die kweeperenboom in Neerijnen verder dan wij. De hele wereld komt langs in de ogen van een muis. En hij reist verder, ziet het Licht in het kaarslicht bij de icoontjes.

Overleden

Op vrijdag 13 oktober 2023 is meneer Jozef overleden. 74 jaar oud, een heilige van deze tijd. Het was niet op het Nederlandse nieuws. Nederland gaat slecht om met heiligen en kunstenaars.
Van de Belgische VRT weet ik dat hij ziek was en zijn laatste adem uit heeft geblazen in het orthodoxe Transfiguratieklooster in Sochos, in de buurt van Thessaloniki in Griekenland. Ongetwijfeld een plek die hij zelf koos, onder zijn eigen monniken. Ik hoop en verwacht dat hij vredig is heen gegaan. Het idee is hem daar op 17 oktober te begraven.
We kunnen niet meer bij hem op bezoek.
Ik ben benieuwd wat er met dat mooie hutje van hem gaat gebeuren.
I.P. Fisher

[ ]


21 uur 21
de dag is volwassen
ik trek schoenen van
de ene voet, de andere voet
en mijn broek trek ik uit
het ene been, het andere
ik trek hemden uit
over de ene arm de andere
rol de onderbroek uit
speel beide billen vrij en
de ene voet na de andere
komt voort uit sokken
dan stap ik met mijn hoofd
erbij onder de douche, zegen
van warm en stevig water
Zeep.

 

Palescue 2-3 DEC 2014

Ruud Bijman in Artishock: “Ik schilder intuïtief en that’s it.”


In de maand december exposeert Ruud Bijman in de grote zaal van Artishock. Tot een paar jaar geleden maakte hij alleen illustraties in opdracht. Toen kwam een vriend langs met dertig schildersdoeken. Een nieuwe weg lag voor hem en inmiddels is Ruud in geheel eigen stijl bezig met een volgende serie. “Een schilderij van Ruud is fascinerend, een zoektocht door de menselijke geest” zegt de inleider op zijn website
“Van origine ben ik tekenaar-illustrator. Ik heb 25 jaar getekend in opdracht. In de jaren negentig ging het artistieke deurtje open. Toen ben ik kunstzinnige markertekeningen gaan maken en schilderde ook af en toe. De grote verandering kwam toen een vriend van mij, een stand bouwer, dertig grijs geschilderde doeken meebracht die over waren na een beurs. Dat was december 2012. Sindsdien heeft het schilderen me te pakken, ben ik er 24 uur per dag mee bezig, en is het tekenwerk op de achtergrond geraakt. Die eerste serie doeken is vierkant, vijftig bij vijftig centimeter. 
Ruud Bijman, met “Red Hat”op de ezel
“Ik zie het als een ladder, elk schilderij wat ik maak brengt me ‘n stapje hoger. Die eerste serie bracht me op de eerste verdieping en nu transformeert mijn werk. Ik gebruik een nieuwe techniek en werk op grotere formaat. Het moet ook niet te groot worden want ik houd nogal van details en ik wil niet te lang aan een schilderij werken. Dan gaat de spontaniteit eraf. Aan dit schilderij, Red Hat (Rode Hoed), ben ik drie dagen in een roes bezig geweest.”
Experiment
“Elk schilderij is een experiment. Ik begin eraan zonder vast omlijnd idee. Ik ga op zoek naar boeiende vormen en ik laat me verrassen door wat er ontstaat. Als ik bij voorbeel een vis opkomen onder mijn handen, dik ik dat aan maar ook niet teveel. Kijk, Moeder Natuur is de grootste kunstenaar, dat staat als een paal boven water. Maar alle objecten in deze wereld hebben al een naam, zijn door de mens of de natuur gemaakt. Ik vind het leuk om niet-bestaande objecten te schilderen. Wel probeer ik de suggestie te wekken dat wat ik schilder een entiteit is, een levend ding.”
Ruud Bijman: “Nine”
“Mijn inspiratie vind ik in schilders als Jeroen Bosch, de surrealisten en bepaalde tekenaars van graphic novels zoals Simon Bisley en Giger. Het was vroeger mijn droom een stripverhaal te maken, maar ik kan niet schrijven. De titels die ik de schilderijen geef zeggen ook niet veel, daarin wil ik de kijker niet teveel sturen. Ik vind het leuk als je telkens op een andere manier naar een schilderij kan kijken. Ik kan mijn werken ook niet uitleggen. Dat vind ik niet belangrijk. Thema’s als vergankelijkheid en vervreemding spelen een grote rol, maar alles ontstaat spontaan.Het moet onvoorspelbaar zijn en gelukkig verrassen mijn schilderijen mijzelf ook.”
Cees Paul
Zaterdag 6 december om 20.00uur in Artishock, Steenhoffstraat 46. Na de opening JazzClub met Saskia Laroo. Gratis entree. De expositie is vrij te bezichtigen tot 26 december. Openingstijden: woensdag en vrijdag 10.00-12.00u., maandag en woensdag van 19.15- 20.15u. en in de pauze van filmvoorstellingen. Ook is het mogelijk een afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06-25 58 63 54).

H.R. Giger by (c) Annie Bertram (2012)

“Er was eens…” Herfstig Artishock met fotograaf Nancy Bos

Herfstiger kan november niet worden dan met de expositie “Er was eens…” in Artishock. Nancy Bos vertelt verhalen met foto’s. De titel refereert enerzijds aan de beginzin van sprookjes, anderzijds aan dat wat geweest is.

Zelfportret – Nancy Bos

Eerder dit jaar won ze de publieksprijs van de expositie ‘Like/Don’t Like’ in Rotterdam. Nancy Bos: “Ik dacht, dode beestjes en zo, dat zal mensen misschien niet aanspreken, maar blijkbaar vonden ze het toch wel heel gaaf. Deze serie is begonnen toen ik nog aan de Fotoacademie studeerde. Toen, vijf jaar geleden, drukte ik de foto’s af in bruin- en zwarttinten. Mijn mentor noemde het ‘barok’ maar ik was er zelf nog niet tevreden over. Ik zat tegen het donkere aan te hikken. Dat heb ik uiteindelijk opgelost door ze terug te brengen naar zachte kleurtinten.

Verhalen

“Er kwamen ook nieuwe beelden bij, uiteindelijk zit er geen één foto van de oorspronkelijke serie in. En het blijft groeien… Dit weekend was ik aan het wandelen op de Hoge Veluwe. Opeens had ik het gevoel dat ik het open veld in moest, ik zag iets wits in de verte. Dat bleken waterlelies te zijn, niet wat ik direct interessant vind om te fotograferen, maar dichterbij gekomen zag ik nog meer wit: in het gras ernaast lagen vogelveertjes verspreid. Dat ben ik gaan fotograferen en dat is een mooie serie geworden. Ze staan nog niet op de site – www.wijseneigen.nl – maar één ervan komt wel in Artishock.”

“In alles wat ik zie, zie ik een verhaal. Ik heb een fascinatie voor oude spullen en gebouwen, dingen die kapot of achtergelaten zijn. In het verval zit een verhaal van wat geweest is, maar ook de schoonheid van de kringloop. Dode beestjes lijken afschuwelijk maar is ook een teruggaan naar de natuur. Bloemen, planten en beestjes voeden zich weer met de restanten.“

Doka

‘Dodo’ – foto Nancy Bos

“Oorspronkelijk kom ik uit Brabant, onder de rook van de Dommelsche Bierbrouwerij. Mijn vader was buschauffeur en gebruikte zijn werktijd om uitvindingen te bedenken voor in de doka, de donkere kamer. Ik heb daar heel wat uren met hem doorgebracht. Hij was ook lid van de fotoclub in Waalre en ik werd daar ook lid van. Daar is mijn liefde voor fotografie begonnen. Inmiddels werk ik digitaal, maar soms schiet ik nog analoog. Het is een andere manier van fotograferen, je kan minder foto’s maken en het resultaat is niet direct zichtbaar. Ik doe het vooral om het nostalgische gevoel. Als ik de chemicaliën uit de doka ruik, dan word ik ook weer heel blij. Het is niet gezond voor je, maar het brengt je terug naar die magische donkere uurtjes.”

“Later heb ik een tijd in Amersfoort gewoond en daar ben ik nu weer terug sinds een jaar, nu met een eigen studio. Daar maak ik portretten in opdracht. Daarnaast werk ik ook veel op locatie voor zowel bedrijven als particulieren. In mijn vrije werk laat ik me graag leiden door wat ik tegenkom, wat ik niet in de hand heb. In mijn opdrachten vind ik het juist erg leuk om alles te ensceneren en zo het verhaal van iemand in beeld te brengen. Dat zie je ook in de portretten die ik exposeer in Artishock. Het zijn allemaal opdrachten geweest waar een verhaal achter zit, en die blijken ook prima op zichzelf te kunnen staan. Mijn stijl zie je terug in zowel de portretten als het vrije werk. Dat is een combinatie van wat ik fotografeer en hoe ik het fotografeer. Het hoeft niet donker te zijn maar ik houd wel van dramatisch licht met met veel schaduw.

Zaterdag 1 november om 20.00uur in Artishock, Steenhoffstraat 46. Gratis entree. Na de opening JazzClub met Wout Wantenaar + Band. De expositie is vrij te bezichtigen t/m 21 november; vaste openingstijden: woensdag en vrijdag 10.00-12.00u., maandag en woensdag van 19.15- 20.15u. en in de pauze van filmvoorstellingen. Ook is het mogelijk een afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06-25 58 63 54).

Door Cees Paul

Russische prinsessen, emotie en kranten

Artishock begint het expositie-seizoen met twee fotoseries van Nadja Willems. Nadja heet voluit Nadjeschda: “Zonder de Revolutie zou je een Russische prinses zijn geweest”zei mijn moeder altijd.” Naast een serie over de Russische aristocratie in spijkerbroek toont ze de reeks Emotie: opmerkelijke portretten uit bewerkte beelden van internet.
 
“Ik ben vernoemd naar mijn betovergrootmoeder. “Zonder de Revolutie zou je een Russische prinses zijn geweest” zei mijn moeder altijd. Daar moest ik iets mee doen, met die achtergrond. Ik ben op zoek gegaan naar schilderijen van vrouwen die mijn betovergrootmoeder konden zijn. Van haar bestaan overigens wel foto’s maar geen schilderijen. Daarna ging ik op zoek naar oude kleren, maar wel kleren van nu, bij de Spullenhulp en andere tweedehands-winkels. Zo heb ik modellen aangekleed, ook met kralenkettingen en alles, om die schilderijen na te maken in de studio. Ze hebben wel hun eigen spijkerbroek aan, al valt dat de meeste mensen niet direct op. Kijk maar op de poster die nu door heel Soest hangt. Ze houdt het oorspronkelijke schilderijtje in haar hand. Ze lijkt niet op mijn betovergrootmoeder. Het gaat me om de tijdgeest en het prinsesje spelen, de mooie jurken. Ik wil het beeld van de Russische aristocratie uit de tsarentijd laten zien. De foto’s zijn afgedrukt op plexiglas en de lijst die je ziet is ook gefotografeerd. Het is de lijst van een schilderij uit het huis van mijn ouders, een portret van voorouders.”
Emoties krijgen gezicht

In tegenstelling tot de verstilde Russische portretten zijn de foto’s uit de serie Emotie heel expressief. We zien gladde foto’s van verfrommelde proppen krantenpapier. Nadja Willems: “Uiteindelijk zijn het ook portretten. Emoties krijgen een gezicht. Het oorspronkelijke gezicht kan je nauwelijks terughalen. Ik heb foto’s die een emotie weergeven van internet gehaald en elk portret vermengd met een ander. Het zijn telkens twee emoties door elkaar heen. Het resultaat is afgedrukt op krantenpapier en verfrommeld. Uiteindelijk heb ik dat in de studio gefotografeerd. Door de bewerking zie je een stapeling van emoties – nieuwe emoties en versterking van bestaande. Dat krijg je in de studio, met mensen, niet voor elkaar. Ik moest op zoek naar emoties die er al waren. Maar ook dan weet je niet of het echt is. Wat is nog echt, wat is fake? Emoties worden in de media vervormd en ook zogenaamde ‘real life tv’ is voor een groot deel in scene gezet. Ik zet een vraag bij de emoties.”

De was

“Ik heb mijn hoofd nog vol met dit project maar ben ook al een tijd bezig met het volgende: De Was. Allemaal situaties rond het doen van de was die ik tot in het extreme wil uitvoeren. Het zijn een soort collages, tot in de puntjes bedacht en uitgevoerd. De eerste is alweer twee jaar oud: van Beatrix die de koningsmantel ophangt aan het paleis op de Dam. Ik had die serie dit jaar voor de Kunstroute af willen hebben maar die gaat niet door. Dat geeft me weer de ruimte om er in alle rust verder aan te werken.”
Nadja Willems heeft haar opleiding zowel op de Kunstacademie als de Fotovakschool gehad. Aanvankelijk deed ze vooral commercieel werk, wat ze nog steeds doet met Studio Soest. “Een paar jaar geleden begon het te kriebelen en kreeg ik het rustiger door de crisis. Iemand zei toen:”Je moet je kant van de kunstacademie weer tevoorschijn halen. Daar ligt je bron.” Het is grappig om te merken dat ik nu veel bezig ben met het vrije werk maar dat het commerciële ook weer aantrekt. Ik denk ook omdat ik andere reportages en fotoshoots maak dan andere commerciële fotografen.”
Artishock heet u welkom op 6 september. De opening van de expositie is om 20.00 uur. De muziek is deze avond in handen van de JazzClub. De toegang is gratis. De fotowerken zijn t/m 26 september te bezichtigen in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: woensdag en vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur; maandag en woensdag van 19.15 tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06 2558 6354)

Door Cees Paul

34 Stieren in een zaal

Mei is de maand van het sterrenbeeld Stier. De grote zaal van Artishock zal dan gevuld zijn met ‘34 mentale stieren’ – krachtig verbeeld door Jan van de Poel, kenner en liefhebber van het rund.

Jan met een van zijn ‘Minotauressen’
Jan van de Poel woont in het bos. Binnen hangen zijn laatste werken aan knijpers langs de muur. “Ik ben in de gelegenheid om heel veel te tekenen. Ik teken en schilder van jongsaf aan, en altijd heeft de stier al gespeeld als thema. Na de kunstacademie kreeg ik werk in de reclame. Daar is het hollen of stilstaan, en meestal is het hollen. Met een gezin erbij was het vrije werk dus iets voor ernaast. En dan bouw je geen homogeen oeuvre op.”

Stiervrouwen
“In Artishock komt nu alleen werk wat ik sinds afgelopen oktober heb gemaakt, onder andere een meerluik in vijftien delen van 50 x 50 cm. Normaal werk ik altijd op papier van 50 bij 65 centimeter. Ik werk nogal snel, kan mezelf bijna niet bijhouden. Als ik met de ene tekening bezig ben heb ik al ideeën voor een volgende. Zo ontstaan er series, zoals die met kruisen en de serie met Minotauressen. In de Griekse mythologie komt namelijk de Minotaurus voor, half stier, half man. Bij mij zijn het dus stiervrouwen.”

“Op een gegeven moment wilde ik ook wat groters maken, maar daar had ik geen ruimte voor, dus is het een soort tableau geworden. Voor mijn doen is het vrij bedacht, het is noeste arbeid geworden, want de delen moeten wel op elkaar aansluiten, het moet één beeld vormen. Het is goed om langer met één ding bezig te zijn en ook wel bijzonder voor dit medium. Mensen schilderen wel op groot formaat, maar tekenen, dat zie je niet veel. Inmiddels kwamen er ook meteen beelden voor twee of drie nieuwe grote werken. Die ga ik zeker nog maken. In Artishock hangt de eerste: ‘Piemontese.’ Het is namelijk een Piemontese stier, dat is een vleesras.”

Ossen & Oerkracht
In de kamer liggen veel boeken over het rund. “Ik koop alles wat los en vast zit. Gelukkig verschijnt er niet zo heel veel. Ik ben ook bezig met een educatief project en denk serieus over een training om te leren ossendrijven. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd ook in Nederland nog veel gewerkt met ossen. Paarden werden daarna nog wel een tijd gebruikt, maar ossen zijn vrijwel verdwenen. Iemand in het Groningse Westerkwartier wil dat levend houden en dat vind ik enorm fascinerend.”
“Er bestaat een grote Hollandse traditie van veeschilders en ik bewonder ook De Stier van Paulus Potter. Maar mij gaat het om wat dat dier in mijn hoofd doet. Daarom heet de tentoonstelling ook ‘Mentale Stieren.’ Van het echte dier, het sterrenbeeld, tot de mythologische betekenis, ik combineer het allemaal.

Voor mij is het rund het prototype van een dier. Als ik aan een dier denk, denk ik aan een rund. En als ik teken worden het toch altijd stieren. Wat ik daarbij voel is misschien net zoiets als onze voorvaders  die duizenden jaren geleden dat briesende, stampende rund probeerden te temmen. Dat heb ik ook nog wel, als ik in een stal of weiland sta met die dieren. Ze emotioneren me ook, maar vooral voel ik dat ontzag voor de oerkracht.” 
Cees Paul

NCHTGDCHT

NCHTGDCHT










Voor mensen zoals jij
en ja, dus ook voor mij
blijft liefde zelden zonder straf.
Je komt er niet mee weg
zonder krassen in de lak.
Voor mensen zoals wij
voor jou en ook voor mij
is de nacht niet lang genoeg
we blijven liever rijden tot het eind
door lege straten met lantaarns
Bij mensen zoals wij, bij jou en mij,
werd de ziel van jongsaf aan gebutst, verzaagd
maar groeide telkens ook weer aan
op een andere plek
en vaak te laat
voor mensen zoals jij
en ja, ook voor mij

Palescue, april 2014

Marja Ormeling in Artishock: Doeken met Regenwoud

De expositiezaal van Artishock is in maart voor Marja Ormeling. Zaterdag 1 maart wordt om 20.00 uur de expostie geopend en is er aansluitend live jazz-muziek. Marja Ormeling maakt semi-abstracte schilderijen. Ze zijn herkenbaar en met een soort aangename rust, ondanks veel kleur en beweging. Soms is het of er een sluier voor hangt.
 

Marja Ormeling voor haar werk (foto: atelier ormeling)

“Nu je het zegt. Dat is het regenwoud. Je zag soms door de regen de bomen niet meer. Regen regen regen, alles wordt nat en nooit meer droog. In de kano werden mijn sokken een moeras voor mijn voeten waar de prachtigste vlinders op kwamen zitten.”
Kaaiman, anaconda en piranha
Mijn schilderijen zijn verhalen op het doek. Verhalen van mijn verblijf in het oerwoud. Van het dagelijks leven in een indianendorp, en op jacht gaan met indianen buiten het dorp. Het vangen van kaaiman, anaconda en piranha. We aten we elke dag zelf gevangen vis. Ik zag ze merkwaardige manieren van visvangst gebruiken, zoals met bolletjes van cassave met bessen waar ook een soort drugs in zat. De vissen kwamen gewoon verdoofd boven drijven! Die ervaringen zijn nu een tijdje geleden. Ik schilder nu meer bloemen. De wilde beesten zijn er een beetje uit. In Artishock kan je die nieuwe werken zien.
Het wrede paradijs
Mijn eerste reis naar het Amazonegebied was naar een dorp bij de grens tussen Suriname en Brazilië. De andere reis voeren we over zijrivieren van de Amazone in het grensgebied van Brazilië met Columbia en Peru. Dat waren heel primitieve reizen, met diepgaande ervaringen. Eén van mijn schilderijen heet ‘Paradijsvogels’ en zo is het oerwoud ook: het leven is heel wreed, maar ook een paradijs. Je bent ver weg van alles en iedereen en het wemelt er van de slangen. Je moest heel erg op je intuïtie vertrouwen, gewoon om te overleven. Maar daardoor heb ik ook veel schoonheid gezien en veel geleerd. Zolang je bij je intuïtie blijft loop je geen gevaar. Het was voor mij ook een innerlijke reis.
Boot in huis
Ik heb iets met water. In Zuid-Amerika reisden we ook over het water. Als kind zaten we de hele zomer op Vinkeveen, op zo’n eilandje. Als de zon opging zei mijn vader: “Kind, dit is het ware religieuze gevoel.” Hij had ook altijd bootjes, zaten we ’s winters met een boot in de huiskamer waar hij aan werkte. Dan leefden we daar zo’n beetje omheen. Als je het wil zien zit in bijna elk schilderij van mij wel water. Ik heb van jongsafaan veel getekend, vanaf dat ik mijn eerste doos Caran d’Ache kleurpotloden kreeg. Ik weet nu de geur nog. Later ging ik vooral portretten schilderen. Maar mijn geld verdiende ik vooral als psychotherapeut. Mijn broer was meer de kunstenaar van de familie. Pas nadat hij overleed was ik niet meer te stoppen en begon ik ook te exposeren.
Stroom van het proces
Ik schilder met acryl- en olieverf, en gebruik ook krijt, inkt en goudverf. Laag over laag, maar ik noem het niet organisch. Wel werk ik vanuit een gedachte. Ik wil bij voorbeeld een rivier schilderen, met alles wat daarin zwemt en daarbij hoort. Onder andere een vrouw, ik zwem zelf in die rivier, in de stroom van het proces. Mijn hand gaat over het doek vanuit die gedachte. Ik schilder de vormen die daarbij horen en als er, door die lagen een harmonie is ontstaan is, geeft het resultaat mij het gevoel van verwondering of openbaring weer: dat wat de rivier oproept, zit dan ook in het schilderij.”

Opening expositie: zaterdag 1 maart, 20:00u.; aansluitend Live JazzClub. Bezichtiging mogelijk tot en met donderdag 27 maart in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: tijdens evenementen en:; woensdag, vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur; maan-/woensdag van 19.15 uur tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen(06 2558 6354)

(c) (p) cees paul

Oude Ambachten

Kleine Melm, de Eem.

























Oude Ambachten
Ook in Hendrik-Oude-Ambacht draait niet alles om
Geld eten slapen warmte water lucht
Er is vooral verblekend blind licht
Zwamzaad zwaluwend onder de binten
maait wind de veulens aan de meulendijk,
de wakkere wielewieken Diefjesdijk
langs de  kronkel aan de vliet en doorsneden
bunkers in het groene woelige grasdras land
rondom blubberdale dieptes, verhemelde watersloten
Omboezemend in het karrespoor geklonken
aan gespannen ossen, rode disselbloemen in de berm.
Dus vallen gelogeerde kraaien in het gier tussen
de verre akkervoren, een gore morgen gaans
over de herebaai weer heim getrokken in de schuitepijp.
Mans genoeg opgestoken balen de dames in de
Lichtmetalen kooi op zolder, spelden prikkend
In hunne wonderbaar mooie haarcapriolen over het hoofd
Kap – doekjes winden de molensneden om ’t ijs
Het helse schaatsverschoven staal vonkt vuur
in de smidse ijzer vretend als het heet is en verrekte
buigzaam in de klokketoren boven de horizon, bam-
bom. Bim. Bam. Bim. Bam. Bom. Bim kwetterse
klepel heit het luiden der laatste tijding en Bam
boemelt het voddewoord over ratelende keien,
loeit het pluimvee in de morgen stonden aan
Bom. Met verrekte hout kramt prikkeldraad
om het paard. De nekader klopt. De mist trekt op.
De rietsnijder fluit op zijn klompen een
piepend lied van o, ma o, o, pa, diediebim
Scharesliep en karekiet, helendal zijn ze kierewiet
Karig is het leven niet
Voor tante Piet en z’n ome Griet
’t Is altijd wat in het Levenslied
Maar karig was hun leven niet
Dit is alles wat ze achter liet
Scharensliep en karekiet
Piep knars sliep-uit plons klok zoef zoef
Kukeleku tok-tok roekoe boe woef.
Waf.

Palescue 22|29JAN2014

Thomas Graves: Captain America ontmoet De Gouden Eeuw

Komende maand exposeert de Texaanse Soester Thomas Graves in Artishock. Zijn schilderijen en tekeningen lijken vaak stripfragmenten, maar neem ze gerust serieus. Dat doet hij zelf ook en omschrijft zijn werk als ”een moderne kijk op klassieke thema’s.”

“Niet de meest moderne stijl, meer zoals de popart uit de jaren 1960. De strip en de klassieken komen in mijn werk samen. Als ik schilder denk ik alleen aan klassieke schilderkunst. Ik ben ook geïnspireerd door de schilders uit de Nederlandse Gouden Eeuw – hoe ze de huid laten schijnen in een schilderij! Wat dat betreft ben ik zo gelukkig dat ik in Holland woon, met al die mooie kunst om de hoek. Maar ook wil ik, net als is de Renaissance, toen mensen niet konden lezen, een verhaal vertellen. En als je kunst serieus neemt, is het idee dat je een goed verhaal maakt vanuit wat je weet, uit wat je zelf bent : ‘draw upon what you know.’ Als je een pagina uit een stripboek ziet, vertelt het verhaal zichzelf. En dat is wat je hier nu ook ziet in mij schilderijen. Maar alles heeft te doen met een dieper verhaal.”

Thomas noemt zijn tentoonstelling A Retrospective, een terugblik, maar hij is nu ook nog bezig nieuwe werken te maken voor deze tentoonstelling. Eén serie waaraan nog wordt gewerkt is Dawn of a new Yesterday(Dageraad van een nieuw Gisteren) waarin je de strip-invloed vaak terugziet doordat personen worden afgebeeld met het masker van Captain America.

“Dat was een populaire superheld, eigenlijk een zwak mannetje maar heel trots op zijn land. De regering geeft hem dan een speciaal programma en dan overwint hij alle nazi’s in zijn eentje. Voor mij vertegenwoordigt dat masker hoe mijn ouders leven, de naoorlogse generatie in Amerika. Ook andere thema’s in deze schilderijen zijn typisch Amerikaans. Ik keer me niet tegen de Amerikaanse cultuur, maar…  in ‘Wholesomeness’  zie je bijvoorbeeld een huiskamer waar aan de muur een schilderij hangt van een zwart meisje met een watermeloen. En aan de muur hangt ook een groot geweer. Dat meisje is eigenlijk net zo racistisch als Zwarte Piet. En zo’n geweer is in Nederland heel vreemd, maar zie je in Texas overal waar je binnenstapt. Het valt ze niet op, het is deel van hun wereld.

Wholesomeness. Artist: Thomas Graves

Wonen in Holland laat mij dat duidelijker zien. Ik voel me nu ook veel meer Amerikaan dan toen ik daar woonde. Ik ben geboren en getogen in een prettige voorstad, dertig kilometer zuidelijk van Houston. Ook de kunstacademie heb ik gevolgd aan de A&M University in Texas. Daar kwam ik er wel achter dat ik kunst serieus nam, niet meer alleen voor de fun. Maar omdat je er niet altijd van kan rondkomen, besloot ik ook leraar te worden. Ik geef nu ook les op een VMBO school in Hilversum. Lastig? Ik geef les zoals ikzelf les heb gehad. Dat is strenger dan hier gebruikelijk en dat werkt wel.”

In Soest door orkaan

“Mijn vrouw en ik ontmoetten elkaar in Londen. Zij was receptionist van het hotel waar ik een tijd verbleef. We besloten naar Texas te gaan en woonden aan de zuidkust, op het strand. Maar een orkaan vernielde alles en  zo raakte mijn vrouw ook haar baan kwijt. Zij kwam hier vandaan en we besloten deze kant op te komen. Zo kwam ik, zo’n drie jaar geleden, in Soest terecht. Ik wilde altijd al in Europa wonen maar het liep anders dan ik me had voorgesteld.


Halloween Jazz. Artist:Thomas Graves

Als Amerikaan denk je aan Nederland als een plaats zoals Soest is, met de boerderijen en de Eng – niet aan Amsterdam. Als er vrienden komen, neem ik ze altijd mee voor een rondje op de fiets. Ja, I really like it here.
Een ander thema wat je ook in Artishock ziet zijn mijn ‘tribal’ pastel portretten. Dat klinkt heel soft maar de portretten zijn wel eng door hun details. Ik vind het effect van waterverf mooi en met inkt laat ik zie wat ik kan met lijnen. Daarnaast werk ik aan een serie tekeningen die misschien ook een boek wordt, een soort graphic novel. De titel is Tunnel en het is gebaseerd op een droom die ik drie jaar achtereen, telkens had op Kerstavond. Heel vreemd. Ik ben het verhaal nu ook aan het schrijven. Ik denk dat het wel de stijl is van een kinderverhaal maar misschien minder geschikt voor kinderen omdat er geen hoop is aan het einde.

En ik ben ook bezig met een serie over mijn familie. Van de familiegeschiedenis weet ik wel namen, maar er zijn geen foto’s of schilderijen. Dus maak ik nu een album met niet bestaande gezichten bij die namen. Ik vind het idee leuk dat ik iets achterlaat voor mijn dochter, die is nu acht maanden oud.”

De expositie wordt geopend op zaterdag 7 december, 20:00 uur en is te bezichtigen tot en met eind december in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: woensdag- en vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur; maandag- en woensdag van 19.15 uur tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen(06 2558 6354)

Website: www.thomasgravesart.com

Cees Paul

Twee Verse Verzen

Ondernemer

 
Kom we worden ondernemer:
 
fijn in foldertaal gaan praten
energieke gel in het nieuwe haar,
visitekaartjes, KvK en klaar.
Alleen nog wachten op de bank
 
of een andere financiële partner
en dan kan de klap op de knop.
De wereld ligt aan onze voeten
op tafel en we wachten op de bank
 
 
CAP, 11.11.2013
 
 

Lelystad

 
De honden snurken
De katten spinnen
En de regen
pleurt tegen de ramen
 
De wegen ruim en lang
De huizen even jong
in de rij en
al de bomen even hoog
 
Een lage lege bodemzee
asfalt akkers op de zeebodem
Bij de windmolens rechtdoor
de stadsrand van de Randstad uit
 
CAP. 1e couplet 07NOV2013, rest 10NOV2013
 
 
 

Liefde is het woord – Peter van Boeijen’s schilderijen in Artishock

Peter van Boeijen is een natuurtalent. Hij kan schilderen wat hij wil. De tekenleraar op het Baarnsch Lyceum zei: “Je moet nooit meer wat anders doen.” Toch is hij journalist geworden, en Esotericus. Het Leven en de Liefde als Kunst. Hoe hij dat vertaalt in verf is komende maand te zien Artishock.




Peter voor Mijn Ding (foto: CAP)

Op de bovenverdieping van Davo Doe-Het-Zelf centrum staat naast de buitenbarbecues en tuimeubelen een schragentafel met schilderspullen. “Zes jaar geleden zag ik mijn vriendin voor mijn ogen verongelukken en toen zei Peter Vogel, de eigenaar, ik ken hem nog van school: “Kom jij maar lekker hier schilderen. Dat vond ik zo lief. En het is een ideale plek met veel noorderlicht. Alleen ’s zomers kan je hier niet staan, dan is het bloedheet onder dat platte dak.”
Een tekentafel dient als schildersezel. Erachter is op ooghoogte een plankje gemonteerd waar hij de spullen op zet voor stillevens: een koperen pot en een ui, of een wit schaaltje met witte eieren. Realistisch fijnschilderwerk, zoals de bekende Bernhard Verkaaik en Henk Helmantel ook doen. Tegen de muur staan de tientallen schilderijen die hij de afgelopen zes jaar heeft gemaakt. Daaronder ook een aantal portretten. Hij schildert ze in de beste oudhollandse traditie, met Rembrandteske bruinen.

“Kijk deze man heb ik een paar keer geschilderd. Deze vind ik de mooiste. Ik heb die man op tv gezien, een gitarist in het programma Vrije Geluiden, en dat gezicht onthoud ik dan. Of hier, dat is een vriendin die een keer langs kwam en dan neem ik dat profiel over. Dat gaat heel snel, ik denk dat ik er twee keer twee uur aan gewerkt heb. Ik heb laatst Sylvia Willink gevraagd of ze wil poseren. Ze zei geen nee… Maar dit is waar ik eigenlijk naar toe wil.”
Hij pakt een schilderij in een heel andere stijl. “Semi figuratief en dynamisch. Zo’n portret maak ik in een paar uur maar die fantastische dingen. daar kan ik wel dagen in zitten friemelen. Je ziet vormen en kleuren die in elkaar overlopen, en dat kan oneindig doorgaan, zoals het universum. Een golvend schaakbord komt vaak terug. En een kruis…en ik hou ook van de leegte. De schoonheid van het weglaten.”

Fantastisch realisme

“De laatste tijd werk ik veel op Trespa platen. Dat is materiaal uit de huizenbouw wat nooit gaat rotten, al ligt het twintig jaar buiten. Deze platen komen van de bekleding van huizen uit het Smitsveen. En de verf, meestal olieverf, kan er in één keer op. Het is keihard, dus je hebt geen grondlaag nodig.
Wat ik doe, noem ik Fantastisch Realisme. Het hele leven is Fantastisch Realisme. Jij zegt, wat je net zag is meer realisme, en dit meer fantasie, maar ik zie geen verschil tussen de realistische en fantastische schilderijen. Het allemaal maar illusie in verf. Al het zichtbare is een manifestatie van gedachten, van de Liefde. Ik wil gewoon mooie dingen maken. Ik mág het maken. Het komt door mij heen. Soms sta ik voor een leeg doek en laat het gebeuren. En soms zet ik een paar eieren of zo neer en laat ik daarin de schoonheid zien.
Ik heb nooit les gehad, alleen op het Baarnsch Lyceum. Ik heb daar toen, op mijn vijftiende, nog een expositie gehad, met tekeningen. Kijk, ik heb er hier nog één. Ik was erg door Escher geïnspireerd, nog steeds wel. De tekenleraar zei toen al dat ik nooit iets anders meer moest doen. Maar dat durfde ik niet. Toen heb ik de School voor de Journalistiek in Utrecht gedaan. Vier jaar gelachen. Daarna veel voor tv gewerkt en zelf als producent voorlichtingsfilms gemaakt. Sinds mijn vriendin is verongelukt, ben ik daarmee gestopt. We hielden zielsveel van elkaar. Maar ik heb nu iets veel groters ontdekt om de mensen te vertellen: hoe het universum werkt, dat alles een stroom van liefde is. Dat doe ik in lezingen, en ik ben een boek aan het schrijven. Over hoger bewustzijn en de Liefde, met een hoofdletter. Liefde is het woord. Liefde is Alles. Zet dat maar in de kop boven dit stukje. ”


Onbetaalbaar

“Ik verkoop ze nooit, heb mijn schilderijen alleen maar weg gegeven. Op de lijst voor Artishock zet ik bij al mijn schilderijen: onbetaalbaar. Ik schilder niet voor geld maar om mooie dingen te maken, om mensen blij te maken. Ik kan zelf ook erg ontroerd raken als ik sommige schilderijen van anderen zie. Bij voorbeeld bij Verkaaik. Ik heb ook nooit iets gesigneerd. Dat haalt je uit de droom van het schilderij. En titels? Ook nooit gedaan. Dat is misschien wel een leuk idee – “Who the fuck is Dali?” Haha. Nee, ik mag mezelf niet op de borst kloppen. Als ik denk dat ik wat ben, ben ik het zo zes weken kwijt. Dan wordt ik even op mijn nummer gezet en komt er niets meer uit mijn handen. ”

De expositie wordt geopend op zaterdag 2 november, 20:00 uur en is te bezichtigen tot en met  donderdag 28 november in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: woensdag- en vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur; maandag- en woensdag van 19.15 uur tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06 255 863 54)

Cees Paul

Ben jij het (monoloog)

Setting: thuis bij C, dat ben ik of jij. Hij of zij is in een periode van ledigheid.

D. komt binnen zonder kloppen of aangebeld te hebben. Hij (niet zij) is gehuld in onopvallende kleding die zijn gezicht aan het zicht onttrekt. Eindnoot.

Hij heeft iets bij zich – een grote schaar of een spa, een hark, weegschaal of zeis, maar het kan ook iets anders zijn, bij voorbeeld een nondescripte kartonnnen doos.

(Eigenlijk is het een dialoog, dat wil zeggen er zijn twee personen – C en D – bij betrokken maar met de bezuinigingen op de Cultuuruitgaven in gedachten kan ook volstaan worden met een enkel personage wegens onstentenis van tekst. De tekst kan dus ook een eenzijdige dialoog genoemd worden.)

 

C: Ah ben jij het

kom binnen

daar ben je dus…en je hebt iets bij je

Is dat – ?

zo ik doe de deur maar weer dicht

tegen de tocht

slot erop anders waait ie open

en je weet maar nooit tegenwoordig

van de week nog –

loop maar door let niet op de rommel ik was net bezig wat dingetjes een beetje af te –

Wil je koffie

thee iets anders?

ga zitten doe of je thuis ben

je bent afgevallen

Nog even dit – moet even…

gistermiddag gisteravond begon ik met iets –

was van de week op tv, ik dacht dat doe ik ook en

en vanmorgen dacht ik van

Nou…

maar nu

ik weet het zo net niet

Zo ja, daar –

Nu weet ik het zeg maar

helemaal zo net niet meer

Nu jij er bent

dus

en

ik zei net nog bij mezelf

goh, zou die nog komen

En daar ben je dan ja

We hadden wel zo half afgesproken maar voor je’t weet komt er weer wat tussen
je hebt het druk en je weet nooit zeker of het zo uitkomt

maar goed

het is dus toch vandaag geworden

daar ben je dan

En ik heb verder geen plannen

Alleen dus gewoon dat ik nog even wou kijken of –

Een paar dingejes nog

Maar goed, dat is nu toch niet meer nodig

Denk ik

Toch? Of –

Klaar

            Het is goed zo

Dus

 

 

D.:      

Nou

Laten we maar gaan dan

Dan moet het maar

Ja. Dat moet dan maar

zal maar een jas aandoen

Weg naar huis

Het moest er toch altijd ooit eens van komen

En het is nu dan

duidelijk

Want wat je daar in handen hebt

dat is ..?

 

I.P. Fisher, woensdag 14 augustus 2013. Vrijdag 27 september 2013

Eindnoot. Zie mijn gedicht in Caesar’s Paleis (gedichten 1982-1990):

Dood

 
Iemand die u niet goed kent, of haat

Iemand die u steeds van achter zag

en soms in het gelaat

Iemand die zeer wit is, al doorzichtig

die ’t minst gelijk het meest nabij is

Iemand die je in de huid zit, zwijgend

iemand die elk oog op slag beziet
Iemand die je in stilte verstaat,

stomweg afgesproken iemand

die je nu voor ogen staat

 

STORM IN ARTISHOCK – “1/1000” – verhalenexpositie in foto’s van Annabel Storm

In de maand september is de expositieruimte van Artishock voor de jonge ‘visual artist’ Annabel Storm. Ze is eenentwintig jaar en kondigt nu al aan dat dit haar één na laatste expositie wordt. Weg met die witte wanden. Het moet anders – en niet alleen met de kunst.

“Ik heb de selectie nu bijna klaar. Het zijn er eigenlijk (niet eigenlijk, juist met opzet) teveel, omdat foto’s afwisselend kunnen worden afgedekt of onthuld. Ze kunnen ook allemaal in een andere volgorde. Op de expositie zelf kan dat niet, ik ga ze wel op een vaste plek hangen, maar ze kunnen worden afgedekt of onthuld. Zo krijg je een enorme hoeveelheid verhalen. Kijk, je kan heel erg manipuleren met foto’s. Door de context of alleen al de volgorde te veranderen, verandert de informatie, ontstaan er verschillende verhalen. Naast een foto van feestende mensen betekent de foto van een leeg glas iets heel anders dan naast een foto van een lege stoel. Ik wil dat mensen zelf beslissen wat waar is.”



Annabel Storm is geboren in Amersfoort en ging na het Griftland College naar de Hogeschool voor de Kunst in Utrecht. Naast de fotografie schrijft ze. Sinds eind vorig jaar is ze ook eindredacteur voor de website ongeKUNSTeld. “Stiekem ben ik wel verliefd op taal. Ik schrijf beeldend, maar niet alleen over kunst, ook over filosofische onderwerpen en de maatschappij. Bijvoorbeeld over de macht van de media die proberen voor jou te beslissen wat waar is.”

TINKEBELL

“Vorig jaar heb ik stage gelopen bij Tinkebell en toen exposities opgebouwd in Nijmegen en het Ierse Limerick. Tinkebell is bekend als kunstenares en dierenactivist, maar is ook mensenactivist: ze staat midden in de samenleving. En dat trekt mij ook.”
Met deze houding sluit ze aan bij het metamodernisme. Als tegenwicht voor het hedendaagse postmodernisme, waarin het vooral gaat over de betekenisloosheid van kunst, is dit een stroming die ergens over gaat. Idealisme, maar zonder een groot verhaal erachter.

Eerder heeft Annabel een project gemaakt over Kamp Zeist, het uitzetcentrum.
”Geëngageerd is een beetje oud, beladen woord maar dat kan ik wel zijn. Tegelijk moet je oppassen niet op het leed van anderen te gaan teren en moet je als kunstenaar gewoon wel kunst maken. Maar dat hoeft voor mij dan niet aan een witte muur te hangen. Foto’s en films zijn heel interessant, maar waarom moet dat je voor kunst met z’n allen naar een aparte ruimte komen? Als ik naar een museum ga, vind ik het al minder leuk, liever zie ik hetzelfde in de Maastunnel. Kunst zou veel meer geïntegreerd moeten zijn in het dagelijks leven. Niet als een standbeeld in het plantsoen of een muurschildering – meer toevallig. Ik vond laatst zomaar ergens een post-it met daarop geschreven: I’m so changeble [ik ben zo veranderlijk]. Daar heb ik een foto van gemaakt die waarschijnlijk ook in Artishock komt te hangen, maar dan weer zo dat je het briefje net niet kan lezen.”

SCHRIJVERS GEZOCHT

“Het is misschien raar om te zeggen als je eenentwintig bent maar dit wordt mijn één na laatste expositie. Er komt er nog één op mijn kamer, thuis, en dan wil ik niet meer op witte muren hangen. En voor ik afstudeer ga ik eerst wat anders doen. Ik hoop bij Jaap Scheeren een stage te gaan volgen en zijn werk in tekst om te kunnen zetten. Ook wil ik veel gaan schrijven, voor ongeKUNSTeld, maar ook los daarvan. Zo schrijf ik nu vaak over medereizigers in de trein. Het lijkt op foto’s maken, want ik zie ze maar één keer en geef dan weer wat ik zie, alleen worden het meer personages dan portretten.”
“Ik hoop dat bezoekers van de expositie in Artishock gebruikmaken van de materialen die ik aanreik. Ik ben heel benieuwd hoe mensen uit de foto’s een keuze maken. Vinden ze een bepaalde volgorde gewoon mooi? Welk verband zien ze tussen foto’s? Ik zoek schrijvers die het verhaal dat ze met hun ogen zien willen omzetten in een geschreven verhaal. In de expositieruimte vinden zij een hand-out met de reeks foto’s. Daarop kunnen ze aangeven welke selectie ze gebruikt hebben. Vervolgens kunnen ze hun verhaal opschrijven. Schrijvers die niet handig zijn met pen en papier kunnen hun verhaal mailen naar dewaarheidinhetkwadraat@hotmail.com


De expositie wordt geopend op zaterdag 7 september, 20:00 uur en is te bezichtigen tot en met  donderdag 26 september in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: woensdag- en vrijdag van 10.00 tot 12.00 uur; maandag- en woensdag van 19.15 uur tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06 2558 6354)

 

Cees Paul

 

 

“Ja, ik hoorde je schreeuwen. Je schreeuwde. Je hebt geschreeuwd.”

We waren gisteren bij de kringloopwinkel en stonden bij de boeken.

“Ja, iets van A.F.T. is natuurlijk ook altijd goed” zei ik, en mijn hand ging naar het enige boek met harde kaft van hem wat er stond. Als een boek toch maar één euro kost, kan je net zo goed een duurdere versie nemen. Het is ‘De Sandwich’. Aan de binnenzijde van de omslag lees ik:
“Enige jaren geleden stierven van A.F.Th. van der Heijden relatief kort na elkaar een jeugliefde en een jeugdvriend,…”

De titelpagina: het boek is uitgegeven bij uitgeverij Querido in 1986. Een eerste druk, interessant. Onder de titel staat een rquiem. Omslaan. Het boek is opgedragen aan M.A. en F.v.H., gestorven in 1979, respectievelijk 1981. Adri Van der Heijden is geboren op 15 oktober 1951 en was dus achtentwintig, respectievelijk dertig jaar oud toen de intimi achter de initialen overleden en vijfendertig toen hij er een boek over had gepubliceerd. Het zou niet zijn laatste literaire dodenmis worden. In 1994 kwam ‘Asbestemming’ uit, over de dood van zijn vader en hij schreef nog een requiem voor een bevriend kunstenaar voordat hij ‘Uitdorsten’ schreef over zijn moeder die overleed in 1998. En in 2011 publiceerde hij ‘Tonio, een requiemroman’ over zijn zoon. Een jaar eerder werd Tonio, vroeg in de ochtend van de eerste Pinksterdag, geschept door een auto en overleed later die dag in het ziekenhuis, Vader Adri en Moeder Mirjam waren erbij.


(…)

Na dit boek krijgt hij de meest prestigieuze prijzen: in 2011 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, zoals dat zo mooi heet, in 2012 de Libris Literatuurprijs en de NS Publieksprijs voor ‘Tonio’ en in 2013 volgt de P.C. Hooftprijs, weer voor Alles. Hoger kan je in Nederland niet komen.
“De schrijver zoekt naar een precieze reconstructie van de laatste levensdagen van zijn zoon, die zijn enig kind is. Het boek eindigt als hij pas na maanden de plaats van het ongeval durft te bezoeken. Tussendoor wordt uitgebreid verslag gebracht van Tonio’s hele leven en ook van de manier waarop de schrijver en zijn vrouw omgaan met de verschrikkelijke werkelijkheid.”
Ik heb het niet gelezen.

Ik heb nog te weinig van hem gelezen. Doorgaans lees ik dode schrijvers. ‘Het leven uit een dag’, het verhaal van de eendagsvlieg, heb ik gelezen en vond ik fantastisch. ‘Weerborstels’, het Boekenweekgeschenk uit 1992 heb ik, geloof ik, ook gelezen.
Nu dus ‘De Sandwich’. Requiem AFTh-1.
Het boek ziet er nog perfect uit en de stofomslag is nog helemaal heel. Achterop kijkt een nog slanke schrijver ons aan uit een zwart-wit foto. Ik sla de achterkant open – ja, ik ben er zo één die gewoon de laatste zin leest:

“Ja, ik hoorde je schreeuwen. Je schreeuwde. Je hebt geschreeuwd.”
Het blijkt te gaan over een auto-ongeluk waaraan de schrijver ternauwernood ontsnapt. Dan valt er uit het boek valt een papiertje:
 
Het geboortekaartje van Tonio. Geboren 15 juni 1988. Met een handgeschreven boodschap van de vader die, blijkbaar, in de stomerij was en daar ene mevrouw Stokvis trof. De trotse vader stuurde haar twee weken na de geboorte, wellicht vers van de pers, “de officiële aankondiging”. Een volwassen leven later schrijft hij het boek wat hij volgens mij het minst graag had willen schrijven.
 
 
 

IP Fisher, 2 augustus 2013

Wat je zegt. Gaat allemaal helemaal nergens over

Rolverdeling:

A: de persoon links, te voet op weg naar de parkeerplaats met een gevulde polyethyleen draagtas met opschrift van een supermarktketen.

B: de persoon rechts in beeld, die uit het voorbijgaan is afgestapt van een vooralsnog ongeïdentificeerd rijwiel met aangehangen fietstassen van het merk Low Rider.

Winkelende dames
–  Soest-Zuid

 

A:           Hee, hallo meid. Hoe is’t?

B:           Hee hallo zeg. Z’n gangetje, en met jou?

A:           Ik zeg maar zo, het gaat zoals het gaat.

B:           Zo is het. En het komt zoals het komt.


A:           Het is niet anders. Maar ik mag niet klagen van de dokter, dus –
               alles goed thuis?

B:           Jawel, jawel. Nouja, je weet hoe het is hè, maar alles went. En bij jou?

A:          Nou, net wat ik zeg. Die vent van me is eindelijk het huis uit dus ik mag niet klagen.  Maar  een feest is het ook niet. Wat wil je, na al die tijd.

B:           Ja, vertel míj wat. Breek me de bek niet open. Er komt zoveel op je af dan,…

A:          en daar moet je allemaal doorheen

B:          en daar moet je allemaal doorheen, ja. Er gaat geen dag voorbij of ik sta dan opeens weer met iets van dat ik denk van: wat moet ik ermee –

A:          Weggooien, een plekje geven –

B:           Nou, het meeste gaat bij mij gewoon naar zolder.

A:          – en dan gaat er toch altijd ergens weer van alles door je heen.

B:         O god ja, je kan het zo gek niet bedenken of – daar heb ik nu ook een pilletje voor. Niet veel hoor, en telkens een halfje.

A:          Okeeee. Een goeie huisarts is een zegen hoor, neem dat van mij aan. Ik ben nu ook aan de pillen eerlijk gezegd. Drie. Verschillende. Of nouja, aan de pillen – tijdelijk hè. Om er eventjes doorheen te komen.

B:           Tijdelijk. Mooi. Wat een weer trouwens hè, voor de tijd van het jaar.

A:           Ja, dat was vorig jaar wel even wat anders, toenneh…

B:          Toen zaten we er ook nog middenin, in die toestanden. Maarreh…hebben jullie nog wel ‘ns contact?

A:         Contact, contact – wat heet? Meer dan ooit. Loopt ‘ie voorheen al die jaren het huis in en uit zonder boe of bah te zeggen, hoor ik er alleen boeren, scheten en gesnurk uitkomen, nu moet ‘ie opeens om de haverklap bellen, en effe langskomen, voor me dit of me dat – en dan begint ‘ie nog te praten ook. Mens, hij is de drempel nog niet over of hij begint en hij gaat maar door, lult de oren van me kop. En dan ’s avonds: sms’en, whatsappen, mailen en van me zus, en me zo, en weetikveel.

B:          Joh!

A:           … maar dat vind ik niks dus ik reageer niet dus dat wordt al minder. Dat deed ‘ie anders altijd nooit, zo met die telefoon enzo. Waar die dat geleerd heeft – ja, ik weet het wel…

B:         Kan je ‘m niet gewoon blokkeren?

A:         Ja, nee, als ik dat doe staat ‘ie helemaal elke dag drie keer voor de deur. En we zitten natuurlijk nog met de kinderen. En de hond… en het landje, en de auto. Toch allemaal van die dingen dat je zegmaar af en toe moet overleggen.

B:          Ja, soms moet je gewoon dingen… maar goed, ik zou zeggen, één keer harde afspraken maken, en klaar. Of…?

A:         Eigenlijk wel, zou je zeggen. Maar van al die dingen… ‘t is altijd weer wat. Zoals dat landje. Dat mag ‘ie houden. Dat was toch zijn ding. Maar dan begint ‘ie van dat het op mijn naam staat en dat ik weer hier of daar een formulier moet tekenen, en wat daar in staat –dat wil je niet weten. En dan krijg ik weer een boete thuis van toen hij de auto had, en een deurwaarder …en die hond, ach mens, dra-ma’s!

B:          De hond, die is toch dood?

A:         Ach ja, dat arme beest. Hij had er zo’n schurfthekel aan, maar nu…eigenlijk namen we hem natuurlijk voor de kinderen maar hoe gaat dat, nu zijn ze elk weekend bij hem. En dan gaat de hond mee, dacht ik zo. Maar. Goed, belt ‘ie ’s anderendaags op. Hij had dinges gesproken, zegt ‘ie, die nieuwe, hoe heet ze, en –

B:          Wát zeg je, wou je zeggen -?

A:          – die gore geblondeerde oostbloksnol uit de catalogus –

B:          Dat was toch een soort van dokter van ‘m?

A:          Ja, spycholoog. Afijn, het ging weer over die hond. Hij zegt… het is natuurlijk weer allemaal mijn schuld. Ik heb het weer allemaal gedaan.

B:          Dat was toch een ongeluk?

A:         Joh, dat beest piste, poepte overal vanaf dat ‘ie toen weer hier, dan weer daar was. Gek werd ik ervan. Dus ik zet ‘m op het balkon. Hang ik daar op een gegeven moment de was op, pist ‘ie zo over mijn schone lakens. Nou ja, toen – voor ik het weet slinger ik dat schijtbeest over de reling. Zevenhoog naar beneden…

B:          O, ik dacht dat je acht hoog zat.

A:          Nee, zeven. Evenzogoed zo dood als een pier.

B:          Nou ja, dat is dan wel jouw schuld ook.

A:          Ja, wrijf het er nog maar ’s in. Doet die dokter Slettebak ook al. Spoelt z’n hersens gewoon. De hond die in huis pist, de kinderen die in bed pissen – alles komt door mij. Ze maakt ‘m gek. Zegt dat hij het niet moet pikken. Van mij. Terwijl ik gewoon vraag waar ik recht op heb. Maar zij zegt dat hij van míj kan vangen. Dan zegt hij dat hij mij niet zomaar alles kan overmaken, dat ik ook zo de boel, mijn dingen, moet delen – en ik hoor gewoon haar woorden praten, weetjewel? Helemaal gehersenspoeld. Dan weet ik niet meer wat moet zeggen.

B:         Dan zet je er toch gewoon een advocaat op. Dat zei ik je toch? Die zegt hem dan wel wat jij wil dat hij zegt, en dan heeft ‘ie niks meer te zeggen.

A:          Dat zeg ik dus ook tegen hem. En hij zegt: nou zeg je wat. Doe dat. En ik zeg, wat zeg jij nou, dat zegt zij – jij dus – ook altijd… Dat jij dat zegt, zegt ‘ie. Nou zeg ik, het is net zoals ik ’t zeg.

B:          Dus. Want –

A:         Zeg nou zelf, zo is ’t. Toch? Ja, niet dan.

B:          Wat je zegt.

A:          Gaat allemaal helemaal nergens over.

 

IP Fisher

mei/juli 2013

Aardbeien Plukken Voor Altijd

Joshua in Duitse Strawberry Fields (Erdbeere Felder)

Dat wilde ik nog zeggen, laatst aan de telefoon…je vertelde dat je met je zoontje was gaan aardbeien plukken. De lange rijen lage planten, op je knieën door het stro, onder de zon. Ik weet niet of Joshua zich dat later nog herinnert, hij is nog geen twee tenslotte, maar ik heb precies dát als herinnering.
Ik was twaalf of dertien en we waren op vakantie in Engeland. We ruilden huizen…het was volgens mij de vakantie op World’s End Lane (whats in a name?), in Orpington, waar Zuid-London overgaat in Kent, the garden of England.
In dat huis was een oude grammofoon met een staafje in het midden, waarop je een aantal LP’s kon stapelen die dan achter elkaar werden afgespeeld. Wel alleen de kant die boven lag, een ramp voor de audiofiel want je vinyl gaat natuurlijk mooi naar de klote. 

De grammofoon deed het niet. Er kwam een buurman bij die het apparaat repareerde door er een handvol stofvlokken uit te halen. Mijn ouders vreesden voor het eigen huis, maar toen we terugkwamen was dat schoon en opgeruimd achtergelaten. We hoorden van de buren alleen dat meneer nogal dronken werd, want hij was niet gewend aan de ruimere openingstijden van de Nederlandse pub en het alcoholgehalte van het lager dat pils wordt genoemd.


Google Earth: World’s End Lane – de horizontale slinger weg je de tweede zijweg van links inslaat
(rechtsaf dus), zaten we het tweede huis aan de linkerkant, meen ik.

In deze zomervakantie leerde ik The Beatles kennen. Ze hadden daar alle platen, in ieder geval: veel. Het leven zou nooit meer hetzelfde worden na die vakanties in Engeland. De tweede vakantie, in Gravesend aan de oostrand van London, leerde ik dansen en shandy drinken en brak de Punk uit. Ik werd chronisch anglofiel. Pas later leerde ik The Who kennen en The Jam en nu dus The Beatles, toevallig in de juiste volgorde om de Mod historie te volgen, die vreemde tegendraadse sub-cultuur van Vespa’s en pillen die in Nederland nooit aansloeg. Toen het – veel later – stil werd rond The Arctic Monkeys, merkte ik dat eenzelfde energie in de jaren zestig al uitging van The Small Faces. En dat was wel een band van en voor Mods, al geloof ik dat de numbers liever naar Amerikaanse soul luisterden. Al met al een tamelijk ongrijpbaar fenomeen, de Mods… wat overigens niets met The Beatles te maken heeft. Evenals The Rolling Stones begonnen ze met het naspelen van Amerikaanse, ‘zwarte’ blues en Rock & Roll – die duidelijke stroming die nog steeds voortrolt met steeds weer vier jongens op gitaar, bas en drums. The Rolling Stones spelen inmiddels al veertig jaar zichzelf na en The Beatles gingen een eigen weg, ongrijpbaar, en geholpen door producer George Martin.



Poster uit mijn geboortejaar

We gingen wandelen door het de heuvels van Engeland die ze vreemd genoeg ‘Downs’ noemen. Het zijn toch duidelijk ‘highs’, verhogingen in het landschap…en op één van die wandelingen kwamen we langs de akkers met strawberries. Hoe toepasselijk: strobessen, en wat een toepasselijk landschap. Een zomerdag in Kent en aardbeiden met room (geen slagroom maar vloeibare cream) – ik denk niet dat je het idyllischer en Engelser kan meemaken. We kregen mandjes mee en gingen plukken. De zon op het hoofd, het droge stro zacht en prikkend onder de blote schenen, de zoete zomerkoninkjes in de hand en in de mond, een heel zacht briesje en de vlinder die over het veld fladdert in de stilte die wordt geaccentueerd door het zoemen van de bij en het kristalheldere gekwinkeleer van de leeuwerik hoog boven het veld.
“Laat me je meenemen / want ik ga 
naar Aardbeien Veld / Niets is hier waar / En niets om je druk om te maken / Aardbeien Velden voor eeuwig 

Het leven valt best mee met je ogen dicht / Misverstanden als je kijkt / Het word zo moeilijk om iemand te zijn / Maar het komt wel goed / Het maakt me niet zo heel veel uit.”

(C) James Parish
In mijn oren is het gewoon een mooi nummer. Een beetje vreemd, maar wel lekker. Psychedelisch, ja. Het is één van de meest gecompliceerde en besproken opnames van The Beatles. Gecompliceerd door de lange productietijd (tien studiodagen) en het ingewikkelde knip-en plakwerk van verschillende opnames en het gebruik van vreemde instrumenten. 
Veelbesproken door het freaky outro waarin de stem van John Lennon iets zegt wat lijkt op “I buried Paul.” Ik heb Paul begraven – het was of is de hoeksteen van de samenzweringstheorie die zegt dat de Sir Paul McCartney die we nu nog kennen eind 1966 is overleden en vervangen door een dubbelganger. De zin in dit liedje was daarvor een belangrijke aanwijzing. Ook in latere songs en op de hoezen van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band en Abbey Road zijn Belangrijke Aanwijzingen voor deze urban legend te vinden. John Lennon zelf zegt hij “Cranberry sauce” zei. Dat zou tijdens de opnames een lopend grapje zijn, in verband met Thanksgiving. Het valt echter te betwijfelen of de jongens uit het Engelse Liverpool deze Amerikaanse feestdag voor het traditionele gezin feestdag vierden. Maar ik denk ook niet dat de tuin van Strawberry Fields het stoffelijk overschot van Beatle Paul herbergt. Vandaag de dag zouden ‘ze’ zeggen dat hij is vermoord door de Illimunati. Was ook hij niet zevenentwintig in 1966? Of, beter, Paul is een vooraanstaand lid van de Illuminati dat ‘zogenaamd stiekem’, zijn eigen moord in scene zette en een dubbelganger in zijn schoenen, om zo de handen vrij te hebben voor het echte werk. 
Omdat studio-opnames de Fab Four van de podia weghield, wilde manager Brian Epstein een nieuwe single uitbrengen om de aandacht vast te houden. ‘Strawberry Fieds Forever’ kwam in 1967 uit op single met ‘Penny Lane’ als dubbele A-kant.Twee liedjes van verlangen. Jeugdherrineringen. In ‘Penny Lane’ die van Paul, in ‘Strawberry Fields’ die van John. De orchestraties wijzen vooruit naar het legendarische Sergeant Pepper album. 
Bij wijze van uitzondering schoot de single niet door naar nummer 1 en overigens klinkt het liedje van Paul nog altijd eenvoudiger en is het populairder dan dat van John. Dat is dan weer niet zo uitzonderlijk voor het oeuvre van The Beatles.
Ik was ervan overtuigd dat John Lennon achter zijn gesloten ogen net zo’n herinnering had als ik toen hij de song Strawberry Fields Forever schreef. Maar nee. Het gaat helemaal niet over een aardbeienveld. Het gaat over een gebouw in Liverpool. Een gebouw vlakbij het huis van zijn tante Mimi Smith, bij wie hij in zijn jeugd woonde. Het Leger des Heils had er een tehuis en John kwam er graag in de tuin. Paul McCartney zei:  “it was a secret garden. … it was a little hide-away for him.“
Zo zie je maar weer: al is muziek gemaakt van aardbeien, een ieder maakt er zijn eigen jam of shake van. John Lennon had zijn eigen herinnering, gedachten en LSD bij het maken van de song, al kunnen die wel heel erg op die van mij geleken hebben, in de essentie van de herinnering aan een plek waar je je goed voelde, en het melancholische gevoel alleen te zijn op een niet onprettige manier:
“Niemand is denk ik in mijn boom / Ik bedoel zowel hoog als laag / Het is niet,  dat je zomaar binnenkomt, weet je / maar het is wel goed / Het is, denk ik niet al te slecht”.
IP Fisher, juli 2013

The Beatles – Strawberry Fields Forever
Let me take you down
cause I’m going to strawberry fields

Nothing is real
and nothing to get hung about
Strawberry fields forever

Living is easy with eyes closed
Misunderstanding all you see
It’s getting hard to be someone
but it all works out
It doesn’t matter much to me

Let me take you down
cause I’m going to strawberry fields
Nothing is real
and nothing to get hung about
Strawberry fields forever

No one I think is in my tree
I mean it must be high or low
That is you can’t, you know, tune in
but it’s all right
That is I think it’s not too bad

Let me take you down
cause I’m going to strawberry fields
Nothing is real
and nothing to get hung about
Strawberry fields forever

Always know sometimes think it’s me
But you know I know when it’s a dream
I think I know I mean, ah yes
but it’s all wrong
that is I think I disagree

Let me take you down
cause I’m going to strawberry fields
Nothing is real
and nothing to get hung about
Strawberry fields forever
Strawberry fields forever
strawberry fields forever

Commissie De Meisjes, Oog in Al

In Utrecht liet jonker Everard Meyster het buitenhuis ‘Oog in Al’ bouwen in 1664. Het was zijn derde. Amersfoort had hij al verblijd met de aanleg van de landgoederen ‘Nimmerdor’ en ‘Doolomberg’. Ook is hij verantwoordelijk voor De Kei van Amersfoort. Hij ging de weddenschap aan dat hij de bevolking zo gek kon krijgen dat ze een grote zwerfkei uit de buurt van Soesterberg, zo’n acht kilometer verderop, binnen de stadsmuren zouden trekken. En won. De jonker werd de stad uitgejaagd waar hij eenentwintig jaar had gewoond en kwam zo, inmiddels rond de vijfenveertig, terug in zijn geboortestad Utrecht. Daar bestond in die tijd een ambitieus plan om de stad in westelijke richting uit te breiden langs de pas gegraven Leidse Vaart. Om uitzicht te hebben op de aanstormende stad en wellicht ook om winst te maken door de verkoop van grond kocht hij een stuk land ‘aan de Noordzyde van de Leidse Vaart, een quartier uur gaans van Utrecht’, gemeten vanaf de Catharijnepoort.Op dat land bouwde hij zijn huis.

De westwaartse uitbreiding liet ruim tweehonderd jaar op zich wachten, maar het buitenhuis is gebleven. Dat wil zeggen, het hoofdgebouw, tuinmanshuis en de theekoepel zijn verbouwd maar nog steeds intact; een klassiek Romeins aandoend bouwsel met onbekende functie is rond 1780 verdwenen.
 
In 1918 werd het huis met omringende weilanden, in totaal zo’n twintig hectare, aangekocht door de gemeente voor 430.000 gulden. In de weilanden werd een tuinwijk naar het ontwerp van Berlage aangelegd en het oorspronkelijke landhuis werd als theehuis het middelpunt van een nieuw openbaar park. Sinds 1961 zit er een dependance van de openbare bibliotheek. De bijbehorende theekoepel aan de Leidse Vaart biedt sinds eind 19e eeuw ook uitzicht op het Merwedekanaal en het pittoreske sluizencomplex daarin. In de oude tuinmanswoning huist, of huisde in ieder geval in de jaren rond 1980, het gezin van een opzichter bij de plantsoenendienst.
Het is nog steeds een kwartier lopen vanaf het centraal station of Hoog Catharijne (“Winkelhart van Nederland”) naar Oog in Al, een wijk met de sfeer van een villadorp.
Aanvankelijk wilden mensen er niet wonen, het was te modern naar de smaak van de tijd. De architect Rietveld heeft er gewoond (in de Bachstraat) en heeft er ook een paar woningen achtergelaten die staan aan wat nu Jochem Uytenhaageplantsoen heet (pro memorie: de jongen die in 2002 Olympische medailles hardschaatsen won woonde daar, doet inmiddels in ‘sport & lifestyle coaching and training’ en woont daar volgens mij nog steeds).
Na de Tweede Wereldoorlog werd het juist een ouderwetse wijk, een ‘dorp in de stad’ waar duidelijke, ongeschreven regels golden. De heggen waren goed geknipt. In de jaren negentien negentig werden de jaren dertig woningen mateloos populair onder hooggeschoolde tweeverdieners en verjongde de wijk enorm. Voor de ouderen waren inmiddels speciale voorzieningen aan de rand van de wijk beschikbaar.

Als rijke mensen een beetje vreemd zijn heten ze excentriek. Dat is ook de faam van de ‘dolle jonker’ E. Meyster. Zo was zijn eigen uitbreidingsplan voor Utrecht geschreven op rijm en liet hij verschillende bizarre publicaties uitkomen. Zijn landgoederen moesten zijn ideeën verbeelden. Het mag geen wonder heten dat hij na zijn dood wilde voortleven, en niet alleen als naamgever van een laan in ‘zijn’ wijk en in de bijnaam van de stad Amersfoort en haar bewoners. In het laatste kwart van de twintigste eeuw is de jonker dan ook aan deze kant van gene zijde gesignaleerd, om precies te zijn in zijn oude tuinmanswoning en wel in de gedaante van zijn broek.

Landhuis, nu bibliotheek: Park Oog in Al 1 (1966)
De kinderen van de Groenopzichter zagen hem het eerst:
“Mamma, er loopt een broek door de kelder.”
“Ach, ongeremde kinderfantasie” dacht ze.
Maar later zag ze zelf inderdaad een losse, lege broek door de kelder lopen en al lopend verdwijnen in de muur. De heer des huizes vroeg de bekende paragnost Leo Pannekoek om de zaak te onderzoeken. Pannekoek kwam en, verdomd, hij voelde inderdaad enige ‘aanwezigheid’ in de kelder. Hij vroeg door over de broek die was gesignaleerd en deed nader onderzoek. Het bleek een typisch eind zeventiende-eeuwse broek te zijn.
“En waar is die broek precies verdwenen?”
Paragnost Pannekoek raadde aan wat stenen uit de keldermuur te breken en zo werd een nog onbekende, lege ruimte ontdekt, zonder broek.
Ook is waargenomen dat in het torenkamertje van een oud huis aan de overkant van de Leidse Vaart soms midden in de nacht een kaars brandt. Een jonggestorven geliefde van (de broek van) Everard Meyster zou daar gewoond hebben.
Lopend door de bochtige lanen met de namen van antieke dichters en klassieke componisten hoor je de geheimen fluisteren achter de bakstenen muren van het dorp Oog in Al. Drama’s achter de begonia’s, hartstochten gesmoord in nimmer dorre coniferen.
Ik ken een familie die er al decennia woont. Mevrouw is een geboren Utrechtse, meneer is oorspronkelijk een kaasboer uit het Groene Hart. Toen hun jongste kind, een dochter, werd geboren leefden ze op de Richard Wagnerlaan. Daar woonden ze nog toen de kleine meid zes jaar was. Op een nacht lag ze rustig te slapen op dezelfde kamer als haar twee broers en zus. Plotseling werd ze wakker met een onbestemd gevoel.
Ze zag een vrouw in de kamer staan, of beter, een vrouwelijk silhouet, gehuld in een lichtblauwe robe. Haar gezicht was niet zichtbaar. Ze zei niets. Met ingehouden adem bleef het meisje liggen kijken, wachtend tot de vrouw bewoog, of iets zei. Plots hoorde ze haar oudste broer fluisteren:
”Mama, ben jij dat?” en even later:
“Wie ben jij?”
Maar de vrouw antwoordde niet. Ze bewoog ook niet. Na tien heel stille minuten ging ze geruisloos naar het raam, zijwaarts schrijdend. Onzichtbare armen bewogen als trage engelenvleugels soepel onder haar blauwe kleed. Zo ging ze het raam uit en is ze verdwenen, opgelost, alsof zij nooit was verschenen.
De jongste dochter vraagt zich nog steeds af hoe het gezicht van de vrouw eruit zag en of ze haar misschien iets had moeten vragen, maar wat?
Mozartlaan, links de R. Wagnerlaan, rechts park Oog in Al (1936).
Oog in Al, een tuinwijk met ‘s winters een zwerm spreeuwen in het park. Bij het kanaal stond tot een oude fabriek waar sojameel wordt gemaakt. Een comité was daartegen, en de gemeente gaf in 2001 een oprotpremie van 37 miljoen gulden. In de wijk zijn scholen waar veel gewone kinderen gewoon naar school gaan.
Lopend door de bochtige lanen met de namen van antieke dichters en klassieke componisten hoor je de geheimen fluisteren achter de bakstenen muren van het dorp Oog in Al, hoor je de skeletten rammelen in de muurkasten van de klassiek gemeubileerde kamers en-suite.
De familie die ik ken heeft lange tijd geleefd van de meubelhandel en woninginrichting. En, ja, levering van bankstellen, stoelen en kasten, gordijnen en luxaflex, behang en tapijt betekent dat je letterlijk bij de mensen over de vloer komt. Zo had de zaak een huishouden als klant dat bekend stond als De Meisjes. Niemand kende eigenlijk de achternaam van het merkwaardig samengestelde ‘gezin’. Moeder de vrouw bestierde het huishouden en ving van alle kanten geld voor haar vreemde kostgangers. Ze had één pleegzoon die later elders werd geplaatst: Bert, in de wandeling Bert Met Het Ei, want hij had zo’n joekel van een bult bovenop zijn hoofd. Er was ook een zwakbegaafde dochter, die had ze van zichzelf. Vanwege de oorspronkelijke gezinssamenstelling van moeder en dochter stond het huis met de bewoners bekend als De Meisjes.
Moeder De Meisjes kreeg dus voor de zoon-met-het-ei geld om hem in huis te houden en voor de dochter omdat ze die thuis hield. Voor zichzelf had ze natuurlijk ook een uitkering. En ze had ook voor haar gehandicapte vriendje een maandelijkse toelage geregeld. Want die huisde daar ook: de Blinde Fotograaf. Nee, hij is niet altijd blind geweest, het was al een oudere man die niet meer werkte. Dat was haar scharreltje. Omdat ‘ie door zijn blindheid overal in huis as morste mocht hij alleen nog op de WC zijn sigaretje roken. Hij kreeg eens een horloge van zijn geliefde vriendin. Hij kon de tijd er niet van aflezen, maar was zo blij als een kind en liet de hele buurt naar zijn klokkie kijken:
“Ik heb een gouden horloge van haar gekregen. Mooi hè.”
En iedereen, behalve hij, zag dat een goedkoop blikken dingetje was.
Tenslotte was er nog De Jamkoker, die zo heette omdat hij werkte in een jamfabriek. De Jamkoker was van niemand familie maar ook hij wierp zijn inkomen altijd braaf in de schoot van Moeder De Meisjes. Hij was feitelijk de kostwinner in huis maar hoe die relatie nu zat met moeder of dochter, of met wie dan ook – we weten het niet, maar Moeder De Meisjes ging over de gezamenlijke pot. Dat was duidelijk.
Het huishouden werd vervolmaakt door de bokser, zo’n hond met een platgeslagen neus en een laag voorhoofd, een soort dat nogal eens kwalijk wil rieken. De bokser werd dan ook elke dag rijkelijk geparfumeerd. ‘s Morgens pakte Moeders het parfumflesje met een kwastje aan de verstuiver en besproeide zijn hele hondenlijf. Meneer pastoor werd trouwens ook vaak gesignaleerd bij De Meisjes maar het is niet zeker of ook die dan geld meenam.
Bunker vermomd als huis in het park
Lopend door de bochtige lanen met de namen van antieke dichters en klassieke componisten hoor je de geheimen fluisteren achter de bakstenen muren van het dorp Oog in Al en zie je als vreemde uit een ooghoek vitrages opzij schuiven, zelfs als het huis verlaten is.

Hoewel ze de meest bijdehante van het stel was, leek mevrouw De Meisjes ze niet allemaal op een rijtje te hebben. Drie keer in de maand belde ze naar de Woninginrichting voor nieuwe spullen, vooral behang. Telkens moest er een ander behangetje komen want
“Nee, ik vind het toch niet zo bij de rest kleuren.”
Buiten de lokale middenstand profiteerde vooral haar zwakbegaafde dochter van de aanwezige centen. De dochter werd behandeld als een prinses. Haar pleegzoon Bert had het echter zwaar te verduren. Hij moest alle klusjes opknappen die zijn pleegmoeder in het hoofd had en hij moest dat doen op de manier die haar aanstond.
Dus begon Bert Met Het Ei de dag met een bezoek aan bakkerij Do Schat voor een halfje wit of bruin, al naar gelang De Meisjes wensten. De bokser, een uur tegen de wind in stinkend, ging steevast mee. De eerder genoemde jongste dochter had rond acht uur altijd dezelfde missie en stond vaak met Bert in de rij.
“Stakker van een dier, en stakker van een Bert.”
De kleine meid was ervan overtuigd dat de hond een zeer menselijke eigenschap bezat:
“Pas op”, zei ze tegen iedereen, “niet roddelen over andere mensen, hoor. De hond hoort alles en vertelt alles door.” Het meisje was zeer beducht voor de bokser.
Elke dag ging Bert ook langs de groenteman en haalde daar elke dag aardappelen en prei. Daarna kon de slager bezoek van Bert verwachten. Hij kocht daar voor kapitalen aan vlees. Daarnaast was Bert buiten te zien als hij het bestek moest poetsen. Met zijn rossige haar rond die nooit slinkende buil zat hij dagelijks voor de huisdeur, met de besteklade op zijn knieën en het busje zilverpoets naast zich. In alle jaargetijden die Nederland heeft te bieden – lauwe regen, warme regen, koude regen en sneeuw – zat Bert Met Het Ei op de stoep het zilver poetsen. En ook moest hij, weer of geen weer, buiten de was doen voor het hele huishouden. Achter in de tuin, die door schuttingen een binnenplaatsje was geworden, in een grote houten tobbe. Moeders was dan gewoon om zonder veel plichtplegingen haar directoire uit het slaapkamerraam te gooien:
“Hier, Bert, vangen.”
Het werkse leven van Bert speelde zich verder af achter de geraniums en gordijnen van huize De Meisjes. Wat hij dan zoal deed bleek bij de keren dat de woninginrichter langskwam. Ze zagen Bert altijd zitten op een stoofje in de steenkoude keuken. Aardappels schillen, dezelfde die hij ‘s morgens bij de groenteman had moeten halen en die hij ‘s avonds moest vermalen, drijvend in de vette jus, gemaakt met een heel pak boter. Dat had hij hard nodig, vond moeder De Meisjes, voor zijn zware programma overdag. Want terwijl Bert boodschappen en klusjes deed, kwam mevrouw De Meisjes alleen buitenshuis om nieuwe meubeltjes uit te zoeken bij de Woninginrichting. Dan kon ze weer even in de buurt zijn van de knappe stoffeerder die er werkte. Ze had al die tijd een oogje op hem en misschien was dat wel de enige reden voor haar klandizie. Terwijl zij futiele pogingen deed om zijn liefde te winnen, haalden de stoffeerders weer nieuwe bestellingen voor Commissie De Meisjes binnen.
Plastiek van E. Dodeigne, geplaatst 10 juli 1980
Op een kwade dag ging de Jamkoker dood. Hij viel dood neer na een hartstilstand. Paniek. Het hele huishouden (op de hond na) raakte zo in verwarring, dat ze naar het medicijnkastje snelden en handenvol van elkaars medicijnen naar binnensloegen: de pillen voor het zwakke hart van de Jamkoker, de kalmeringsmiddelen van Moeders, die tegen epilepsie van de dochter, de oogdruppels van de Blinde Fotograaf, bloedverdunners en bloeddrukverlagers, de hele bliksemse boel slikten ze door elkaar naar binnen. Het gevolg laat zich raden: de hele familie volgde de Jamkoker naar het ziekenhuis (ze waren erg aan elkaar gehecht) alleen lag Jamkoker in het mortuarium en de rest op de Intensive Care.
Kort na hun ontslag uit het ziekenhuis zijn ze verhuisd naar het voormalige dorp Vreeswijk, nu opgenomen in Nieuwegein. Weer later zouden zij zijn verhuisd naar Nigtevecht. Verder is niets meer van het huishouden vernomen. Wel is bekend dat de bokser inmiddels het leven gelaten heeft, eindelijk verlost van het parfum waar zijn gevoelige hondenneus gek van geworden moet zijn.
“Een vreemd stel mensen”, vindt meneer, “Maar, het was een goeie klant.”
In een punt tussen twee kanalen en van de beruchte wijk Kanaleneiland gescheiden door de uitvalsweg naar het westen, ligt de woonwijk Oog in Al. De rondweg heeft een brede middenberm met hoge bomen en een mooie beeldengroep: “Drie Gestalten.”  Drie mistroostige klompen steen die doen denken aan regen en die luisteren naar gefluisterde geheimen uit de bakstenen muren van het dorp Oog in Al.
Bronnen:
          “Parken in Utrecht”, red. Bonica Zijlstra, historische reeks Utrecht, dl.11 (Matrijs, Utrecht,1988).
          Het ontstaan van Oog in Al, Raphaël Rijntjes, Architect, 2008. www.mensenmakenooginal.nl/

– Dit verhaal door palescue is op 1 februari 2004 verschenen in e-zine Writer’s Block. Voor deze versie is het behoorlijk geredigeerd en aangevuld met nieuwe Keiharde feiten. – IP Fisher, 30 mei 2013.

Vandaag is de bekende weg

“Vandaag is de bekende weg

Vandaag is hetzelfde als gisteren

Vergeet vandaag –

Morgen nieuwe voorstellingen”
Dat las ik vanmorgen op het perron: een poster van het Nederlands Danstheater. En het is van een saaiheid die me inspireert. Ik wil het dan ook gaan hebben over enthousiasme.
Het woord Enthousiasme is afkomstig uit het Grieks en betekent letterlijk zoiets als ‘de god van binnen.’ In het Duits is het woord ‘begeisterd’, ‘van de geest voorzien.’ Enthousiasme gaat dus om de geest, de ‘spirit’ die doet leven. En dan bedoel ik niet de spiritualiën. Die maken de tongen los. Er komt wel leven in de brouwerij en alle problemen lijken vloeiend op te lossen, maar dat is schijn. Een nare eigenschap van problemen is namelijk dat ze kunnen zwemmen.
De begeestering die ik bedoel, de juiste spirit, geeft de mogelijkheid van morgen. Zonder enthousiasme kom je eigenlijk je bed niet uit, en als dat is gelukt wil je er eigenlijk alleen maar weer terug in. Daarom zeg ik: enthousiasme is de brandstof van elke onderneming – zowel op persoonlijk vlak als in een organisatie als, bij voorbeeld, deze. Zonder enthousiasme kom ik niet vooruit, blijf ik liever ondergronds en zal zeker mijn kop niet boven het maaiveld uitsteken.
Toegegeven: veel werk in onze branche heeft te maken met discipline en procedures, het Straight Through doorpompen van grijze dataklonten. Maar discipline is niet voldoende als brandstof voor een onderneming. Gezien de overheersende Nederlandse mentaliteit is het niet overbodig dit even duidelijk te stellen. Hier heerst immers de mentaliteit van meer transpiratie dan inspiratie. Maar de inspiratie, vrije geest, betekent het onderscheid tussen mens en dier. Zij vormt de zin, en motor van ons bestaan.
Alleen als je ‘begeesterd’ bent zit er zin in de acties – al is het maar in die zin dat je er zelf zin in hebt, en er de zin van inziet.
En dat straalt onontkoombaar uit naar de omgeving, naar je groep, je afdeling en dát is de manier waarop vooruitgang ontstaat: met een motor van gedeeldenthousiasme. 
Zo geeft de geest licht, en wordt tegelijk het leven lichter in gewicht.
I. P. Fisher 
12sep07/23mei13 – Oorspronkelijke notitie voor een korte presentatie om medecursisten enthousiast te maken als onderdeel van een bedrijfstraining met vergeten doel.

Verena Blok: “Eigenlijk ben ik een soort romanschrijver.” Foto-expositie in Artishock: De banden met een Pools gezin.

Verena Blok studeert deze zomer af aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Voor Artishock maakt zij vooraf een speciale editie van haar eindexamenproject “If it only were summer” (“Was het maar zomer”). 
“Voor Artishock gebruik ik een kleine selectie om de keuze nog scherper te maken. Omdat het zo’n grote ruimte is heb ik een maquette gemaakt om het geheel mooi in te delen. De officiële eindexamenexpositie wordt heel anders en na de zomer ga ik een fotoboek van het hele project maken.”
“Ik ben geboren in Soest en heb nog een paar jaar in Californië gewoond, toen weer in Soest en na de middelbare school in Den Haag . Mijn moeder is Pools, mijn vader Nederlands en ze kochten op een goed moment een stuk grond in Polen om daar een zomerhuis te bouwen.

Daar, dus. Klik om te vergroten.
Daar, in Mazury, of de Masuren in Oost-Pruisen, bracht ik dus mijn zomervakanties door. Het is een prachtig gebied met 2000 meren en nauwelijks toerisme. Aangezien ik enig kind ben, trok ik veel op met de kinderen uit het dorp. Dit project gaat over een meisje, Natalia, dat ik zo, via haar broers heb leren kennen. Toen was het nog een peuter, nu is ze twaalf jaar en zien we elkaar als zussen. De titel van het project verwijst naar de zomers die ik daar doorbracht en het verlangen van Natalia naar iets anders, iets beters. Het is het verhaal van Natalia, en mij, en haar gezin, en de band die we hebben met die plek.“
Op je site zag ik vooral winter foto’s. Je bent er dus ook buiten de zomervakanties geweest?
“Ja. Ik fotografeer vanaf mijn zestiende. Sinds anderhalf jaar ben ik intensief bezig met dit project en kom ik er vaker, door het jaar heen. Ik kom er net vandaan en heb foto’s gemaakt, die nog niet op de site staan, maar wel op de expositie komen.”
Foto uit Verena Blok’s project “If it only were summer”
Het gezin bestaat uit een vader en vier zonen, de oudste is rond de twintig jaar. De moeder deed vorig jaar een zelfmoordpoging en ligt sindsdien in coma. In de fotoserie speelt zij geen grote rol. “Nee, daar praten ze ook niet veel over. Dat zal ook wel met de cultuur te maken hebben…ik heb haar nooit veel gefotografeerd, was altijd meer bezig met haar kinderen. Maar ze was een goede vriendin van mij en had een nauwe band met haar dochter. Er komt wel een foto van haar, zij hoort in de serie.”
Een droevig verhaal.
“Nou nee, ik zie er veel hoop in. Natalia heeft veel tegenslagen en het leven is niet makkelijk in een afgelegen dorp met 90 inwoners en strenge winters, veel moeilijker dan voor jongeren hier, maar ik bewonder hoe zij zich staande houdt, en hoe het gezin met elkaar omgaat.Maar uiteindelijk gaat het om de foto’s – en die plek, die mensen, zijn heel fotogeniek.”
“Mijn foto’s lijken wel heel toevallige momentopnamen, maar ik ben een scenarist. Ik wil het precies zo vastleggen als ik het wil, niet per se zoals het was. ik ben niet echt een perfectionist, alleen in mijn fotografie.  Daarin kan ik niet tegen de chaos van het moment. Ik neem die realiteit als uitgangspunt, blijf dicht bij mijn onderwerp, de menselijke verhoudingen, maar esthetiek en gevoel voor kleur zijn voor mij ook heel belangrijk. Dat schept rust in de beelden… de serene omgeving helpt daarbij. Het landschap is mijn studio. Mijn beelden hebben ook wel wat filmisch. Eigenlijk ben ik een soort romanschrijver. Je weet niet wat er echt gebeurd is en wat niet.
De expositie wordt geopend op zaterdag 1 juni, 20:00 uur en is te bezichtigen tot en met 19 juni in Artishock, Steenhoffstraat 46, Soest. De vaste openingstijden zijn: woensdag- en vrijdagochtend van 10.00 tot 12.00 uur;maandag- en woensdagavond van 19.15 uur tot 20.15 uur. Ook is het mogelijk een telefonische afspraak te maken met huismeester Semmy Prinsen (06 2558 6354).

Ook verschenen in Soest Nu: http://www.deweekkrant.nl/artikel/2013/mei/28/verena_blok_a_eigenlijk_ben_ik_een_soort_romans

Cees Paul

Deutschlandfunk (DLF2)

Den lezer heil!
Voorafgaand aan genieting van de hoofdtekst wordt u namens de schriftsteller recht hartelijk aanbevolen deze link en deze hierte beklikken met muis en Ctrl-toets gezamenlijk. Vergeet u daarbij niet de bij de computer behorende, juist aangesloten en correct ingestelde geluidsrandapparatuur te laten functioneren. Gelijktijdige beluistering van beide, aan de links onderliggende geluidssporen zal tijdens lezing van de hieronder geplaatste paragrafen in behoorlijke mate bijdragen aan de totale beleving en verwerking van het beoogde product. Veel dank en genot gewenst in het vooruit.
Auto in, radio aan.
…schlager. Seek, zappen op de radio, zoek het volgende FM-station…en ja hoor, daar hebben we die paardelullen van Genesis weer…seek…en daar die ene paardelul, die solo ging. Kom hoe heette… Seek… Phil Collins…nu het overstuurde nepgeschreeuw van Nickelback. Stembandgekots…Seek… Gepraat. Even op de zender laten staan, kan goed zijn. Die Duitsers kunnen goed praten. Maar nee, nu komt een flauwekul belspelletje waarbij net zo serieus, hoog-monotoon gesproken wordt…Geil… als, zeg, bij een essay over de erfenis van het nationaal-socialisme… Seek… DLF. Die blijft de komende paar honderd kilometer opstaan, en gaat in Nederland automatisch over op Radio1.

Deutschlandfunk. Honderd procent gepraat en alleen serieus gelul, nul flauwekul. Dus geen stoplapje muzak of reclames rond de hoofdpunten van het nieuws en het weer, maar keihard doorgaan, van het ene naar het andere loodzware item. Inderdaad een oeroude joodse psychiater over de erfenis van het nationaalsocialisme in de nieuwe landsdelen, een beschouwing over Monet of over Turkije en de EU. Achtergrond. Recensie. Opinie. Aan de microfoon zijn uitsluitend hoogkwalitatief stemmen die uitstekend verstaanbaar Hoogduits spreken. (Halfzwitsers  gejodel uit Beieren, het Noordelijk taalgehakt of pruttelend Westpools kan ook leuk zijn, maar mooi Duits is Hoog Duits. Zeg ik)
Deutschlandfunk blijft opstaan, van Midden Duitsland tot over de grens bij Winschoten.
Rijden “naar het einde van de nacht”. Links zwarte bomen. Rechts zwarte bomen. Zwarte weg voor mijn zwarte banden, zwart bos voor de bomen. Deutschland klinkt als een auto. Niet zoals de mijne maar een nieuwe, een auto met Vorsprung durch Technik. Das Auto. Wir leben Autos, zegt een derde groot merk. Duitsland klinkt als een auto. Een nieuwe auto met nieuwe banden. Schoon, en alles doet het…zoevend gaat het met gezwinde spoed over de brede autobaan in dé auto (zwart of zilvergrijs) van roestvrij droomstaal. Groter. Beter. Klaar.

…Duitsland, de Duitse Gestalt… wat moet je er verder over zeggen?… Raststӓtte 1500m. “Nee, dank u, alles onder controle.” 
Totale Kontrolle. Twee woorden die Duistland wel aardig typeren: totaal, honderd procent, doorgaan tot het laatste fluitsignaal, bij voorbeeld…en controle, de route van A naar B zal stap voor stap, minuut voor minuut zijn gepland. Ik woonde eens een presentatie bij van een Amerikaans softwarebedrijf wat een programma verkoopt waarmee de handhaving van beleggingsvoorschriften wordt gemonitord. Ze leverden ook aan Duitse bedrijven en waren daar trots op, want “The Germans, you know, they love rules.” Toch denk ik dat de Amerikanen minstens net zo bureaucratisch zijn, dat land is behept met een ferme formulierenfetish. 
Stempelen maar…In Duitsland heb ik wel mijn stempelverzameling fors uit weten te breiden…ook doordat ze buiten gebruik raakten,  daar zijn ze er, net als in Nederland overigens, inmiddels ook wel achter dat bureaucratie prima valt te verergeren zonder papier. Digitaal kan het ook, en groter, beter…
Van de geplande route wordt niet afgeweken. Als het ene programma onderdeel tot 15:20u. duurt, dan stopt het ook op die tijd en als daarna een informeel samenzijn is gepland, dan blijft ook iedereen aanwezig om in de voorgeschreven tijdsspanne gezellig te doen. Op de plaats rust met een glas bubbels losjes tussen twee vingers…maar gezellig? Ook in de omgang is Men schoon en netjes…schon nett…best aardig. Correct. Beleefd maar niet vriendelijk, en daarin precies andersom als veel andere Europeanen, neem de Ieren…doorgaans heel vriendelijk maar bepaald niet beleefd.
Die, ietwat benauwde, beleefdheid, die stok die in de reet van veel Duitsers lijkt gestoken, tot de kruin aan toe, kon best nog wel eens een erfenis zijn van de oude Spieβbürger in de Duitse genenpool. De Spieβer, of Spitzbürger, spitsburger, is een ‘bourgeois’, de denigrerende benaming voor een burgerlijke, bekrompenpersoon – mentaal star, met  een uitgesproken overeenstemming met sociale normen en  afkeer van verandering. Is dat nu zo typisch Duits? Dat typeert de burgers overal ter wereld en vaak is dat maar goed ook…”I’m a law abiding, god-fearing citizen and proud of it” hoor ik nóg een man met lange, knauwende stembuigingen zeggen  in een documentaire van jaren geleden. 
Na zijn uitgesproken gehoorzaamheid aan de (belasting) wetten en de vrees voor God kwam wel een fors kritiekpuntje op de toenmalige president. Ik ben vergeten waar dat precies over ging, maar de maatschappij hangt nu eenmaal aan elkaar van geschreven en ongeschreven regeltjes en de hoop dat onze God ons de juiste beslissingen ingeeft – anders rest ons de totale oorlog van allen tegen allen.
Gezien de toon en inhoud van veel praatprogramma’s en documentaires op de Duitse tv lijkt er nog wat anders ander de hand dan burgerlijke gehoorzaamheid. 
Don’t mention the war[1] – in het Duitse publieke debat echter wordt de oorlog en het hele zwarte hoofdstuk van Damals uitgebreid besproken. Vaak, lang en diep wordt de nationaalsocialistische maatschappij en de mens daarin ontleed…en het effect op de volgende generaties.
“Ja!”, schreeuwde het volle stadion als uit één mond…en de huidige Duitser schaamt zich daar nog steeds voor. Schaamt zich diep…totaal, voor de medeplichtigheid van vrijwel iedere burger aan de iconische slechtheid van de nazitijd, die afbraak van ‘beschaving’. Hoe konden we met zijn allen zo meegaan in het uitleven van zo’n entartete psychologie? En alhoewel de orde van de dag in de Duitse politiek harde discussies kent (maar wel met substantie, het gaat tenminste ergens over), lijkt het me of iedereen de gedachte in zijn achterhoofd heeft: laten we het vooral netjes houden. Niet veroordelend, objectief. 
Laten we de procedure goed volgen, naar letter en geest, voordat Het Beest weer losbreekt. Je weet maar nooit…

Ik heb een tijdje in Duitsland gewoond en gewerkt en veel op en neer gereden naar Nederland…een hoop geleerd. Zoals…dat je niet met 150 kilometer per uur van baan moet wisselen als je een bocht vergaf maakt en ondertussen een sjekkie draait en/of een sms’je stuurt, want voor je het weet word je rechts ingehaald door zo’n glanzende bolide met knipperend grootlicht… dat ging nog maar net goed. 
Ik heb ook geleerd dat het een vooroordeel is dat de Duitsers geen humor hebben. Echt waar, ik heb een aantal zeer welsprekende, ironische voorbeelden gezien van ongeëvenaarde, droogheid. Ik vertelde een keer over de positie van Geert Wildersdie men in Nederland niet kon of wilde, niet mocht of juist moest  vervolgen voor racisme. “Tut-tut-tut,” zei een collega toen ik mijn handen wanhopig, een óók met een zekere schaamte in de lucht gooide, “en we we hebben indertijd toch zó het goede voorbeeld gegeven, met aanschouwelijk onderricht.”

  Duits gestalte

Zwart. Hout. Droomstaal.
Steil. Murmelende bron in duister woud.
Meer heuvels dan dalen.
Groter. Beter. Klaar.
Totale. Controle.
Grondig steentje op stapje
gepoetst en gestapeld. Afgestempeld
onderschreven.
Natuur. Steen. Roest. Vrije Rijn.
Duchtig in vorm,
terugblijvend hard
en fijn beleefd zijn
(tot op de avond boeren zwijnen zijn
en bier nog laat de wijn leest)
I.P. Fisher


[1]Hier wilde ik een hyperlink naar de beroemde aflevering van Fawlty Towers insluiten. De BBC heeft hier een stokje voor gestoken. John Cleese zal vast nog wel ergens te vinden zijn, maar ik heb nu geen tijd om verder te zoeken.

SMS Snoepjes

 



SMS2G

 

G.           17:23                     Mijn verhaaltjes hou ik voortaan voor mijzelf!

En hou jij je verhaaltjes voor jou zelf!

I.             17:49                     Geen uitleg.

Geen verhaaltjes. Kus

17:52                     Niet wat ik doe.

Niet waar ik ben. Kus

17:53                     Geen vragen of antwoorden.

Geen belangstelling, hobby, werk of interesse. Kus

17:57                     Geen teken van leven.

Geen melding van gezondheid, of ziekte of moeheid. Kus

17:57                     Niets over het huidige humeur of gevoel.

Niets over het weer. Kus

17:59                     Geen gedachte.

Geen idee.

En zeker geen fantasie. Kus

18:01                     Er komt geen geluid over mijn lippen.

Ik ben geur- en smaakloos.

Onzichtbaar. Kus

18:02                     Niets over mij.

Niets over jou.

Niets over niemand. Kus

18:03                     Over nergens ook niet.

En nooit. Kus

18:03                     Kus

 
I.P. Fisher
04MRT2010
 
 
Snoepjes
 
Wat doen die snoepjes daar?
Die snoepjes doen niets,
ze liggen daar maar
Hier een zwarte en een gele
en hier een groene en een zwarte
op een tafeltje onder het raam,
blauw tafeltje met een bijna onregelmatig
patroon van stippen,
groene, paarse en zwarte stippen
en om het blad is een ijzeren rand gebogen.
Het raam erboven is gebogen.
Ook de bankjes zijn groen. De snoepjes
zijn kegelvormig en bespikkeld met witte suiker.
Het volgende station is Bussum-Zuid.
 
 
I.P. Fisher
08januari2010

Mummie. Er is verband.

Er is verband.

Bewegingloos lig ik op een niet te harde, ook niet te zachte ondergrond.

Ik weet niet waar de randen zijn, of ik op de vloer of hoger lig – of lager, ondergronds…

Ik kijk door de mazen, een waas van gaas,

zie de draden door mijn oogharen, katoen met de geur van jodium en papier.

Verder zie ik niets, een wittige omgeving, een schemerige ruimte in gefilterd licht.

Ik voel dat mijn armen over mijn borst zijn

ingewikkeld. Mijn benen zijn languit tegen elkaar

omzwachteld. Geen pijn, geen spalk.

Mijn hoofd kan draaien, maar optillen kan ik het niet.

Mijn lijf ligt vast.

Het is niet donker, ook niet licht.

Het is niet koud, maar warm ook weer niet.

Het is onduidelijk waar binnen buiten wordt, of er wel muren zijn,

en of er een plafond is, en waar dat dan begint.

Geen paniek, vooralsnog

heb ik geen honger, ben ook niet vol, en geen dorst;  

hoef niet naar de wc maar voel  me ook niet verlost.

Ik val niet in slaap maar word ook niet wakker –

Omfloerst bewustzijn van een ongekende ruimte in een onbekende tijd:

Hier en nu.

Ik leef ik weet niet meer hoe lang al.

Ik adem, denk ik, in en uit.

Het is stil.

Mijn stem roept geen echo op.

 
 
I.P.Fisher, 14JAN2013

Serie drooM / Serial redruM (13th Street II)

Serial redruM (13th Street II)

“First he dissects her life. Then he dissects her alive…like a butcher a chicken or turkey”

“More often in time, refining more and more”
“I want the footage from all surveillance cameras”
“We check everything – from the victims and the purpetrator”

Nothing. A trail of dead ends.

“There has to be a connection”
“He leaves signs…everything is eventually pointed at you”
Another name.
“Right now he will have made another victim. We only don’t know who”
Ringtone…
“Hello…”
                (Follows: Confrontation and showdown: killer killed. Kiss. Commercial break.)

I.P. Fisher
JAN07,2013

______________________________________________________________________________

Serie drooM (13th Street  II)

“Hij ontleedt eerst haar leven. Dan ontleedt hij haar levend…als een slager een kip of kalkoen”

“Steeds vaker, steeds verfijnder”

“Ik wil de beelden van alle bewakingscamera’s”

“We trekken alles na – van de slachtoffers en van de dader”

Niets. Een spoor van doodlopende wegen.

“Er moet een verband zijn”

“Hij laat tekens achter… alles is uiteindelijk op jou gericht”

Een andere naam.

“Hij zal op dit moment weer een slachtoffer hebben gemaakt. We weten alleen niet wie”

Ringtoon.

“Hallo…”


                (Volgt: Confrontatie en ontknoping: moordenaar vermoord. Kus. Reclameblok.)
 
 

I.P. Fisher
07JAN2013

Geld & Liefde

Uiteindelijk zijn er twee soorten problemen: geld en liefde.
Ik heb wel eens horen zeggen dat geld een vorm van energie is die zich ook gedraagt als een soort liefde. Dan zou er maar één probleem zijn: energie, waaronder begrepen ook liefde en geld. Ik vind dat te generaliserend. Meestal zijn ze niet verbonden. Veelal jagen mensen één van beiden na en verwaarlozen dan het andere. De liefdeloze rijke Scrooge versus de arme heilige Moeder Theresa. Sommige mensen zijn zo arm dat ze alleen maar geld hebben, andere zijn de koning te rijk met een goed gevuld hart.
Heb je een probleem met allebei, dan heb je een dubbel probleem. Liefdesproblemen los je niet op met geld. Doe je dat wel, dan heb een dubbele moraal. De liefde wordt verziekt en je geld ben je kwijt.
Aan de andere kant kunnen geldproblemen, net als ziekte, tot op zekere hoogte oplossen in liefde. Liefde maakt rauwe bonen zoet en als je van elkaar houdt kan je leven van de wind in een bouwval en je ondertussen wanen in een paleis, de buik vullend met vlinders.
 
 
Gezondheid? Ziekte is vaak een kwestie van armoedige omstandigheden en vooral de genezing is vaak een kwestie van geld. Vermogende mensen zijn minder vaak ziek en hebben makkelijker toegang tot medische zorg. Ook kan een gebrek aan liefde ziekte veroorzaken. Zuigelingen die alleen maar voedsel en warmte krijgen, sterven er zelfs aan, heb ik ooit gelezen. In een liefdevolle omgeving word je minder gauw ziek en sneller weer beter (er is vast een wetenschappelijk onderzoek wat ook dat ondersteunt).
Goed beschouwd is ziekte voor een volwassen mens pas echt een probleem als hij of zij niet liefdevol wordt verzorgd. En als je niet beter word, ga je dood. Het is dus een afgeleid probleem. Uiteindelijk ga je toch dood, en hoe groter de liefde voor het leven, hoe groter de pijn om te gaan. En de grootste liefde is ongrijpbaar als de Dood.
 

I.P. Fisher
(Txt: eind maart 2012, aldus 24 DEC 2012. Pic: 25 OKT 2012)

Tweede Kans

Bij de spoorwegovergang stond een bord: “WACHT tot het rode licht gedoofd is. Er kan nog een trein komen.”

 

Ik schrok terug van het geweld waarmee de intercity langs kwam razen.

In het leven krijg je zelden het geluk van een tweede kans.

Maar er kwam echt nog een trein.

IP Fisher
(Tekst 02 APR 2012; Foto 12 MEI 2012)

Sporen onder het dashboard (DLF 1)

Niet voor niets heeft elk politieteam grote aandacht voor auto’s. Daar kan de recherche wat mee. Een auto is herkenbaar, weet wat…een auto laat sporen na in de herinnering van mensen, rubber banden en kassa’s en loopt sporen op, door het gebruik ervan.

In 2010/2011 werkte ik eventjes verderop en reed elk weekend naar de thuisbasis, vrijdag terug, zondag heen, elk weekend elf- tot vijftienhonderd kilometer extra op de teller van een Citroën Xantia die er al drieëneenhalve ton op had staan toen ik hem kocht. Een tweeliter diesel stationwagen, blauw, met kenteken 24-FH-SR.
 

Als auto’s konden praten, had deze auto heel wat te vertellen – alleen de achterbank al. Alhoewel het mijn gewoonte is lege pakjes over mijn schouder te gooien richting achterklep, verzamelde zich ook veel zooi in de footwell, hoeheethet, de voetenruimte voor de passagier naast de bestuurder.

Op 2 januari 2011, ik zat vast vol goede voornemens, maakte ik de inventaris op van de vuilniszak die was gevuld met wat achterbleef onder het dashboard kastje na een aantal ritten:

*        leeg pakje Winston Classic, 19 Zigaretten, € 4,30
*        leeg pakje Winston Classic, 27 sigaretten, € 5,80
*        leeg pakje Winston Classic, 19 sigaretten, € 4,20
*        leeg pakje Winston Classic, 22 sigaretten, € 4,80
*        leeg pakje Camel Filters, 19 Zigaretten., € 4,70
*        leeg pakje Camel Filters, 22 sigaretten € 5,30
*        2 goudkleurige plastic dekseltjes voor kartonnen koffiebekers met ingeprent Dallmayr logo
*        1 witkleurig plastic dekseltjes voor kartonnen koffiebekers, merk Polarcup HSL 80 en opschrift “Hot Contents”
*        2 lege, gedeukte blikjes Go Fast! ® 250 ml energiedrank – “Stronger for longer”
*        1 leeg blik Lo-Carb Monster 500 ml energiedrank – “Unleash the Beast”
*        1 kartonnen koffiebeker, wit, oranje en rood met opgedrukte foto van koffiebonen en “KoffieKracht meter” met merk Deli2go – “UTZ Certified Good inside TM”
*        1 kartonnen koffiebeker, blauw en wit,met merk LavAzza – “Express yourself. Caution: Contents are hot / Attention: Boisson Chaude”
*        1 kartonnen koffiebeker, bruin, wit en blauw met opgedrukte tekening van koffieplukkers en koffiedrinkers met ober – “Entdecken Sie Dallmayr Spitzenqualitt, seit 1700 in München / Discover Dallmayr premium quality, since 1700 in Munich.”
*        1 kartonnen koffiebeker, rood en wit met opgedrukte Kersttekening: rendieren, dennebomen, sneeuwkristallen, merk Wild Bean Cafe TM met opschrift “UTZ Certified Good Inside” en de waarschuwing met symbool van dampend bekertje “Heet / Heiss / Chaud / Hot /Goracy / in het Russisch. 
*        1 Snickers 2 pack snackreepwikkel 2 x 40 g – tenminste houdbaar tot 16-06-11, 202 kcal per stuk. Fabriek: Mars Nederland BV, Veghel (NL)
*        2 Corny Free Choco wikkel – 65 kcal pro Riegel. Fabriek: Schwartauer Werke, Bad Schwartau (DE)
*        1 bananenschil met sticker “FairTrade, Max Havelaar FLO-ID 5138”
*        1 afgescheurd hoekje van een verpakking blauwe Fisherman Friend Original 
*        1 lege PET fles 0.5l., merk Pinar, Dogal Mineralli Su / Natural Mineral Water, gebotteld in Sakarya, Turkije, THT 19/08/11, met sporen van hervulling met kraanwater
*        1 lege PET fles 0.5l., merk Chaudfontaine, Thermale bron, Bruisend natuurlijk mineraalwater, gebotteld in Chaudfontaine, België door Coca-Cola Enterprises, THT 30NOV10, gevuld geweest met kraanwater uit Wiesbaden (DE), Haren (NL) of Soest (NL). De beide laatste plaatsnamen komen ook voor in Duitsland maar de bestuurder is hier nooit aangetroffen
*        1 halflege PET fles 0.75l., merk Spa Reine, Natuurlijk mineraalwater, gebotteld door Spa Monopole NV, Spa, België
*        1 kartonnen parkeerticket van Q Park Lilien-Carré (Wiesbaden) nr. 956050 met op de achterkant reclame voor het reataurant van IKEA Wallau, Ein: 14.12.10, 09:38:25, Bezahlt: 14.12.10, 20:26:18
*        1 kartonnen parkeerticket van Q Park Lilien-Carré (Wiesbaden) nr. 321335, Ein: 16.12.10, 14:26:56, Bezahlt: onleesbaar door waterschade
*        1 kartonnen parkeerticket van Q Park Lilien-Carré (Wiesbaden) nr. 964313, Ein: 23.12.10, 09:29:44, Bezahlt 23.12.10, 23.12.10, 18:18:32
*        1 papieren parkeerticket van TMC Taxameter Centrale B.V., nr. 2211, parkeertijd eindigt VR15:05 24/12/10, € 0,70
*        1 papieren parkeerticket van TMC Taxameter Centrale B.V., , Groningen, nr. 2097, parkeertijd eindigt 04, 16:11, 30/12/10 , € 2,00
*        1 papieren parkeerticket van TMC Taxameter Centrale B.V., , Groningen, nr. 2097, parkeertijd eindigt 01, 17:04, 27/12/10 , € 2,00
*        1 Lebara ® Mobile Prepaid opwaardeerbon van € 10,00, serienummer 18212445, uitgifte: 29-12-2010, 21:46 u bij Esso Amersfoort, terminal: 01077511, Verkoper: 2358
*        1 Lebara ® Mobile Prepaid opwaardeerbon van € 10,00, serienummer 0006001101546881, uitgifte 22-12-10, 22:58:46 bij Esso Station Michael Leimer, Bundessonderstr.-Westseite 65191, Tel. 0611-551762,Termijnal 28691328, Bediener ID: weer een reeks cijfers plus een Super Code met nog meer cijfers waarmee op www.e-va.com“ein tolles Produkt”kan worden uitgezocht. Jaja.
*        1 Lebara ® Mobile Prepaid opwaardeerbon van € 20,00, serienummer 0000001101565128, uitgifte op hetzelfde adres en zelfde terminal op 13.12.10, 22:52:04
*        1 Lebara ® Mobile Prepaid opwaardeerbon van € 20,00, serienummer 000000110567670, weer op dezelfde terminal uitgegeven op 20.12.10, 21:42:20
*        1 Lebara ® Mobile Prepaid opwaardeerbon van € 10,00, serienummer 0000001101546457 op dezelfde terminal uitgegeven op 18.12.10, 21:39:27
*        1 Lebara ® Mobile Prepaid opwaardeerbon van € 10,00 van een ander afgiftepunt: GPRS Terminal Alphyra Benelux, Term.nr. 28690518, in Nederland, op 12.12.10, 08:08:00
*        1 langwerpige papieren broodzak van bakkerij Kemps waar 2 Seelen in zaten – “Tütenweise Leckerbissen / Jeden Tag neu genissen”
 
Zo, opgeruimd staat netjes, en u weet nu vrij precies wat ik deed in december 2010.

 

Rumi – The Chalice / De Kelk / La Calice

The Prayer of the Chalice
Father, to Thee I raise my whole being,
– a vessel emptied of self. Accept, Lord,
this my emptiness, and so fill me with
Thyself – Thy Light, Thy Love, Thy
Life – that these Thy precious Gifts
may radiate through me and over-
flow the chalice of my heart into
the hearts of all with whom I
come in contact this day
revealing unto them
the beauty of
Thy Joy
and
Wholeness
and
the
serenity
of Thy Peace
which nothing can destroy
Rumi.
Het gebed van de Kelk
Vader, tot U hef ik mijn hele wezen,
– een ruim gelost van ego. Accepteer, Heer
dit, mijn leegte, en vul mij met
Uzelf – Uw Licht, Uw Liefde, Uw
Leven – dat Uwe kostbare Gaven
mogen uitstralen door mij en de kelk
van mijn hart laten overstromen in
de harten van allen met wie ik
in contact kom op deze dag
aan hen onthullend
de schoonheid van
uw Vreugde
en de
Eenheid
en
de
sereniteit
van Uw Vrede
die niet kapot te krijgen is.

La prière du Calice
Père, à toi que je lève mon être tout entier,
– tunir dechargé d’un ego . Veuillez agréer, Seigneur
ce, mon vide , et me remplir de
Toi-même – Ta Lumière, Ton Amour, Votre
Vie – ce que vos Dons précieux
rayonnent à travers moi et peut le calice
de mon cœur à débordement dans
les cœurs de tous ceux avec qui je
entrer en contact ce jour-là
leur révélant
la beauté de
Votre Joie
et l’
Unité
et
la
sérénité
de Ta Paix
qui est indestructible

  • Opmerkingen:
– Thee / Thy = U / Uw in ouderwetse, eerbiedige vorm. Eigenlijk is het ‘Gij’ in het Nederlands. Met ‘Uwe’heb ik dat benadert, verder de moderne U-vorm aangehouden. Translation to English : unknown
– Een ‘vessel’ is zowel een vaartuig als een vat. Ik heb het beeld van een scheepsruim genomen, als ruimte die geleegd (gelost, verlost…) en gevuld kan worden.
Vertaling naar het Engels : onbekend.

Traduction a anglais : unconnu
Vertaling naar het Nederlands en Frans : I. P. Fisher (i.s.m. Google :-))
Translation to Dutch and French : I.P. Fisher (and Google :-))
Traduction a Neerlandais et Français : I.P. Fisher (et Google :-))

13th Street (I – City Cops)

brickwalled alley by night
dumpsters  spilling garbage along the sides
a cab or pow-lice car
pulls up
red flashing taillights
on wet tarmac

zoom in to the garbage
a rat scuddles away
from the outstretched arm
of a fresh corpse


             Music starts, titles roll
“Number 22 on this shift”
“one shot – no prints”
“maybe we’ll find a witness
but it’s a long shot”


IP Fisher
May 4th, 2012

Voetbal en winterbanden

Wilders twittert weer eens wat en vergat naar de kapper te gaan
zijn haar groeit grijs uit
Den Haag (eind november 2011 – autumn going on winter)
de enige plek in Nederland die eruit ziet zoals we vroeger dachten dat het er in 2000 uit zou zien:
vier-hoge fly-overs van wegen die door gebouwen lijken te gaan en veel slank spiegelende gebouwen
een spoorlijn in metalen netkous waar de tram pas na miljoenen sneller dan stapvoets doorheen kon rijden terwijl dit gebouw voor tweederde leeg staat
dat hadden we toen niet voorzien

fascisme was iets van een paar boerenpummels die achter Glimmerveen aanliepen

geen partij die de dienst uitmaakt
en terwijl toen een andere boerenpummel – Teus van Ginkel – de held van het dorp werd door ‘m op zijn bek te slaan zou ik nu om deze zin al kunnen worden aangeklaagd voor smaad, bedreiging en demonisering van
het slechtst gekapte product van de democratische klucht in het land waar over de blanke top der kruinen
wel veel wind wordt gemaakt maar geen hoge bomen boven het maaiveld uitkomen



hoe dunner de draad
hoe groter de knoop
mensen in gelukkige ontevredenheid
slaap en mist in de ochtendspits
de vogels moeten harder zingen om elkaar te vinden
smetvlees voor het koelvak
zie je aan me hoe ik aan je denk ik denk het niet
je zwijgt me
ik hou van jou als de muis van de kaas
ik hou van jou als de kat die van huis gaat
in het donker
hij heeft bruine schoenen aan onder zijn pak
zij heeft een bol voorhoofd en een nieuw mobieltje
ik zit stil voor een scherm en typ cijfers en letters
dat is werk
ik zit stil voor een scherm met pratende hoofden en moorden
dat is vrije tijd
altijd net als iedereen
al is het gesprek van de dag
de situatie thuis
alles goed met vrouw en kinderen
voetbal en winterbanden
Er waart een spook door Europa
en buiten waait de crisis

I.P. Fisher
(maakte ook de foto’s)

M’n Loon / Pay Me – Tom Waits (Bad As Me) vertaling

Pay Me

They pay me not to come home
Keeping me stoned
I won’t run away
They say it’s easy to get
Stuck in this town
Just like Joan      

You know I gave it all up for the stage
They fill my cup up in a cage
It’s nobody’s business but mine when I’m low      
To hold yourself up is not a crime here you know

At the end of the world

And I kick my foot at the lights
I breathe it in all night

There’s a light on a canvas tree
And money from home supporting me
They pay me not to come home

I won’t eat crow
I’ll stay away
And though all roads will not lead you home my girl
All roads lead to the end of the world
I sewed a little luck up in the hem of my gown
The only way down from the gallows is to swing
And I’ll wear boots instead of high heels
And the next stage that I’m on it will have wheels

   Tom Waits, CD Bad As Me (okt 2011)

Het ziet er niet uit zoals ik wilde maar de mogelijkheden van Blogger, of (ahum, rochel rochel) mijn eigen vaardigheden ermee zijn ontoereikend.
Niet elke nieuwe plaat verdient veel aandacht en ook niet elke tekst van Tom Waits is het vertalen waard. Maar dit is de moeite waard…

I.P. Fisher
20NOV2011



Als je in het nu leeft ben je dood

Als je in het nu leeft ben je dood
Kunstwerk van voetkoffers en gedicht,
Martini Ziekenhuis, Groningen (*)

… en ergens ben ik het er ook mee eens dat je Nu moet leven, “in het moment”, en dat iedereen even de tijd, nee, het Nu moet nemen om geconcentreerd te gaan luisteren naar de nieuwe cd’s van Spinvis en Tom Waits – bij voorbeeld. Maar daar ga je al, muziek, alle podiumkunsten, bestaan alleen in de tijd.

Aan de oevers van de tijd,

vertaalde Erik de Jong in een Spinvislied op zijn verleden CD. En daar moeten we het maar mee doen, meer is niet mogelijk Een gebouw, een foto, een landschap komt dichter bij de vastlegging van het nu… en dan nog: de foto eist belichtingstijd, het gebouw onderhoud, het landschap een wolk die overdrijft en het kantelende licht van de zon die onherroepelijk opkomt en weer ondergaat terwijl de boer… zijn beide zegeningen telt.

Onderwijl

stroomt het water onder de brug door, en niet alleen het water. Ook zonder druk is alles vloeibaar en is dat Alles in elk moment uniek en kunnen we maar één kant op, immer gerade aus. Zonder een volgende stap, zonder een volgende harteklop, zijn we hardstikke dood.
Stilstand is achteruitgang – was het maar waar! Even een time out, tikkie terug, Undo en weer verder, verbeterd…. maar… is dat wel beter? Je kan niet van die mooie zonsondergang genieten zonder mee te maken hoe je daar, op dat moment, met die persoon bent gekomen en zonder er in een ander moment profijt van te hebben, in de vorm van ervaring, herinnering, groei…

En vanuit dat oogpunt is het “leven in het nu” een waardeloos advies, een modieuze stoplap uit de koker van navelstaarders. Ik weet, het zal wel goed bedoeld zijn, tegen het jachtige en oppervlakkige leven zonder reflectie…zeker in deze tijden van telefoon en stoomboot en zo meer, maar er schuilt ook een oproep tot bewuste domheid in. Het verleden is er niet voor niks, de toekomst ook niet, en we leven altijd, op elk moment, met één been in beide toestanden (en met hoeveel benen zijn nu helemaal gezegend?). Zonder de vorige stap stonden we niet hier en kunnen we ook de volgende stap niet zetten.

Goed, je bent een engel en kan vliegen. Het klinkt misschien raar maar ook dat…begint met babystapjes. Alleen een steen leeft in het nu en verbrokkelt zonder bewustzijn. Zelfs microben reageren op hun omgeving en we kunnen een voorbeeld nemen aan de bomen – dat we niet rond hoeven te rennen om bij te leren, sterker nog

Groei is niet gelegen in beweging,
vooruitgang zit niet in verplaatsen.
groei is de plek die je bent vergroten
De hoogte in en in de breedte, rondom
de wereld elk jaar weer een beetje weidser
zien – zijn – worden – blijven


I.P. Palescue
13nov2011
 
(*) de tekst naast de koffervoeten  tussen de roltrappen in het Martini:
Onderwijl, gaat het maar door,
                wat ik ook wel
                of niet doe
Onderwijl, gaat snel
                  links, rechts, achter, voor,
                  waar ik stilsta
                  doet er niet toe
                 en
Onderwijl, laat ik na
                 te zijn
                 in het moment.
                                                                                             Linda Keuris

Songster Seasick Steve: Rock, blues en ballen

Hobos are people who move around looking for work, tramps are people who move around but don’t look for work, and bums are people who don’t move and don’t work. I’ve been all three.[i]

“Ik was vier jaar oud toen mijn ouders uit elkaar gingen. Toen ik zeven was nam moeder een stiefvader in huis. Die ging ook weg, naar de oorlog, in Korea. Als kok. Toen hij terug kwam vond hij zichzelf héééle flinke jongen, die iedereen in elkaar kon slaan. Bij voorkeur mij. Zo was ik een keer in mijn kamer, ik was toen ongeveer dertien, en hij vond dat ik iets verkeerd had gedaan, ik weet niet meer wat. Hij kwam naar boven en duwde mij door het raam – wat gesloten was… Dus ik lag daar in de tuin tussen het glas in het gras en dacht maar één ding: ik maak die klootzak dood.
Dus de volgende dag is hij van huis en ga ik naar de slaapkamer van mijn ouders. Ik weet waar zijn pistool ligt: in de één, twee, drie, vierde la van boven, tussen de sokken. Ik pakte het en wachtte hem op…en terwijl ik daar zat te wachten, kreeg ik een openbaring. Ik hoorde een stem, en die zei: Steve, je kan hem nou wel kapot maken, maar daar schiet je niks mee op. Dus ik pakte een tas met spullen en ging op weg[ii].”
Onderweg doet hij hier en daar los werk, leeft op straat en speelt er naast zijn hoed voor muntgeld. En die instelling heeft ‘ie nog steeds. Vraagje: denk je dat deze man, Steven Gene Wold, dan klassiek viool speelt? Waarom niet? Waarschijnlijker is dat ‘ie blues speelt op een oude gitaar met drie snaren – en dat is dan ook het geval.

Magic Mojo: The Three-String Trance Wonder

Ik hoorde voor het eerst van Seasick Steve op een vrijdag. Het was weer een klotedag. Gelukkig had ik die avond mijn favoriete antidepressivum, het tv-programma TopGear. Het was een oude aflevering[iii] maar ik kende hem niet en lag na een kwartier onder tafel van het lachen en heb er nu nog lol van, dankzij de studiogast die een ronde rijdt in een redelijk geprijsde auto: een oudere man met een lange baard onder de kin, in werkschoenen en tuinbroek, met een John Deere petje boven olijke ogen. John Deere maakt vooral tractors en Steve (Chevrolet 1951), zei niet zozeer iets met het boeren te hebben, maar wel gek te zijn op het ploegen. Lekker voren in de aarde trekken, een echte hillbilly. Hij had iets bij zich, een soort gitaar. Een bezemsteel met snaren, twee wieldoppen als klankkast. “Het beste wat je kan doen met een Morris Minor” vond interviewer/presentator Jeremy Clarkson. Of hij een aardige tijd reed op het circuit weet ik niet, want ik zat al op internet.

Ik dacht dat hij het instrument als curiosum had meegenomen, speciaal voor het autoprogramma, maar het is één van de instrumenten die hij dagelijks gebruikt. Naast The Morris Minor Guitar speelt Seasick Steve op de Diddly Bow, een balkje met één snaar, waarschijnlijk ontwikkeld uit een Westafrikaans instrument en door de slaven in Noord Amerika geintroduceerd, dus een perfect vehikel voor de oer-blues. Het valt niet mee, een plank te laten swingen, maar het lukt hem. De withuidige Seasick Steve bespeelt ‘m met een metalen kokertje als bottleneck om zijn vinger – als een slide guitar – en perst er een geweldig opzwepend geluid uit.

Maak ’n Diddly Bo en speel Bo Diddley

Een derde gitaar van hem oogt redelijk normaal, maar afgeragd en met de verkeerde snaren op de verkeerde plaatsen. Het noemt zijn lieveling The Three-String Trance Wonder, een begeesterde gitaar:
“I got it from Sherman, who is a friend of mine down in Mississippi, who had bought it down at a goodwill store. When we were down there last time he says to me, ‘I didn’t tell you when you bought it off me, but that guitar used to be haunted’. I say, ‘What are you talking about, Sherman?’. He says, ‘There’s 50 solid citizens here in Como who’ll tell you this guitar is haunted. It’s the darnedest thing – we’d leave it over in the potato barn and we’d come back in and it would be moved. You’d put it down somewhere and the next morning you’d come back and it would have moved. When you took that guitar the ghost in the barn left’. He told me this not very long ago and I said to him, ‘Sherman! Why didn’t you tell me this before?’ and he said, ‘Well the ghost was gone – I didn’t want it around here no more!’” [iv]
Voor ritmische begeleiding heeft Steve The Mississippi Beat Box[v], een houten kistje waar hij de maat op meestampt. Dat zou genoeg zijn, maar meestal treedt hij op als duo, met een hyperactieve houthakker achter het drumstel wat is aangevuld met een authentiek gietijzeren koekenpan. John Paul Jones begeleidt hem tegenwoordig ook soms. JPJ was in een vorig leven lid van Led Zeppelin (met ook zo’n geweldige drummer) en is, voor zover ik weet, de enige bassist met een slide-bass. Hij speelt ook mee op de laatste CD, You Can’t Teach An Old Dog New Tricks. Zijn jongste zoon, met kortere baard, speelt tijdens optredens wasbord en aanvullende percussie en treedt anders op als Steve’s guitar-tech, hij reikt dus de juiste gitaarvorm aan voor het volgende nummer.


Stukje bio
Seasick Steve werd in 1941 of ’42 in Californië, USA geboren als Steven Gene Wold. Ergens in de jaren 50 springt hij op de trein en doet los werk tot in de zeventiger jaren. Hij treedt al vroeg op als muzikant en heeft ook bekende kennissen. Zo zeggen in de jaren 60 Janis Joplin en Joni Mitchell hem gedag op straat en doet Kurt Cobain dat in het Seattle van de late jaren 80.
In de jaren 90 werkt Steve ook binnen, als studiotechnicus. Op een gegeven moment gaat Steve naar Europa en is straatartiest in de Parijse metro.
Na tientallen verhuizingen vestigt hij zich in 2001 min of meer permanent in Noorwegen. Daar neemt hij met The Level Devils (Jo Husmo op bas en drummer Kai Christoffersen) zijn eerste CD op bij Bronzerat Records: Cheap, uit in 2004. Twee jaar later komt zijn eerste solo album uit: Dog House Music.
Leve de BBC. Een optreden bij Jools Holland op Oudejaarsavond 2006 betekent de doorbraak naar een groot publiek voor de man die dan al over de 60 is en in 2007 in Engeland wordt gekozen als Best Breakthrough Act. Hij speelt dat jaar op meer festivals in het Verenigd Koninkrijk dan welke artiest ook.
In 2008 toert hij over de wereld met drummer Dan Magnusson. Ze staan bij voorbeeld op Fuji Rock in Japan, het East Coast Blues & Roots Music Festival in Australië en op Roskilde in Denemarken. In september van dat jaar komt bij het grote Warner label zijn nieuwe CD uit met de geniale titel I Started Out with Nothin and I Still Got Most of It Left.
In 2009: meer optredens en een nieuwe CD, Man From Another Time. Voor de Australische tv grapt Steve dat ‘ie inmiddels een zijn eigen John Deere Model 60 tractor kan kopen.
In 2010 was Seasick Steve te gast in TopGear, waardoor ik hem in 2011 voor het eerst op de Nederlandse televisie kon zien. Hij was toen ook al te gast geweest bij De Wereld Draait Door.
Inmiddels is hij verkast naar het onafhankelijke Nashville label Third Man Records waarop, ook in 2011, You Can’t Teach An Old Dog New Tricks verschijnt.
De Benelux maakt nu ook kennis met Seasick Steve, op het grote podium van Rock Werchter en op het Lowlands Festival in Biddinghuizen. Leve de VPRO. Deze omroep nam dit optreden op en zette het HIER op het web: ruim 1 uur en 3 minuten genieten.
Komende maand, in november, komt Seasick Steve naar Nederland voor een serie optredens – die allemaal al zijn uitverkocht. We zullen het dus moeten doen met YouTube, en vooral de uitzending van VPRO’s 3voor12:
Lage Landen 2011
Twee mannen met baarden. Steve wordt begeleid Dan Magnusson, die zijn drumstel bijna aan gort mept tijdens het concert. Niet alleen de baarden doen denken aan ZZ Top. Bij ZZ Top waren de baarden meer een gimmick, maar ze tappen uit hetzelfde zompige vaatje Mississippi Delta waaruit stuwende blues over harde blauwe noten stroomt….ahum,sorry… Steve blijft zitten op een oude keukenstoel met zijn John Deere petje op, klep naar voren, halfje Jack Daniels onder handbereik, voor een uitzinnig publiek. Terecht, want het is een optreden met tig keer meer energie en drive dan, noem eens wat, die broekies van The Rolling Stones.
Je hoort en voelt dat het authentiek is. Hij is daar geweest, meerijdend op de goederentrein, afgewezen bij de missiepost toen hij om eten en een slaapplek vroeg. Net als John Lee Hooker, de doorleefde kreun met gitaar tot op het bot:
Lord have mercy…
I got ‘im so bad…
I wanna break down and cry.
Met de groove van een trekker die op rooie diesel door het land ploegt.
Energiek als een kudde bizons op hol door de prairie.
Rauw als de whiskey in zijn tuinbroek.
Maar noem hem geen bluesmuzikant, hij ziet zich als song and dance man, net als ruim honderd jaar geleden, toen de term blues nog niet algemeen was en rondreizende muzikanten songsters werden genoemd.
Leve De BBC.
Leve de VPRO.
En Leve Seasick Steve!
Discografie:
·         Cheap (2004)
·         Dog House Music (2006) 
In november naar Nederland. Alles is uitverkocht.

·         Man from Another Time (2009)
·         You Can’t Teach An Old Dog New Tricks (2011)
Playlist: zomaar wat mooie dingen uit de grabbelton
·         Cheap (met The Level Devils)
·         Don’t Know Why She Love Me But She Do (ft. John Paul Jones)
·         You can’t Teach An Old Dog New Tricks (ft. John Paul Jones)
·         Dog House Boogie (de Jools Holland Hootenanny 2006 uitzending)
·         Riedeltje Diddly Bow
·         Save Me (meer diddly bow)
·         Salem Blues (bluepoles edit) (geweldige1shot video)
·         Banjo Song (live bij Jools Holland)
·         Never Go West (live bij Jools Holland)
Never Go West                                                Seasick Steve
It was a cold black night
oh I remember it well
we was riding in the box
lord, it was cold as hell
trying to get over the Hump (that’s the rocky mountains)
before it snowed
my body could freeze to death
and no-one ‘d ever know
you see, we was heading West
just to go South
About this plan, well, I had my doubt
but Slim said het first wanted to stop
out at the Spookaloo (that’s Spokane in Washington)
said he knew a pretty little thing
I think her name was Lou
though I got a bad feelinG
Yeah, we rode into town
we were walking in the street
I knew something wrong
I could feel the heat
up come the police
says welcome to our town
hop in the back seat boys
we’re gonna show you around
Never go West
When you know you should be heading South
and never ever whisper
when you know it’s time to shout
Fourteen days in Spokane city jail
when I got out, Hell, I was ready to sail
the cop said, did you learn your lesson, boy?
I said, I have no doubt
Never go West
When you know you should be heading South
Never go West
When you know you should be heading South
and never ever whisper
when you know it’s time to shout
transscriptie van het Lowlands 2011 optreden, 37’:20”en verder

[i] Seasick Steve: Bringing It All Back Home (BBC Four documentary) Helaas laat de BBC niet toe dat we de film, of zelfs maar de twee gepubliceerde fragmenten buiten het Verenigd Koninkrijk te zien krijgen.
[ii] Seasick Steve vertelt graag verhalen tussen de nummers door. Deze versie vertelde hij, niet helemaal letterlijk, tijdens het optreden op Lowlands 2011.
[iii] die van 3 januari 2010 om precies te zijn. Seasick Steve was de laatste die dit reed in de foeilelijke Daewoo/Chevrolet Lacetti
[iv] http://www.ripitup.com.au/interviews/13634 Deze link naar een Australisch tv programma werkt niet, het interview is dankzij ‘linkrot’ niet meer te zien of te horen.
[v] Het stampkistje is gedecoreerd met een Mississippi nummerplaat “MC33583″, en een stukje tapijt.
IP Fisher
september 2011


Kunst is Shit

…zo is kunst, anders dan het levende leven, nooit hedendaags. Wat je nu ziet is gisteren gemaakt – op zijn vroegst, want het destilleren van een kunstwerkje uit de werkelijkheid kost doorgaans meer tijd.

Duchamp’s pisbak Fontaine (1917)



Moderne kunstenaars spelen met de stilstand die inherent is aan kunst en proberen die [soms] te ontkennen, althans het leven en de tijd op te nemen in de kunst. Nu denk ik opeens aan die wilgetenen hutten die je soms in schooltuinen ziet staan. Meer algemeen: economische en ecologische ontwikkelingen hebben geleid tot technieken waarmee bijna-levende gebouwen worden gemaakt. Ja, architectuur kan ook de voorhoede vormen. Het is niet altijd de schilderkunst of muziek die de klok slaat.



Cloaca (2000): de ‘kakmachien’



Wim Delvoye (verblijf thans gerust enige tijd op zijn website, het is er goed toeven…), een vrolijk-geniale kunstenaar uit België maakt zoiets: levende kunst. Gisteren viel ik met mijn neus in de boter, dat wil zeggen, in het programma Goudvis op de zender Canvas wat een mooie documentaire over en met hem heeft gemaakt, die hier op het web nog is terug te zien.
In de traditie van DaDa, JaJa, Marcel Duchamp (vrede zij ook met hem) maar helemaal Nu, maakte hij bij voorbeeld de machine Cloaca: een serie verbonden vaten met chemicaliën die het menselijk spijsverteringsproces waarheidsgetrouw nabootst. Het eindproduct is levensechte stront. De bolussen worden, gevernist en in polyester gegoten, verkocht. Bij een tentoonstelling in 2000 nog voor 40.000 Belgische Franken, zeg 1.000 euro. Nu zal op veilingen een aantal malen dat bedrag worden geboden gezien zijn grote populariteit, in onder andere het kapitaalkrachtige China.
Uit de NRC van 3 oktober 2000: 
Ambachtelijk: Manzoni’s Merda d’artista n°66, 1961

”Daarmee verwijst de Belgische kunstenaar naar de ready-mades van Marcel Duchamp, maar plaatst hij zich ook in de traditie van Piero Manzoni, de kunstenaar die veertig jaar geleden zijn ingeblikte poep als ‘Merda d’artista verkocht. “Door het vele experimenteren met verschillende conserveringstechnieken kwamen we erachter dat er in Manzoni’s blikken nooit echte stront gezeten kan hebben”, zegt Delvoye.

“Ik wilde Cloaca’s drollen graag in blikjes verkopen,
maar dat bleek onmogelijk. De blikken klapten stuk voor stuk open.”
De Cloaca is zo goed door het machinale, niet alleen de grote boodschap ervan, maar ook door het ontwerp. Hij is ‘mooi’, van zichzelf een installatie. De ingeblikte poep van Manzoni is eigenlijk niet meer dan een flauwe, provocerend bedoelde grap. De readymade van Duchamp is van een geheel andere orde dan de Cloaca. Ook revolutionair en grappig maar het is wat het is, meer niet. Dit ‘werk’ van Duchamp ligt meer in de lijn die later door Fluxus is doorgezet. Wat mij betreft is alleen de machine van Delvoye artistiek een stuk overtuigender dan het faecale werk van Fluxus’ Wim T. Schippers of Joseph Beuys. Hopeloos overschat…echt shit.
IP Fisher
03okt2011

Appeltjes veur het raem

 

Zo’n zonnige zomerdag in een Drents dorpje. Norg.
Zo’n overdekt terras met zo’n oudere man met zo’n vettige pantalon zonder vouw, opgehouden met bretels die vooral de buik in toom houden, met de huid van iemand die leeft op alcohol en halfrauw varkensvlees.
Wij slenterden als geliefden langs en hij gaf ons commentaar op de liefde en het leven, met een tong die niet heel duidelijk viel door dialect en diverse versnaperingen, in een beetje verongelijkte toonzetting, maar spottend-hartelijk.
We antwoordden op wat we dachten te verstaan.
Nee, we komen niet van hier. Ja, we zijn een paar jaar samen. Toen zei hij een aantal keer: De mooiste appeltjes liggen veur het raem, jaja, de mooiste appeltjes liggen veur het raem.
Wij dachten hem te begrijpen, knikten instemmend en zeiden “ja ja – nou nou” terug. De man verhief zich, stommelde het café-billiard binnen en wij liepen verder.
Prachtig – de mooiste appels liggen voor het raam.. .maar wat betekent het? We hadden spijt hem niet gevraagd te hebben wat hij precies bedoelde. We liepen terug. Helaas had meneer zijn zitting op het terras voor vandaag opgeheven.
We dachten aan een betekenis als: de mooiste zaken liggen voor het grijpen, onder je neus – als je ze maar wilt zien. Of: heeft het er misschien mee te maken dat we zichtbaar uit verschillende culturen komen? Dus dat het zou betekenen: het ziet er wel lekker uit wat je van ver haalt, maar je wordt er niet gelukkig mee – dat het onbereikbaar, achter het raam blijft? We hebben het die dag aan verschillende voorbijgangers gevraagd en later ook aan de ons bekende Drenten. Niemand had de uitdrukking ooit gehoord.
Google leek de uitdrukking wel te kennen, maar het streekwoordenboek waar het in voorkomt, is niet duidelijk voor gewone internetsurfers. In het “Woordenboek van de Drentsche Dialecten” door Dr. G.H. Kocks, staat onder het lemma ‘mooi’ de uitdrukking vermeld: “(Meppel) ironisch, versterkend bedoeld.” Okee, maar wat versterkt het?
Ik gokte dat de regionale omroep vast wel eens zendtijd zou besteden aan dergelijke Vragen van Luisteraars. En inderdaad, daar is een streektaaldeskundige: Fré Schreiber. Te zijner attentie stuurde ik een mail: weet u misschien wat deze heer op het Norgse terras bedoelde met zijn uitspraak?
Henk Jan Hector zag het bericht en stuurde het door naar Wiebe Klijnstra, Eindredacteur Varia, die het doorstuurde naar de deskundige die mij terugschreef:

“Moi ,

Letterlijk betekent de uitdrukking: Wie iets te koop aanbiedt, legt het zo voor het winkelraam, dat de beste kant zichtbaar is.
Figuurlijk: Men zorgt er wel voor dat men zichzelf of zijn zaak van de beste kant laat zien.
Want: Zolaank jongelu nog nait traauwd binnen, liggen mooiste appels veur t roam.
Of: Koopmanskaant veur.

Hopelijk heb ik je hiermee geholpen.

groutnis

Fré Schreiber, rtvNoord.”


Zo dus. Dank.
Moi.
Foto: http://zoom.nl/foto/994749/overig/appels.html
I.P. Fisher

Wapenbroeders in de bunker

Wapenbroeders in de bunker

Wat zit er achter, of beter naast het stadion de Esserberg aan de gemeentegrens van Haren? Een grote bunker. En die bunker is het honk voor zowel de Wapenbroeders als een echte, hardcore motorclub, Northcrew.
De ingang van het oudste stadion van Noord Nederland ligt verscholen naast het Shell tankstation op de Rijksstraatweg, honderd meter van de grens met Groningen. Sportpark Stadion Esserberg huisvest  de Groningse rugbyclub, een tennisvereniging en voetbalclub Be Quick 1887. Als je het parkeerterrein oprijdt ligt daar, weer verscholen, een groengeschilderde en rijkelijk begroeide bunker. Op de bunker een schild van de Bond van Wapenbroeders, vóór de bunker een steen met het logo van Veterans MC Northcrew. Wat is dit voor onderkomen?
Brothers in arms / brothers in bikes
Ondergetekende is op zijn achttiende officieel ongeschikt voor militaire dienst verklaard en kon al nooit met brommers overweg, laat staan een motorrijbewijs behalen. Zo kom je deze bunker nooit binnen. Een beetje googlen levert echter wel een inkijkje.
Achter de archaïsche naam Bond van Wapenbroeders zit een veteranenclub, gevestigd in Doorn en met een kleine dertig regionale afdelingen. Misschien doet de naam enger aan dan de werkelijkheid is. De website wordt op dit moment verbouwd door een kersverse webmaster wiens pasfoto niet het minste wantrouwen oproept. De inhoud bevat ook geen verwijzingen naar de IJzerbedevaart of oproepen aan leden om zich Op Het Ergste Voor te Bereiden met verwijzing naar de webshop voor overlevingspakketten, wapens (z.g.a.n.) en ammunitie.
Gewoon een gezellige club. Veteranencafe Wapenbroeders Groningen is elke zaterdagmiddag open voor leden, maar ook niet-leden (mits veteraan of oud-militair) zijn welkom. Daarnaast is er twee keer per maand “soos”, en iedere eerste en derde dinsdag van de maand kaartochtend. En wat doen we op soos? ”Een praatje en Kaartje, Biljarten en Darten en [sic!] Schieten.”
Voor (ex-) militair personeel uit Noord Nederland, dat daarnaast motorfiets rijdt is er dus ook Northcrew, na First in Brabant en Deep South  in Limburg het derde chapter van Veterans MC Netherlands. (Vraagt u zich ook af waarom de verdedigers van het oranje-blanje-bleu, zich zo Engelstalig afficheren? )
Volgens de website is de Motorclub  een vastberaden groep mannen welke oftewel actief militair zijn danwel veteraan. De leden houden vast aan de broederschap en kameraadschap die ze hebben leren kennen in het leger, of ze nog steeds dienen of inmiddels een nieuwe carrière zijn begonnen in de burgermaatschappij. Indien je gediend hebt in een oorlogsgebied en geaccepteerd word door de leden in de club kun je lid worden..”
Net als bij andere hardcore motorclubs, wordt je eerst Prospect, of kandidaatslid en als je je bewezen hebt, full member. Zo gaat het ook bij Hells’s Angels, één van de Councils waarmee de Veterans gelieerd zijn. De club associeert zich ook met andere, die prachtige namen dragen als Black Sheep of Demons, alle met colours – de op de brede rug van het lederen motorjack gestikte emblemen – die lijken op wat we kennen van de Hell’s Angels. Uit de website blijkt overigens ook dat er contacten zijn met de Satudarah club, waarmee ’s werelds meest bekende MC al dan niet “een dingetje heeft”. Belangrijker lijkt echter het contact met andere clubs van oud-strijder-rijders in Engeland, België en Scandinavië.
De combinatie Brothers in arms / brothers on bikes, van wapenbroeders  en motorbuddies, is niet zo vreemd. De eerste van dit soort clubs zijn ontstaan uit veteranen uit de Tweede Wereldoorlog die op hun Liberators de wind in hun haar wilden blijven voelen. De beweging groeide in de USA vooral sterk door Vietnam veteranen. Het is een bekend verhaal. “Onze jongens” komen terug uit de oorlog met een puinhoop in hun kop, kunnen hun draai niet vinden in de burgermaatschappij en missen de actie, de spanning, de kameraadschap – precies waar het ook om te doen is bij de motorclub.
De 608
Het honk van de Bond en de MC, die bunker hier, was een Duitse commandopost. Voor de fijnproevers: een ‘Type 608 Bataillons-, Abteilungs oder Regiments Gefechtsstand (eingeschossig)’. Daarvan zijn er in Nederland 15 gebouwd, o.a. aan de Badhuisweg in Den Haag. De bunker in Den Haag was de centrale commandopost  van 13 bunkers voor de verdediging van Scheveningen. Het ontwerp is van 1942, bevat 885m3 beton, en is aan de buitenkant 14 x 15,1 meter. De binnenruimtes zijn door de 2,5 meter dikke muren een stuk kleiner. Na de oorlog is er in 1964 een stuk aangebouwd en door de BB gebruikt.
Bij een invalweg naar Utrecht stond er net zo één, die is onlangs met veel geweld gesloopt om de autoweg ruimte te kunnen geven. Vanuit een zelfde type bunker werd leiding gegeven aan de Duitse grondtroepen bij de Slag om Delfzijl, waarmee in Nederland een eind kwam aan de Tweede Wereldoorlog.
In Haren zijn er drie van de vijftien “608” bunkers. Behalve die bij De Esserberg, zijn er ook soortgelijke bunkers bij het station en aan de Scharlakenweg. Op het fortificatieforum wordt gemeld dat het exemplaar aan de Rijksstraatweg geen gevechtsfunctie had maar een bestuurlijke: “In Haren waren een aantal hoge bestuurlijke militairen onder gebracht. Ze waren gehuisvest in de drie grote villa’s voor de bunker aan de Rijksstraatweg. Om het geheel heen waren prikkeldraad versperringen aangelegd.”  Aldus Sipke de Wind uit Leek die eventueel een plattegrond kan leveren en “luchtfoto’s van de stellingen rondom de bunker (…) aan het eind van de oorlog. Er waren toen diverse verdedigingsmaatregelen genomen op oa de Esserberg.”
Voor zover mij bekend kent de wapenbroedersbond onder haar leden geen oorspronkelijke bewoners van de bunker. Het is mij evenmin bekend of leden van de Northcrew deel uitmaken van de verdediging van BeQuick 1887.
O, en dat houten bankje voor de bunker? Dat moet gebouwd zijn door leden van de Bond en/of MC die hebben gediend in Wezep op de Veluwe. Daar, in de Prinses Margriet kazerne, ‘woont’ de 103 Constructie Compagnie van de Genietroepen, in 2009 bekend geworden met een oefening waarbij Fort Sabina (bij Willemstad, aan de A59, niet op de Antillen) vrij werd gemaakt van grootschalig onkruid.

I.P.Fisher

IP-Fisher

code-120x83

Black Duck
It could have been me
But it ain’t
http://techtransfer.byu.edu/?products=ip-fisher#:

Potential users of IP-Fisher include:

  • Lawyers
  • Merger & Acquisition specialists
  • Venture Capitalists
  • Universities that license software
  • Companies that sell source code software
  • Companies that buy source code software
  • Any merger candidate for Buy or Sell

The Product

Differences between the Invention and the prior art:
From the description at the Black Duck web site, it seems that they compare small parts of the source code to find potentially matching code. The IP Fisher approach uses broader statistics and abstractions of the entire piece of code to measure similarity

Ik slaap dus ik woon dus ik besta

Sinds tamelijk onlangs ben ik aan het wonen na een tijd op verschillende adressen, ja, ook gewoon gewoond te hebben. Thuis, daar woon je. ’t Huis, de woning – een machine om in te wonen. Maar wat doe je daar? De werkende mens doet er weinig meer dan slapen en eten. Dat kan ook elders. Alles kan altijd anders, en ergens anders. Dat is het vermoeiende van het leven, maar dat terzijde. Wat is wonen? Wonen is min of meer permanent ergens eigen onderdak hebben. Het primaire element van wonen is dus een dak, en muren – beschutting tegen de elementen en andere mensen. En dan? De vijf functies van het wonen, lees ik, zijn:
“- Eten (keuken en eetruimte)” – Benodigdheden: koelkast, voorraadkast, fornuis. Vuur. Essentieel is hier brandstof, de energievoorziening – of het nu gas of elektra is of je eigen setje zonnepanelen.
De keuken is de plek om eten te bereiden, niet direct de plaats waar je ook eet. Nu ben ik niet de enige die staande aan het aanrecht ontbijt, maar dat is, dunkt me, geen volledige invulling van de functie Eten. Het aanrecht is overigens ook een essentieel onderdeel van een keuken, en ook een bron voor de schoonmaakroute. Zo komen we op de functie:
“- Verzorging (sanitaire ruimten)” – schoonmaken is een belangrijke functie die bij elke activiteit terugkomt, behalve misschien lezen. De meeste tijd bij elke klus gaat zitten in opruimen en schoonmaken. Ingrediënten, gereedschap, de gebruikte ruimtes, kleren– alles moet eerst worden geordend, dan gebruikt en tenslotte worden schoongemaakt en opgeruimd.
De “sanitaire ruimten” of “natte groep” betreffen vooral de verzorging van de bewoner op de wc en in de badkamer. De woning zelf moet ook worden bijgehouden. En het belangrijkste schoonmaakmiddel is water, het essentiële onderdeel hier. De Kraan. Een wasmachine zou wel handig zijn, maar je kunt natuurlijk ook naar de beek lopen of de wasserette. Onder verzorging versta ik ook kleding en schoeisel. De functionele indeling van een huis gaat hier mank, want het verzorgen van de uiterlijke mens valt volgens Bartjens in de functie
“- Slapen (slaapkamer)” – slapen  doe je in de trein en op je werk. Maar het kan ook thuis. Het liefst in een bed – het volgende essentiële element – maar in principe is elk zacht horizontaal vlak in een warme omgeving met gedempt licht geschikt.
 Als je alle woonfuncties zou uitbesteden (buitenshuis eten dus, naar de wasserette, douchen op de sportclub etcetera) is het  slapen het duurste – tevens meest waardevolle – element. Niemand wil echt permanent op een bankje in het park of verscholen onder een plastic zeil in het bos leven. En zo kom ik op een functie die niet in het rijtje staat.
Ergens wonen is een belangrijk onderdeel van je identiteit. De vraag ‘Waar woon je’ is een deelvraag van “Wie ben je?” – vooral als de vraag gesteld wordt door één onzer Instanties. Een staatsgerelateerde instelling, een bank of verzekeringsmaatschappij in Nederland neemt geen ander antwoord voor lief dan het adres waarop je staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie. Vraag het die zwerver maar, een functionerend postadres is een waardevol iets, vaak de eerste stap uit het zwervend bestaan. Sorry, maar zonder adres en Burger Service Nummer besta je niet en ben je in een nog lastiger parket beland dan “gewoon” illegaal zijn. Niet alleen ‘zonder vaste woon of verblijfplaats’, maar feitelijk rechteloos, al zal niet elke jurist dat beamen.
Zo wordt de slaapkamer de crux van het wonen, ook omdat hier, onder je dekbed, het beschutte ‘onderdak’ zijn het meest voelbaar, is. Bovendien is er nog een andere, verzorgende, functie waarin de slaapkamer een cruciale rol heeft. De slaapkamer is doorgaans gelieerd aan onze garderobe maar de slaapkamer is hopelijk ook de plek waar je in slaap valt en ontwaakt met je Lief, en de plek waar je uiteindelijk het meest de Liefde bedrijft…waarna je pas echt kan
“- Relaxen (woonkamer, tuin, terras)” – In de woonkamer wonen we dus eigenlijk, maar dan zou de functie van wonen alleen “effe zitte” zijn…volgens mij lopen we er vooral doorheen, onderweg naar iets anders, maar dat is niet ontspannend. En iedereen met een tuin weet dat het daar heel ontspannend, maar evenzogoed hard werken is.
In de woonkamer wordt ook bezoek ontvangen, in ‘de mooie kamer’ op de beletage worden de meest gewichtige en luchtige gesprekken gevoerd, veel minder aan de spreekwoordelijke keukentafel. Relaxen? Hmmm… En wat betreft essentiële elementen… de zitelementen,  of toch de laptop en/of tv? Het raam naar buiten: uitzien op de straat. Ja, dat is het. Communicatie is hier het essentiële element, inclusief de internetaansluiting die niet aan een bepaalde ruimte is gebonden. De woonkamer is de interface tussen de privé wereld en de openbare buitenwereld, waarin we
“- Werken (study)”, de studeer- en/of hobbykamer, de bibliotheek. Essentieel element is hier de tafel. Geen eettafel maar werktafel, in de brede zin, tot aan strijkplank. En als ik zeg dat we in de buitenwereld werken is het eerder zo, dat daar het resultaat van ons werk zich materialiseert. Iets te filosofisch verwoord, kort door de bocht? Jammer dan, misschien kom ik er later op terug. Want werken, daar kan ik nog wel een paar woorden meer over kwijt. Alles is werk. Alles wat moet. Wonen is een werkwoord.

I.P. FISHER

Nachtvluchten boven Eelde

Geslepen deuren, daar droom ik van.
Ik zei, ik zeg, dat zeg ik, slaapwandelend in gangen van zijde
– niet nu, maar ooit of nooit – in een pand alleen te paard te bereiken,
een vurig paard, natuurlijk, een gevoelige volbloed die dood valt over een kiezel
als ie niet galoppeert als een tornado over de hoogste bergen
en door de dorre zoutvlakten zonder eind.
In blauw licht,
lila wolken tegen een groene lucht
zie je door kristallen ramen, getint, geplaatst in kozijnen van die Milanese modeontwerper.
Binnen brandt de haard, gezellig
Vreten de vlammen mijn gemoed, zenuwen sissen in de as van verleden geweten.
Moord of droom van beide op dramatische muzak.
Piano. Gigantisch,
de stilte die door de ziel snijdt, het gewicht van het lot, o ja,
de loden dood zit ons op de hielen.
Alleen zonder drama, zonder erfenis of nalatenschap, op geen enkele manier,
dus ook geen gewicht, geen…Alleen
lucht en licht, op alu frame voortgedreven en in wrijvingsvrij staal vormgegeven.
Laat maar vliegen als een heliotropofolische ballon –
naar de maan met mij
naar de maan, met jou.
Zij met mij
op Nachtvluchten boven vliegveld Eelde. Jagers grommen in de wolken.
We zijn rijder en bijrijder op de storm en schieten onder radar zonder demper.
Vuurwerk verblindt via weerkaatsing in de waterplas te Moddergat
waar over de brug in het open land
granaatscherven de groeven ploegen voor rode kool en sloten
door het weiland spiegelend op de singel,
boezemend aan vette klei en palingdroombedrijven
gevestigd in het landgoed met beuken, platanen en bananeblablabladeren
in de serre waar het terracotta terras de familiegeschiedenis oppot op
houtgeschraagde pottenstellages van opkwekend pootgoed.
Welaan, goed welgedaan en welbedankt
voor de bakstenen, dakpannen en liguster boorden om de moestuin, vijverpartij
en roestig ijzer van bedden in de schuur van de smid gesmeten.
Balgend vonken de kolen, waait de wind  aan het rietgedekte huisje vurige tongen toe.
Hans en Grietje vluchten in de hooischuur en nee, dat was niet hun beste idee.
Niet in dit leven.
Eeldense leden van de bereden brandwacht moesten het toezien
vanachter een geopende brug over het kanaal,
gegraven onder heerschappij van Koning Ramses de Vierenzestigste,
dus niet onlangs gemoderniseerd om deze uitdaging om te toveren
tot een succes wat zijn weerga niet had in de donkere dagen rond Allernachten,
op de flanken van het Hert van Bronswoud
in de vallei die vleiende wijngaarden en genezende bronnen herbergt
en verderop een oud stadje rond kasteel De Lucht.
Het lucht op te zeggen, eigenlijk een gehucht
waar de klucht klavertjes vier verspreidt onder de dorpelingen. Ze noemen dat bestuur
of voedselvoorziening voor de arme schapen en schichtige geiten
tussen prikkeldraad en spoorlijn ingesloten op de oevers van de bloedstroom
naar de zonneplas te Mort de Gatte,
in de map van de bovenste plank
van stellingkast 5b, rij A, magazijn III
aldaar aan te treffen in noppenfolie – met handleiding in alle talen van de wereld.
Belastingvrij. Inclusief verlengsnoer, reservenippels, E310 en  glucose.
I.P. Fisher

Nieuw!

Nieuw

Nieuw! Voor het eerst…
Nieuw is leuk, nieuw is vers, nieuw ruikt lekker, nieuw is spannend, en eigenlijk weet je nog niet of je dat wel leuk vindt.
’s Morgens je eerste voetstappen in de verse sneeuw zetten.
En daarmee krijgt het doel al vorm, in het begin ligt het eind al besloten.
De eerste strepen komen terug in de laatste streken.
Zoals je de eerste stap zet, zal je finale verlopen.
Elk project (kunstje, artikel, leven), van korte of langere duur, is als een Japanse kalligrafie: één doorlopende beweging en elke hapering, verslapping van de focus op het eindresultaat, veroorzaakt een weeffout daarin.
Jammer.
Een goed begin is het hele werk.
Een goed begin is het einde.
Nieuw is dit niet. Toch, elke bloesem aan de boom, elke appel en sneeuwvlok is uniek, elke lente, elke zomer en winterdag weer.