Z00 Palescue #28: De Topwolf

Z00 Palescue #28: De Topwolf

Voorpublicatie: een nieuw dier in exact 300 woorden voor het decembernummer van Veren & Vachten

Tijdens de Lockdown zag ik op YouTube een wolf door Soest lopen. Nu zag en hoorde je wel meer rare dingen tijdens de Coronacrisis, maar ook dit jaar zijn er serieuze meldingen van de Wolf in onze omgeving.

Anderhalve eeuw nadat hij in Nederland was uitgeroeid kwam de eerste in 2015 Drenthe weer binnenwandelen. Niet dat er nu hele roedels op de Utrechtse Heuvelrug wonen, in heel Nederland wonen er 35. Het blijven bedreigde dieren, al staan ze bovenaan een voedselketen.

De Wolf spreekt tot de verbeelding maar werkt ook in op de werkelijkheid. Waar hij woont, verandert het ecosysteem. Het steentje dat aan de top van de piramide gaat rollen, veroorzaakt een lawine aan effecten in de natuur. In het Amerikaanse Yellowstone Park (negen keer de Veluwe) wordt dat onderzocht, al zal de Wolf hier moeilijk zoveel ruimte krijgen.

Natuurbeschermers heetten de wederkomst welkom; schapenhouders en boerengezinde politici schoten in de aanval. Maar een doodgeschoten Wolf betekent nog geen vrijlopend schaap. Voordat ze sowieso slachtvee worden, bezwijken er nu vooral veel aan het Blauwtongvirus.

Schapen zijn ook goed te beschermen tegen de Wolf. Daar heeft de mens potige herdershonden voor gefokt en getraind. En ’s nachts kunnen ze achter een elektrische omheining. Bestaande hekken hoeven vaak alleen te worden aangepast. Wat niet helpt, is dat Nederlandse veehouders altijd een bedrag krijgen voor een door de Wolf gedood dier, of er een goed hek stond of niet. Sommige dierenhouders vinden een wolfwerende omheining te veel werk en/of te duur wegens onvoldoende subsidie.

De Wolf is onderwerp van oeroude verhalen en is ook nu nog een krachtig symbool. Talloos zijn de logo’s met de wolf als embleem voor zowel vrijheid en zelfstandigheid als voor familie en groepsgevoel, voor zowel kracht en macht, als voor wijsheid en intelligentie. Zowel moordenaar als leraar.

Z00_Palescue_Topwolf

Illustratie: aquarel, marker, vulpen en crayons

En zo verscheen het in december 2023 in nr.4 van de 18e jaargang. De blauwe lijntjes voor links werken op papier natuurlijk niet. Mede door de typografie vallen ook wat stilistische slordigheden op. En de tekening is wat donker uitgevallen. In bovenstaande versie trouwens ook. In het echt is het rood feller.

Goudhoorntje

Goudhoorntje

Z00 palescue #15

Een dier in – exact- driehonderd woorden voor het herfstnummer van Veren en Vachten, het blad van Dierenzorg Eemland. Dat is de eekhoorn, natuurlijk.

Sinds mijn kindertijd bewaar ik het natuurboek ‘grote en kleine spaarders van moeder natuur[1].’ De eerste spaarder waar je dan aan denkt is het eekhoorntje.

Het Finse woord voor ‘eekhoornpels’ betekent geld. Van eekhoornhaar worden ook penselen gemaakt, speciaal voor bladgoud. Je ziet meteen die nazomerzondagmiddag voor je, even na de regen. Als vloeibaar goud stroomden brede strepen licht door de beukenbomen. De bladeren hadden al kleur. Toen zag je een roodkoperen schicht rond de boom omhoog rennen.

Door de lange pluimstaart herken je het als eekhoorntje. Deze keer geen bedreigd dier hier. Het eekhoorntje is geen eenhoorn, die aanmerkelijk zeldzamer is, een gouden Graal, zogezegd.

Anders dan je zou denken eet een eekhoorn geen eikels. De wetenschappelijke naam ‘Sciurus’ betekent in het Oudgrieks zoveel als ‘het dier in de schaduw van zijn staart.’ Spreek Sciurus uit met Engelse tongval en het wordt ‘squirrel’, wat zijn gedrag mooi klank geeft.

Een eekhoorn op de vlucht verandert telkens van richting. Ook als hij de straat oversteekt. Dat is meestal de laatste vergissing van zo’n eekhoorn. Verder zijn ze best slim. Sociale media staan vol filmpjes van achtertuinen met een hindernisbaan voor eekhoorns.

Zo speels als het lijkt, is de eekhoorn eigenlijk een brave burger. Hij legt nette buffers aan voor magere tijden en gaat elke dag ’s morgens op pad voor de kost. ’s Avonds is hij voor donker thuis. Bij guur winterweer blijft hij liefst de hele dag in zijn nest.

Op jacht naar de kluis met het appeltje voor de dorst rent de eekhoorn in korte sprintjes zijn neus achterna. Geld staat niet op zijn menu. Hij staat bekend als nestrover, maar eieren en jonge vogeltjes eet hij zelden. Wel eekhoorntjesbrood, natuurlijk, en andere paddenstoelen, noten, pitten en bessen. Het soort studentenhaver waar een mens ook goed op rent.


[1] “grote en kleine spaarders van moeder natuur – Een initiatief van Amsterdam-Rotterdam Bank”; (amro bank, inmiddels als hoofdletters in ABN AMRO Bank), Meijers Pers n.v., Amsterdam, 1971. Tekst: prof. dr. Anthonie Stolk. Tekeningen: Peter van Straaten. Gekregen van mijn moeder’s moeder voor mijn zevende verjaardag. N.B.: een andere bank, de duurzame ASN Bank, onderdeel van de Volksbank, gebruikt de eekhoorn tegenwoordig als logo.

En zo ziet het er dan uiteindelijk uit in Veren en Vachten, jaargang 15, nummer3:

Veld Zonder Leeuwerik

Veld Zonder Leeuwerik

300 woorden voor de veldleeuwerik als metafoor voor het grote uitsterven.

Zoo Palescue nr.7 voor het tijdschrift van Stichting Dierenzorg Eemland

Het was zonnig en droog op de grote stille heide. Je hoorde niets dan wind en een krekel. Toen ontsprong plots een klaterende bergbeek van de helderste klanken uit de zon. Ik keek omhoog, zag een donker puntje al zingend de strakblauwe hemel beklimmen. Ongelofelijk. Als je hard schreeuwt vanuit een luchtballon, horen de mensen beneden niets. Maar dat bruine vogeltje daarboven laat moeiteloos de hele vlakte volstromen met muziek.

De Veldleeuwerik was de meest verspreide vogel in de jaren ’70 en is nu gedecimeerd. Op Vliegbasis Soesterberg zijn elk jaar nog een paar honderd nesten. De mens beschermt die, maar toen kwamen de kauwtjes. Als een regiment soldaten marcheerden ze door het gras en vraten de nesten leeg. Het lijkt of het lawaai van vroeger de kauwen verjoeg en de leeuwerik juist beschermde.

De mens denkt, zeker in Nederland, de natuur te regelen maar uiteindelijk roeien we ‘per ongeluk’ dagelijks soorten uit, om zelf ongebreideld uit te kunnen breiden. Veel soorten hadden nog geen naam. Met Rode Lijsten vinken we af: vrijwel alle bekende soorten steenvliegen, afhankelijk van stromend water, zijn verdwenen uit ons land, bijna driekwart van alle soorten dagvlinders en meer dan 80% van alle reptielen.

Een deel van Dierenpark Amersfoort is voor dinosaurussen, uitgestorven voordat de mens bestond. Daar konden we niets aan doen. Bij veel nog levende soorten staat aangegeven dat ze bedreigd zijn in het wild. De biodiversiteit neemt af, heet dat: het leven sterft uit – planten en dieren, te land, ter zee en in de lucht.

Uiteindelijk overleeft het wild alleen in de Zoo. Ik loop met een buggy buiten de kooien en ook wij overleven niet in het wild. Ik vraag me af: voor hoeveel soorten blijft de aarde leefbaar en zijn er dan nog kleinkinderen over om ze te tellen?

Leeuwerik 20180826_02-450

En zo stond het in Veren en Vachten van September 2018 (13e jaargang, nr.3), inclusief de foutieve extra r.

7. Veld zonder Leeuwerik publ. IMG_20181014 klein

Zoo Palescue #5: Haasje Rep

Zoo Palescue #5: Haasje Rep

Het voorjaar is het haastige jaargetijde. Van de ene op de andere dag komen knoppen uit en bloeit de lente.

Als paarden over het schaakbord schieten ze door het weidse land van Arkemheen-Eemland: rechtuit, haakse bocht, rechtuit. Slootje springen doen hazen zonder aanloop. Gewoon, in een streep erop en erover. Zoefzoef kiest het hazepad.

De Haas -Raoul Hynckes (1946)
De Haas – Raoul Hynckes (1946)

Zie die enorme oren boven het gras. Net als zijn ogen kunnen ze 360 graden rond richten. Zie die grote dijen springen in het veld. Konijnen – staartje omhoog – zijn sprinters, maar de haas – staartje omlaag – kan vele kilometers per nacht afleggen.

Je weet nu hoe de hazen lopen. Haastig, natuurlijk, en eigenlijk springen ze meer. Ik zag ze met Pasen, want dan wordt het paren geblazen. En volgens de oude verhalen was op een jaar de voorjaarsgodin Eastra of Ostara te laat gekomen. Om het goed te maken, wilde ze een jong vogeltje redden. Helaas, het was al bezweken aan de nachtvorst. Ze veranderde toen het vogeltje in een haas. Eén dag in het jaar zou hij voortaan eieren leggen. Vandaar.

Het voorjaar: het haastige jaargetijde. Van de ene op de andere nacht wordt in de natuur gezongen, gebouwd en gebloeid. Alle leven knalt eruit, in een vlucht naar voren. Het is vast al bijna te laat. Rennen om erbij te zijn. Bij de tijd, bij de rijpheid, de oogst en de onvermijdelijke dood.

Haas_20180124_editedklein

Haast je langzaam, maart, maar haast je. Want het is “Om te janken zo mooi:”

“Kan iets verser dan het vers is
Kan iets jonger zijn dan jong

Zie hoe de zon een scherpe schaduw trekt
Onder de wijde wilgen
(…)
Kan iets leuker dan het leuk is
Jeugdiger dan jeugdig

Ach ik ben Goddank
Dus nog een keer
Een jonge lente waard”

(uit Maarten van Roozendaal: ‘Mooi’)

Dit is een bijdrage voor het maartnummer 2018 van Veren & Vachten, het tijdschrift van Dierenzorg Eemland.

Veren & Vachten_201803_HaasjeRep_ed

Z00 Palescue #3: De grijze mus

Z00 Palescue #3: De grijze mus

Eerst woonde ik onder het dak en hoorde musjes in de zinken dakgoot:

Tik tik tjiep tjiep

Tiktiktik tjiep tik tjiep

Nu woon ik beneden en de mussen zitten op het dak. Ik zie ze in een wolk naar de heg afdalen, als een vallende struik met wapperende blaadjes in de wind. Na kwetterend overleg fladdert de hele club op naar de dakgoot aan de overkant. Sinds kort weet ik ook dat ze tegen een verticale muur kunnen zitten: muurklevertjes.

Zo’n groepje bestaat meestal uit een stuk of twaalf; als je een mus alleen ziet is het waarschijnlijk geen huismus. En dat de groep graag in de heg zit maakt het geen heggenmus. Het is officieel zelfs geen familie. De heggenmus is anders gebekt, met een dun snaveltje, en een echte zangstem.

De huismus zingt niet, hij tjilpt.  Jan Hanlo maakte er een gedicht van met twintig keer het woordje ‘tjilp’. Eigenlijk zegt ‘ie ‘tjiep.’ Onderling, maar ook in het openbaar, zegt ‘ie ook ‘prrrrrrr’, met een rollende r. Volgens sommigen kan de mus zelfs echt zingen en andere geluiden maken. Een klik-geluid betekent ‘nee’.

Mus: bijna niets, ‘n pluizig bolletje met bruine en witte veertjes. Een grijs petje en bij de mannetjes een zwarte vlek op de borst. Hoe groter de vlek, hoe belangrijker het mannetje. De mus, grijze muis onder de vogels. De huismus is ook een echte huismus – hij blijft zijn hele leven in dezelfde buurt.

Ze heten schichtig te zijn, maar bij het pannenkoekenhuis zitten ze soms gewoon aan tafel op de rand. Tekenaar Peter Vos maakte veel portretten van musjes. Want elk musje is anders, zoals alles in de natuur- elke mens, grasspriet en sneeuwvlok- uniek is.

Je maakt mij niet blij met een dode mus. Het musje is zo leuk en levendig. En nooit alleen.


3. VerenEnVachten_sep2017

Voor editie september 2017 (12e jaargang, nr.3) van Veren & Vachten, Stichting DierenZorg Eemland

Foto: De Huismus, door Bobette (Gon Smiet) 


Musje_Bobette