Meeuwen verzamelen zich in de lucht die nachtpaars ondergaat in daglicht achter grijze wolken – tientallen, meer dan verwacht, zo ver van zee. Later zie ik vijf meeuwen zwerkbal spelen in een luchtgevecht over voer. Ze komen niet beneden en tellen dus niet mee voor de Nationale Tuinvogeltelling in januari. Ik heb ook geen tuin, maar er is groen rond het gebouw en we wonen beneden. Ik acht me telgerechtigd.
Nog voor de meeuwen worden ’s zomers merels zingend wakker. Nu zie ik er drie rondscharrelen in de achtertuin. Volgens mij altijd dezelfde, net als het stelletje Turkse tortels, opererend vanuit de grote berkenboom op de hoek. Het jaarlijks nestelen leidt maar niet tot meer blijvertjes. Soms koeren ze vanaf de afvoerbuis over ons balkon. Die tellen dus mee. Soms vliegt er ook een houtduif langs en regelmatig doet een zwermpje postduiven een rondje. Alleen de tortels dalen neer.
Dan is er het koppeltje koolmezen, bij de vetbollen in de rozenstruik voor het keukenraam. Met een beetje geluk komt ook de pimpelmees en neemt z’n maatje mee. Deze pluisjes met hun blauwe petjes en zwarte brilletjes zijn favoriet. Ook zien we soms een roodborstje opvlammen in het struweel, als vaste gast met eigen regelmaat.
En dan zijn er nog drie huismussen. Het gekwetter is drastisch afgenomen, voorheen waren er een stuk of tien. Ik gun ze dubbele nestjes en hoop dat de katten zich tot brokjes en blikvoer beperken.
Over het gras aan de voorkant loopt ’s middags de club kauwtjes, ze komen nooit achter. Zeven zijn vandaag aanwezig. In de avondschemering verzamelen alle kauwtjes uit de buurt zich in luid krassende kringen. Honderden zoeken een plek voor de nacht.
In het donker hoor ik nog een treintje ganzen gakkend overkomen. Ze weten niet meer waar ze heen moeten.

Mijn gevederde vrienden uit de buurt geteld in – exact- driehonderd woorden voor het eerste nummer uit 2021 van Veren en Vachten, het blad van Dierenzorg Eemland.
En zo plofte het op de mat in het maartnummer van de 18e jaargang, nr.1:



