Twee gedichten, die niets met de coronacrisis te maken hebben. Alhoewel, misschien toch wel, in de zin dat beide het angstvirus bevatten.
Executie is geschreven naar een droom die ik had waarin ik werd doodgeschoten. Dat was begin december 2019. Het virus was toen net uitgebroken in China. Ik weet nu al niet meer of het toen al in het nieuws was. Volgens mij kwamen Nederlandse media pas in januari met de eerste berichten, maar mijn onderbewuste kan daar natuurlijk op vooruit hebben gelopen.
In ieder geval duurde het pas tot Pasen voordat mijn luie ik de tekst heeft afgemaakt. Aan de vrij summiere herinnering van de droom heb ik inmiddels van alles toegevoegd, eigenlijk alles tussen de eerste en de laatste paar regels.
De tekening is gebaseerd op het beroemde schilderij van Francis Goya: El 3 de mayo en Madrid ofwel Los fusilamientos (De derde mei in Madrid of De executies). De centrale figuur in het gedicht blijft staan, knielt niet zoals de man met de gele broek in het schilderij. Ik heb getwijfeld over een blinddoek, in de tekst althans.
Met de ontplooiing van COVID19 moest ik in ondertussen af en toe denken aan een tekst die ik lang geleden schreef: Volle maan. Dat gedicht is niet gebaseerd op een droom, maar op de realistische paranoia die ontstaat bij elke massa-hysterie, of zo je wilt, bij een uitbraak van het angstvirus. Ik heb het vaak met muziek uitgevoerd maar daar is helaas geen opname van. Het is een fijne tekst om voor te dragen.

Executie (Eindejaar, het wordt weer bijna winter, tijd om te snoeien, uit te dunnen, toppen te kappen, koppen laten rollen) De gevangenis was groot en kaal, een regio uit de natie als eiland aangespoeld op het continent, landmassa ergens tussen Amsterdam en Singapore. Alle kanten op loopt elke richting uit op het zacht zoemen bij hoge hekken met de V van prikkeldraad bekroond. Je bent overal gezien. Iedereen ziet zelf alleen wat je maar wil, met dikke zogenaamde brillen. De keuze is reuze. Het menu staat voorgespiegeld. Alleen in de cel knagen ratten, raad en ziektes aan. Klapwiekende vogels pikken naar ogen. Je dode vader liep naakt door het plafond, hij had twee volle ronde borsten. ‘Mama, mag ik al dood?’ Tegen de muur op de binnenplaats met blote voeten in resten vuile sneeuw kiert in een ooghoek licht weer binnen de horizon. Een nieuwe dag (bevelen in die taal geblaft) breekt af.
Volle maan Een pad kruipt in de nacht over de stad, een bleeklichtend spoor trekt langs bloesems die plots smerig geuren en verliefden doet verkillen van angst, als hij langsgaat Verandert de kroeg in een slagveld, fietsers worden in de gracht gedrukt en auto’s scheppen voetgangers, later water als een dolle soldaat met z’n tank aankomt Al rap zijn de eerste zelfmoorden gepleegd, vetes worden tot de laatste vrucht bijgelegd op de openbare weg. Na ‘n paar uur zitten bereden bendes vast in het centrum door vliegend glas. Regeringstroepen bestrijden de pad die steun geniet van een opstandig staatshoofd, de toestand is onder controle al is alle contact Volledig verbroken. De voorzieningen zijn uitgevallen en elk huis is een muizenhol waar ieder ieder gretig aanvalt voor het doosje gif. In één Maanstonde vergist haat de bevolking tot kadavers, de stad tot ruïne.