Z00 Palescue #14: Vlinder Meester Prikkebeen

Z00 Palescue #14: Vlinder Meester Prikkebeen

In het zomernummer van Veren & Vachten, het blad van DierenZorg Eemland, wordt in driehonderd woorden mijn persoonlijke dierentuin aangevuld met de vlinder. Bestaat er een zomerser dier? En: hoe een Frans feuilleton uit 1845 belandt in de teksten van Lennart Nijgh.

De eerste vlinder van dit jaar zag ik langs fladderen op de eerste zonnige dag. Vlinders houden namelijk niet van regen, al leven ze op vloeibaar voedsel, vooral nectar. Zodra zo’n zomervogeltje ergens landt proeft het met vlinderpootjes. Smaakt het, dan gaat de roltong uit als rietje in de ranja.

De Engelse benaming ‘butterfly’ komt in vele versies voor, zoals het Groningse ‘roomzoepers,’ verwijzend naar het volksgeloof dat vlinders vermomde heksen zijn die zuivel stelen. In het woord ‘flinter’ herkennen we de dunne vleugels en het Middeleeuwse ‘vlinderen’ betekent fladderen. Die fladderende vlinder was dus dubbelop.

In het Grieks heet de vlinder Psyche, als de ziel, al is een psycholoog nog geen vlinderkenner. Kenners zoals Meester Prikkebeen noemen de vlinder het Imago, de volwassen levensfase van de zogeheten schubvleugelige insecten, na de gedaanteverwisseling van eitje naar rups die vervelt tot pop.

Zo goed het image van die ontpopte vliegende bloemen is, zo slecht is dat van de rups. Hij vreet het mooiste uit je tuin weg en is soms fysiek irritant, zoals de eikenprocessierups. Rupsje Nooitgenoeg eet de waardplant waarop het als ei is gelegd. Als die plant verdwijnt, verdwijnt ook de vlinder. En dat is massaal gebeurd.

Meer dan de helft van alle Nederlandse vlindersoorten wordt bedreigd. Sinds 1950 is elke generatie mensenkinderen weer met minder vlinders opgegroeid. Toch zijn inmiddels ook enkele ‘verdwenen’ soorten teruggekeerd. Dit zou niet zijn gelukt zonder het realiseren van Natuurnetwerk Nederland en toenemende aandacht van natuurbeheerders. Dat kan ook in het klein. IVN en Vlinders Eemland helpen met waarnemingen, en De Vlinderstichting bij de metamorfose van uw tuin tot vlinderparadijs.

Met die wederopstanding van soorten bevestigt de vlinder zijn imago van nieuw leven. Maar bij al die verschillende levensfasen horen evenzovele dode. Op grafmonumenten zijn dan ook vaak verbeeldingen van vlinders te vinden.

Palescue Vlinder Meester Prikkebeen

Veren & Vachten, juni 2020, 15e jaargang, nr.2

Stripnoot: Gezocht – Primus Prikkebeen

De link in bovenstaand verhaal onder de woorden ‘Meester Prikkebeen’ verwijst naar de site van de Koninklijke Bibliotheek over het eerste Nederlands stripboek. Het origineel van de Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen valt daar integraal te lezen. Het verscheen in 1858 voor het eerst in het Nederlands, met gekuiste Zwitserse tekeningen en J.J.A. Gouverneur als auteur. In de tekening bij mijn verhaal staat zijn naam op de grafsteen.

Ik ken het als kinderboek van ‘bij Oma’. Maar de inmiddels behoorlijk oubollige kinderstrip was oorspronkelijk een Frans feuilleton voor volwassenen over Monsieur Cryptogame. De naam Cryptogame betekent zoveel als ‘verborgen huwelijk.’ Dus, ja het gaat over bigamie, overspel en stoute monniken. Het boek heeft een interessante geschiedenis dus ik zeg: lees het hele verhaal achter die link.

Daar lees ik ook dat Gerrit Komrij in 1980 een hertaalde versie publiceerde onder de titel De zonderlinge avonturen van Primus Prikkebeen. Voor mij was dat nieuw. Ik heb vrijwel alles van Komrij in boekvorm, maar deze titel ontbreekt nog. Mocht iemand een exemplaar over hebben – het staat vanaf heden bij mij op de verlanglijst.

Goed, mijn tekst gaat dus niet over liedje van Boudewijn de Groot wat hieronder te vinden is. De tekst van Lennart Nijgh is prachtig maar heeft slechts heel zijdelings met het verhaal te maken. “Hij prikt de dagen van december op zijn hoed” is de meest directe verwijzing naar het stripfiguur dat vlinders opspeldt.

Nijgh heeft overigens nog een ander personage uit de strip in een lied vereeuwigd, namelijk Zuster Ursula. In het lied, gezongen door Rob de Nijs, neemt ze afscheid van ‘het land van Maas een Waal‘ – wat inderdaad weer een andere gouwe ouwe is van het duo Boudewijn de Groot/Lennart Nijgh, en gaat ze “de vlinders achternaIk zie het hier niet zitten. Ik ga naar Amerika.”

Mijnheer Prikkebeen gaat in de strip inderdaad naar “het echt kapelleland,” maar oorspronkelijk dus om zijn vrouw te ontvluchten.


‘Hij prikt de dagen van december op zijn hoed’
‘De vlinders achterna…Ik zie het hier niet zitten. Ik ga naar Amerika’
van het circus Jeroen Bosch

Z00 Palescue #2: Rekel bij ’t Raboes

Z00 Palescue #2: Rekel bij ’t Raboes

De eerste vos die ik zag was een paard. De tweede getekend door Rien Poortvliet. De eerste moervos of rekel die ik zelf zag lag plat, bewegingloos langs de weg. Pas tientallen jaren later zag ik een levende. Over een rotonde in Lelystad liep hij (of zij) naast de auto. Alert maar onverstoorbaar. Vorige week overreed ik bij Lage Vuursche bijna een vos die overstak.

Streetview Polder

De vos leeft in veel Nederlandse gezegdes. Eén van onze oudste boeken verhaalt “Van den vos Reinaerde“: de schelm die zijn streken niet verliest en de raaf ervan overtuigt dat de druiven zuur zijn. Koning Nobel is de wolf in dat verhaal. Met de komst van het Koninkrijk der Nederlanden is in de negentiende eeuw de laatste wolf in ons land geschoten. De afgelopen jaren wordt hij soms weer gezien. De Kroon heeft hem in 2014 alvast tot beschermde inheemse diersoort uitgeroepen. Maar zolang koning Nobel hier niet resideert, is Reinaert het grootste roofdier in ons land. En mag iedereen met een jachtakte op hem jagen, om de weidevogels te beschermen in de weidsheid van de Grote Melm tot aan ’t Raboes.

In Soest ken ik hem vooral van kennissen die, diep in de bebouwde kom, ’s morgens kapotgebeten pluimvee aantroffen wat haar laatste eitje had gelegd. Ik hoor hem ook vaak benoemd worden als schuldige voor de teruggang van weidevogels. Ik lees dat dit ook met de kwaliteit van de weiden, en kraaien, te maken heeft. Het Eemland is voor grutto’s een wereldwijd top-drie leefgebied.

Dat vossen als hondsdol om zich heen bijten weten we. Dat ze alles eten, graag bramen, maar ook afval, wordt vaak vergeten. Op Soestdijk kennen we trouwens een heuse Jachtvereniging. Die houdt alleen een andere traditie levend: onder hoorngeschal met de meute achter een geurspoor over landgoederen galopperen.

(Afbeelding door R. Schulz (1829-1880) – Collectie Rijksmuseum)

Vos_MarjolRP-P-OB-201.020