“Er is weinig romantisch aan mijn niemandsdorp, of het moest de romantiek zijn van de complete afwezigheid van romantiek.”
– uit: Villa Pouca: kroniek van een dorp – Gerrit Komrij (2008)
Het citaat komt van de eerste pagina van het boek. De eerste zinnen zijn:
Villa Pouca heet mijn dorp. Als ‘geringe nederzetting’ zou je dat kunnen vertalen, als ‘nietige samenklontering’, als een ‘gehucht van niets’. Niemandsdorp noem ik het zelf graag.
In de laatste bladzijden vergelijkt Gerrit Komrij het uitzicht op ‘zijn’ dorp met Het Dodeneiland, het schilderij van Arnold Böcklin, wat hier staat afgebeeld en overigens één van de meest romantische, eigenlijk symbolistische, schilderijen die je kan bedenken.
Toch is het een aanrader. Ik vind het mooi hoe Komrij hier deze uitersten geloofwaardig rond breit en en passant een mysterieuze moord oplost. Mozaïekgewijs nog wel.
Er valt veel over Komrij te zeggen. Een tijd lang las ik alles wat hij schreef. Ik knipte zijn columns uit en ging naar zijn toneelstuk Het chemisch huwelijk. Prachtig vond ik het. In de jaren tachtig kwam hij een keer signeren in de Utrechtse Bijenkorf. Ik ging erheen, nam een getypt gedicht mee van mezelf. Dat was ‘Vox’, denk ik. Ik had rijen mensen verwacht maar er was niemand op de boekenafdeling. Behalve hij, gezeten achter een tafeltje, en ik. Geconfronteerd met een idool…zenuwachtig zocht ik snel het goedkoopste boekje om te laten signeren. Dat was het moment om mummelend het gedicht te overhandigen. Hij wiep er een blik op en zei: “Dankjewel…. leuk.” Vriendelijk, dat wel.
Toen begon hij romans te schrijven die ik nogal teleurstellend vond en verloor ik hem een beetje uit het oog. En toen ging ‘ie opeens dood. Hij was, en is een groot dichter. Geweldig rijmend zelfs, al zag hijzelf het anagram Ik Rijm Erg Rot in zijn naam.
Eigenlijk is de kroniek van Villa Pouca een verzameling anekdotes, columns die eerder verschenen in het NRC Handelsblad. Toch leest het als een roman, en als een gedicht. Sprankelend eenvoudig en toch telkens verrassend. Het zijn observaties over het wezen van een dorp. Daar weet hij best wat zinnigs over te zeggen. En over de dood, een moord, bureaucratie, de kerk en de Anjerrevolutie.
Tja, er valt veel over dorpen, en Komrij, te zeggen. Bij voorbeeld dat hij Gerrit heette, net als Achterberg en Kouwenaar. Conclusie: de grote jongens heten Gerrit.
Vox
Ik houd mijn kaken op elkaar
En heb mijn lippen weggeschoren
Ik heb gevraagd wanneer en waar
En woog daarna je woorden stuk
Voor stuk. Maar lichter nog dan
Postzegels vluchtten ze voor elk
Gewicht. Nooit heb ik één ervan
Hier terug gezien. Ze schijnen,
Zo schreef je, samen te zingen
En spinnenwebben te weven
Maar als je spreekt verdwijnen
Ze in het puntje van je tong.
Ten eerste, mooi stuk. Ten tweede, sorry maar je bedoelt denk ik rond breit in plaats van rond breidt. Ten tweede, weer sorry, vergeet je Rietveld niet, toch ook een grote Gerrit. Oh wacht, dat was geen dichter. Ik zeg niets. Nou ja, die eerste twee puntjes zei ik dan toch even.
LikeLike
bijgebreit
LikeLike
en dankje, ook voor de eerste vraag op Fb want anders had ik dit niet geschreven
LikeLike